ECLI:NL:RBAMS:2023:2656

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
13/256439-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van (poging tot) afdreiging van meerdere aangevers

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van (poging tot) afdreiging van meerdere aangevers. De tenlastelegging omvatte het afdreigen van twee aangevers in de periode van 29 juni 2019 tot en met 7 juli 2019, en de poging tot afdreiging van vier andere aangevers in de periode van 1 juli 2019 tot en met 15 juli 2019. Tijdens de zitting op 7 maart 2023 heeft de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen en heeft hij vrijspraak van de verdachte bepleit. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. L. Palanciyan, heeft eveneens vrijspraak gevraagd, stellende dat niet bewezen kon worden dat de verdachte betrokken was bij de feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangevers via een datingsite zijn benaderd en onder druk zijn gezet met dreigementen om geld te betalen, om te voorkomen dat persoonlijke informatie en foto's openbaar zouden worden gemaakt. Hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij de strafbare feiten, zoals het gebruik van een telefoonnummer en een auto die aan hem toebehoorde, oordeelde de rechtbank dat deze aanwijzingen onvoldoende waren om te concluderen dat de verdachte de feiten had gepleegd. De rechtbank heeft daarom het ten laste gelegde niet bewezen verklaard en de verdachte vrijgesproken.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. G.M. van Dijk als voorzitter, en mrs. M. Smit en M. van der Horst als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M.E. Niemeijer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/256439-20
Datum uitspraak: 21 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. L. Palanciyan, naar voren heeft gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich, samen met een ander, in Nederland heeft schuldig gemaakt aan
1. afdreigen van [persoon 1] en/of [persoon 2] in de periode van 29 juni 2019 tot en met 7 juli 2019;
2. poging tot afdreiging van [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] in de periode van 1 juli 2019 tot en met 15 juli 2019.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat medeplegen niet kan worden bewezen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] .
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Niet kan worden bewezen dat verdachte de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] is geweest of dat hij in de auto heeft gezeten die voor het restaurant van aangever [persoon 1] is gezien. Daarnaast kan medeplegen niet worden bewezen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] . Indien de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van enige betrokkenheid bij de strafbare feiten, dan kan dit enkel als medeplichtigheid worden gekwalificeerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De aangevers [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] en [persoon 6] zijn in de periode van 29 juni 2019 tot en met 14 juli 2019 via Bullchat (een datingsite voornamelijk gericht op seksdates) benaderd door een persoon. Er wordt vervolgens via Whatsapp contact gelegd en er vindt een kort (erotisch getint) gesprek plaats. Hierna worden de aangevers onder druk gezet. Er wordt gedreigd met het op internet en onder de directe omgeving verspreiden van een bericht dat de aangevers pedofiel zouden zijn. Hierbij zouden persoonlijke gegevens, (naakt)foto’s van de aangevers en/of chatberichten worden gedeeld. Om dit te voorkomen moesten de aangevers geld betalen. De aangevers krijgen meerdere berichten met een dreigende en/of dwingende inhoud en er wordt meerdere keren naar de aangevers gebeld. [persoon 1] en [persoon 2] hebben meerdere geldbedragen betaald. Daarmee is sprake van voltooide afdreiging. De overige aangevers niet. In die gevallen is sprake van een poging tot afdreiging.
Bij vonnis van heden is medeverdachte [medeverdachte] veroordeeld voor het plegen van de tenlastegelegde feiten. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte de dader of mededader van deze strafbare feiten is geweest. De rechtbank overweegt ter beantwoording van deze vraag het volgende.
Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij bovengenoemde strafbare feiten. Het telefoonnummer [telefoonnummer] en de grijze Suzuki Swift met kenteken [kenteken] op naam van verdachte. De rechtbank vindt het aannemelijk dat verdachte de gebruiker is geweest van dit telefoonnummer en van deze auto. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat een aantal aangevers via dit telefoonnummer zijn benaderd en bedreigd. De auto van verdachte is gezien bij het restaurant van één van de aangevers en uit zendmastgegevens is naar voren gekomen dat de gebruiker van bovenstaand telefoonnummer naar het restaurant is gereisd. Het telefoonnummer en de auto kunnen daardoor in verband worden gebracht met bovengenoemde strafbare feiten en duiden er op dat verdachte bij het plegen daarvan betrokken is geweest. Deze aanwijzingen vindt de rechtbank echter onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte de feiten al dan niet tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. M. Smit en M. van der Horst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2023.
[…]