ECLI:NL:RBAMS:2023:2666

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
22/2456
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering van een Poolse eiser na zorgvuldige medische beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 7 april 2023, met zaaknummer AMS 22/2456, is het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering ongegrond verklaard. Eiser, afkomstig uit Polen, had zich op 3 augustus 2020 ziekgemeld en ontving een Ziektewetuitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 16 januari 2022, na een zorgvuldige beoordeling door verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiser voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat hij niet fysiek was gezien door een verzekeringsarts. De rechtbank oordeelde echter dat het onderzoek via beeldverbinding voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden.

De rechtbank behandelde ook de stelling van eiser dat er een urenbeperking moest worden aangenomen. Eiser stelde dat hij slechts vier uur per dag kon werken, maar de rechtbank volgde het standpunt van het Uwv dat er geen urenbeperking kon worden aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in zijn rapporten gemotiveerd dat eiser niet voldeed aan de criteria voor een urenbeperking. Daarnaast werd de berekening van het maatmanloon door eiser betwist, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv op basis van de arbeidsovereenkomst en loonspecificaties had gehandeld.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat eiser geen recht had op een ziekengelduitkering, omdat hij meer dan 65% van het maatmaninkomen kon verdienen met de geselecteerde functies. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F. Kuiken, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2456

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Polen, eiser

(gemachtigde: A. Maalsté),
en

de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: J.G. Kramer).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] uit Groesbeek.

Partijen worden hierna eiser, het Uwv en de werkgever genoemd.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering.
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 april 2022 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv deelgenomen. Namens de werkgever is niemand verschenen.
Geen toestemming voor het delen van medische gegevens
2. De werkgever heeft laten weten als procespartij aan de procedure te willen deelnemen. Eiser heeft aan de rechtbank geen toestemming gegeven om zijn medische informatie te delen met de werkgever. De rechtbank heeft om die reden besloten, onder verwijzing naar artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dat de kennisneming van medische stukken in deze zaak is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is, dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen. In deze uitspraak wordt daarom geen medische informatie vermeld, en wordt alleen in algemene termen de medische situatie van eiser beschreven.

Totstandkoming van het besluit

3.1
Eiser was werkzaam als [functie] via de werkgever. Eiser heeft zich op 3 augustus 2020 ziekgemeld. Aan eiser is vervolgens een Ziektewetuitkering toegekend.
3.3
Naar aanleiding van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft een verzekeringsarts naar de klachten van eiser gekeken. De verzekeringsarts heeft hiervan een rapport van 15 november 2021 opgesteld. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige een rapport van 18 november 2021 opgesteld waarin is geconcludeerd dat eiser niet meer geschikt is voor zijn eigen werk maar wel geschikt is voor ander werk en daarmee meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen. Met het primaire besluit is de Ziektewetuitkering van eiser daarom beëindigd.
3.4
Aan het bestreden besluit heeft het Uwv een rapport van 28 maart 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en het rapport van 11 april 2022 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien de conclusie van de primaire verzekeringsarts aan te passen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het maatmaninkomen van eiser iets verhoogd maar is tot de conclusie gekomen dat eiser nog steeds meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het Uwv de Ziektewetuitkering van eiser terecht heeft beëindigd per 16 januari 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in beginsel baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, zij mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de bevindingen. Als de rapporten aan deze voorwaarden voldoen, is het aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet juist zijn. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapporten voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
De medische beoordeling
7. Eiser voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat eiser niet fysiek is gezien door een verzekeringsarts. Er heeft slechts een digitaal spreekuur plaatsgevonden terwijl eiser heeft aangegeven dat hij in Polen onderzocht wilde worden. Wegens de slechte gezondheid van eiser is het voor hem niet mogelijk om naar Nederland te reizen.
8. Op grond van vaste rechtspraak [1] geldt dat een spreekuur dat telefonisch of met behulp van een beeldverbinding is verricht, ook een spreekuurcontact kan zijn. Ook bij een spreekuur dat via een telefoon/beeldverbinding plaatsvindt, geldt onverkort dat het onderzoek zorgvuldig moet zijn. Zo nodig zal de verzekeringsarts bezwaar en beroep in dat geval moeten (kunnen) motiveren waarom van een fysiek (lichamelijk en/of psychisch) onderzoek kon worden afgezien, zeker als op dat gebied gronden zijn aangevoerd.
9. De rechtbank vindt dat het medische onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht. Uit het rapport van de verzekeringsarts van 11 november 2021 blijkt dat er een spreekuur heeft plaatsgevonden via een beeldverbinding in de aanwezigheid van een tolk. Uit dit rapport (onder het kopje 4.4.) volgt verder dat de verzekeringsarts eiser heeft onderzocht, door hem onder meer te laten hurken.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 mei 2022 gemotiveerd waarom van een fysiek spreekuur is afgezien. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er voldoende medische informatie. Daarbij blijkt uit het rapport van
15 november 2021 dat de verzekeringsarts tijdens het spreekuur onderzoek heeft gedaan door een beoordelingsgesprek te voeren, een medische anamnese af te nemen (het verhaal van eiser over zijn gezondheidstoestand) en lichamelijk onderzoek te doen. De verzekeringsarts heeft op die manier alsnog waarnemingen van de lichamelijke gesteldheid van eiser kunnen doen.
11. De rechtbank volgt de rapporten van de verzekeringsartsen. Weliswaar is begrijpelijk dat eiser graag had gezien dat een verzekeringsarts hem fysiek had onderzocht, maar gezien de aard van de klachten en de beschikbare medische gegevens, volgt de rechtbank het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de verzekeringsarts met een onderzoek via beeldbellen heeft kunnen volstaan.
12. Eiser stelt daarnaast dat er een urenbeperking moet worden toegepast. Eiser is namelijk niet in staat om acht uur op een dag te werken. Eiser stelt dat hij slechts in staat om vier uur per dag te werken en niet meer dan 25 uur per week.
13. De rechtbank volgt het standpunt van het Uwv dat er geen urenbeperking aangenomen kan worden. In het rapport van 29 maart 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eisers toestand getoetst aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Volgens deze Standaard kan een urenbeperking worden aangenomen als er een stoornis is in de energiehuishouding, indien dit preventief noodzakelijk is of eiser verminderd beschikbaar is. In het rapport is uiteengezet wanneer aan deze indicaties wordt voldaan. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet eiser niet aan een van deze drie indicaties. Hij ziet daartoe ook geen aanknopingspunten in het dagverhaal van eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 mei 2022 nogmaals toegelicht dat er geen urenbeperking kan worden aangenomen en heeft de door eiser overgelegde medische stukken bij zijn beoordeling betrokken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit de medische stukken weliswaar dat eiser rust dient te houden, maar niet expliciet dat eiser beperkt is in uren. Dit is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook niet consistent met de aard en de ernst van de klachten van eiser. De rechtbank kan deze motivering volgen. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie ingebracht die de rechtbank doen twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsartsen. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de beperkingen zoals die zijn opgenomen in de functionele mogelijkheden lijst.
De arbeidskundige beoordeling
14. Eiser heeft aangevoerd dat de berekening van het maatmanloon onjuist is. Eiser heeft namelijk meer dan 18 uur per week aan vakantie opgenomen.
15. Deze beroepsgrond slaagt niet. Met het rapport van 11 juli 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat moet worden uitgegaan van de uren die eiser feitelijk heeft gewerkt en waarvoor hij loon heeft ontvangen. Uit de arbeidsovereenkomst van eiser volgt dat de werkgever alleen loon verschuldigd is over de daadwerkelijk verrichte arbeid. Uit de arbeidsovereenkomst volgt verder dat eiser vakantiedagen opbouwt aan de hand van deze daadwerkelijk gewerkte uren. De arbeidsdeskundige heeft op basis van de arbeidsovereenkomst, loonspecificaties en jaaropgave het maatmaninkomen berekend. Eiser heeft ter zitting nog gesteld dat deze gegevens van zijn werkgever komen en niet kloppen maar heeft niet gesteld wat daar niet aan klopt en heeft die stelling ook niet met stukken onderbouwd. Het Uwv heeft van deze stukken kunnen uitgaan.
16. Eiser heeft ten aanzien van de geselecteerde functies (wikkelaar, assemblagemedewerker besturingskasten en panelen en assemblagemedewerker elektrotechnische producten) geen specifieke beroepsgronden aangevoerd. Daar waar op bepaalde onderdelen binnen deze functies sprake is van signaleringen heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat deze functies desondanks geschikt zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep mocht deze functies daarom gebruiken voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
17. De rechtbank wijst eiser er ter informatie nog op dat de verzekeringsartsen met hem van mening zijn dat eiser als gevolg van ziekte beperkt is om werk te verrichten. De Ziektewet gaat er echter van uit dat wordt gekeken wat eiser nog met die beperkingen zou kunnen doen. Vervolgens is het aan de arbeidsdeskundige om te kijken of er – kort gezegd – in theorie functies bestaan die eiser met de beperkingen zou kunnen doen. Als die functies er zijn, wordt gekeken wat daarmee verdiend zou kunnen worden. Dat inkomen wordt vergeleken met het loon wat eiser verdiende als [functie] . Als daar een percentage uitkomt van 65% of meer, dan volgt uit de Ziektewet dat eiser geen recht heeft op een ziekengelduitkering.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij heeft geen recht meer op een ziekengelduitkering. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:99.