ECLI:NL:RBAMS:2023:2651

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
13/146142-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vrachtwagenchauffeur voor dodelijk verkeersongeval met verkeersregelaar

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 49-jarige man, die op 29 november 2021 met zijn vrachtwagen een dodelijk ongeval veroorzaakte op het Waterlooplein in Amsterdam. De verdachte reed achteruit terwijl hij werd begeleid door een verkeersregelaar. Tijdens deze manoeuvre raakte hij de verkeersregelaar, die daardoor om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot de fatale aanrijding. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat het ongeval ook voor de verdachte een traumatische gebeurtenis was. De officier van justitie had een taakstraf van 140 uren geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 70 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit, maar dat hij wel eerder was veroordeeld voor verkeersdelicten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de impact van het ongeval op zijn leven en zijn huidige arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.146142.22
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/146142-22
Datum uitspraak: 26 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.M. van den Berg en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.R.P. Bakker naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Primair wordt verdachte er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij zich op 29 november 2021 in Amsterdam, als bestuurder van een vrachtauto, zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij een verkeersregelaar
( [slachtoffer] ) is komen te overlijden.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als gevaarzetting op de weg.
2.2
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Uit het dossier blijkt dat verdachte met de vrachtauto achteruit reed op de rijbaan en dat hij bij deze bijzondere manoeuvre werd bijgestaan door de verkeersregelaar. De verkeersregelaar had voor verdachte tijdens het achteruit rijden zichtbaar moeten zijn, dan wel in zijn zijspiegels dan wel in zijn achteruitrijcamera. Verdachte heeft verklaard dat hij de verkeersregelaar op enig moment niet meer zag staan. Verdachte had toen moeten stoppen. Desondanks is verdachte achteruit blijven rijden, waarbij de verkeersregelaar door de vrachtauto is aangetikt, ten val is gekomen en is overreden. Verdachte heeft zich door zo te handelen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat van verdachte in de gegeven omstandigheden geen ander handelen had kunnen en mogen worden verwacht en er geen sprake is van een verwijtbaar en aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Het ongeval
Uit het ‘proces-verbaal van onderzoek plaats ongeval’, opgemaakt door de Dienst Regionale Recherche van de VerkeersOngevallenAnalyse (VOA), blijkt het volgende. Op 29 november 2021 omstreeks 07:55 uur, vond er op de rijbaan van het Waterlooplein in Amsterdam een verkeersongeval plaats tussen een vrachtauto en een verkeersregelaar, dhr. [slachtoffer] . De rijbaan (in de richting van het Rembrandtplein) bestaat uit een trambaan en rechts daarvan een rijstrook voor auto’s. Aan de rechterzijde van de rijbaan ligt een vrijliggend fietspad, met daar weer rechts naast een stoep. Vlak na de Mozes en Aäronkerk bevond zich (ten tijde van het ongeval) rechts naast het fietspad en de stoep de in- en uitrit van een (door hekken omringd) bouwterrein.
De bestuurder van de vrachtauto (hierna: verdachte) reed op het Waterlooplein, komende uit de richting van het Mr. Visserplein en gaande in de richting van het Rembrandtplein. Verdachte had zijn vrachtauto op het trottoir geplaatst. Verdachte had met de verkeersregelaar afgesproken dat de verkeersregelaar het verkeer zou regelen/tegenhouden, zodat verdachte de vrachtauto achteruit de rijbaan op kon rijden om vervolgens vooruit het bedrijventerrein op te rijden. Verdachte is vervolgens achteruit de rijbaan op gereden en op enig moment is de verkeersregelaar onder de vrachtauto terechtgekomen, ten gevolge waarvan de verkeersregelaar is overleden. [2]
Schouwverslag
Uit het schouwverslag van de GGD Amsterdam bleek dat het slachtoffer in buikligging, met de armen gebogen naast zijn hoofd en zijn rechtervoet over de linkervoet, op de grond lag. Het hoofd was fors beschadigd met grote scheurwonden, de schedel was in meerdere fragmenten gebroken en deels geplet, de schedelinhoud was er grotendeels uitgeperst en het gelaat was ook fors beschadigd. Over de voorkant van de borstkast en op de bovenkant van de rug waren multiple blauwe verkleuringen zichtbaar. De borstkas was gedeeltelijk vervormd/afgeplat. Op de linkerhandrug was een grote zwelling zichtbaar. De rechter onderarm was duidelijk gebroken. Het onderlichaam was intact. Het slachtoffer is volgens de verklaring van de forensisch arts overleden ten gevolge van ernstig hoofdletsel en ernstig letsel aan de thorax. [3]
Zichtbaarheid (slachtoffer)
Er was ten tijde van het verkeersongeval geen sprake van zichtbelemmerende vaste obstakels of omstandigheden. Wel regende het en was het donker. [4] De spiegels stonden goed en binnen de wettelijke kaders afgesteld. [5] Uit onderzoek blijkt dat een persoon die zich direct (recht) achter het voertuig bevond, tot 10 meter afstand zichtbaar was op het beeldscherm van de achteruitrijcamera. [6]
Getuigenverklaringen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat een verkeersregelaar midden op de weg stond en dat achter hem een vrachtauto stond. De verkeersregelaar stond met zijn rug naar de vrachtauto toe. [getuige 1] zag dat de vrachtauto langzaam achteruit reed. De verkeersregelaar stond precies in het midden achter de vrachtauto. [getuige 1] zag dat de vrachtauto de verkeersregelaar in de rug raakte en hij daardoor ten val kwam. Hij zag dat de vrachtauto achteruit bleef rijden en over het hoofd van de verkeersregelaar heen reed. [7]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat de vrachtauto langzaam achteruit reed, dat de verkeersregelaar rechts achter de vrachtauto stond en dat de verkeersregelaar omviel. [8]
Getuige [getuige 3] heeft als volgt verklaard. [getuige 3] zag een verkeersregelaar op 1 tot 1,5 meter, rechts direct achter een vrachtauto, lopen. Hij zag dat deze verkeersregelaar niet in de spiegels van de vrachtauto liep. [getuige 3] reed ongeveer naast de vrachtauto toen hij zag dat de verkeersregelaar zijn kant op keek. Hij zag dat de vrachtauto tegen de verkeersregelaar aanreed, dat de vrachtwagen de verkeersregelaar met zijn rechterachterkant raakte, dat de verkeersregelaar uit balans raakte en ten val kwam. Hij hoorde allemaal auto’s toeteren, maar zag dat de vrachtauto niet stopte en naar achteren bleef gaan. [9]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij bij de bouwplaats op het Waterloopplein was. Hij had zijn vrachtauto op de stoep gezet, is de bouwplaats opgelopen en heeft gevraagd of hij de bouwplaats vooruit of achteruit in moest rijden. Toen bleek dat hij er die dag vooruit in moest rijden om de lading op de juiste plek te storten. Toen liep hij terug naar de vrachtauto en heeft hij het met de verkeersregelaar besproken. De verkeersregelaar zou het verkeer gaan tegenhouden en verdachte reed langzaam achteruit de weg op, vanaf de stoep waar hij geparkeerd stond. Verdachte reed heel langzaam achteruit, keek in zijn spiegels en achteruitrijcamera en heeft niet gezien dat de verkeersregelaar achter zijn vrachtauto stond. De verkeersregelaar weet precies hoe hij het verkeer tegen moet houden als verdachte voor- of achteruit rijdt, aldus verdachte. Verdachte probeert er zelf altijd goed op te letten, omdat hij naar eigen zeggen niet volledig op deze verkeersregelaar kan vertrouwen. Hij heeft zicht op de ruimte middenachter de achteruitrijcamera, waarmee je best een breed zicht hebt. De laatste keer dat verdachte de verkeersregelaar zag, was in zijn rechter zijspiegel. Hij heeft de verkeersregelaar niet achter de vrachtauto gezien tijdens het achteruit rijden. [10]
Werkinstructie verkeersregelaar
Uit de ‘Werkinstructie werkgever verkeersregelaar’ blijkt dat de verkeersregelaar bij het regelen van het (werk)verkeer oogcontact moet houden met de chauffeur. Algemeen geldt dat de verkeersregelaar zichtbaar moet zijn voor het verkeer. [11]
4.3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste gelegd. Bij de beantwoording van die vraag komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Op grond van de onder 4.3.1 genoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte is na overleg met de verkeersregelaar achteruit de rijbaan opgereden om vervolgens vooruit de bouwplaats op te kunnen rijden. Verdachte had met de verkeersregelaar besproken dat hij verdachte bij het uitvoeren van deze bijzondere manoeuvre zou begeleiden door al het achteropkomende verkeer tegen te houden en de weg voor verdachte vrij te maken. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de verkeersregelaar achter de vrachtwagen van verdachte stond op het moment dat verdachte achteruit reed. Verdachte zag de verkeersregelaar in zijn rechter zijspiegel. Op enig moment zag verdachte de verkeersregelaar niet meer in zijn spiegels en/of in zijn achteruitrijcamera. Verdachte is verder achteruit gereden en is vervolgens over de verkeersregelaar heen gereden.
De rechtbank is van oordeel dat bij het achteruitrijden, oftewel het verrichten van een bijzondere manoeuvre, extra oplettendheid is vereist. Daar komt bij dat het spitsuur was, in de binnenstad van Amsterdam, dat het donker was en dat het regende.
Hoewel, zoals verdachte heeft verklaard en zoals uit de werkinstructie blijkt, het niet de bedoeling is om je als verkeersregelaar buiten het gezichtsveld van de spiegels/ achteruitrijcamera van de vrachtwagen te begeven, is en blijft het de verantwoordelijkheid van de chauffeur om zich ervan te vergewissen dat de weg, in dit geval achter het voertuig, vrij is van enig verkeer.
Verdachte was zich er bovendien van bewust dat het slachtoffer zich in de buurt van het voertuig moest bevinden, hij was immers voor verdachte de weg achter het voertuig aan het vrijmaken. Verdachte had het slachtoffer ook kunnen en moeten zien in zijn achteruitrijcamera. Vastgesteld kan immers worden dat het slachtoffer zich achter het voertuig van verdachte bevond en de achteruitrijcamera zicht gaf tot op tien meter afstand achter het voertuig.
Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer op enig moment niet meer in zijn spiegels zag. Desondanks reed verdachte verder achteruit. De rechtbank is van oordeel dat verdachte op dat moment anders had moeten en kunnen handelen, namelijk door het voertuig direct tot stilstand te brengen.
De rechtbank oordeelt dat door deze gedragingen van verdachte een ernstig gevaar in het leven geroepen is waarop het slachtoffer niet bedacht was. Verdachte heeft, terwijl hij achteruit reed en dus een bijzondere manoeuvre verrichtte, zich er niet voldoende van vergewist waar het slachtoffer zich bevond. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag in de zin van artikel 6 WVW en dat het aan de schuld van verdachte te wijten is dat het ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde, overtreding van artikel 6 WVW.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 29 november 2021 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmee rijdende op het Waterlooplein, zich zodanig, te weten, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor [slachtoffer] werd gedood,
bestaande dat gedrag hieruit:
  • verdachte heeft gereden op het Waterlooplein, achterwaarts de openbare weg op, achteruit rijdende in de richting van het Mr. Visserplein,
  • bij welke manoeuvre verdachte werd bijgestaan door een verkeersregelaar
  • verdachte heeft zich er tijdens het achteruit rijden niet, althans niet voldoende, van vergewist waar voornoemde [slachtoffer] zich bevond, en
  • verdachte is vervolgens tegen de zich achter hem bevindende [slachtoffer] aan gereden en over voornoemde [slachtoffer] heen gereden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 dagen, waarvan 70 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar. Ook heeft de officier van justitie geëist aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (OBM) op te leggen voor de duur van één jaar, met een proeftijd van één jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter zitting naar voren zijn gebracht. De aanrijding heeft een grote impact op het leven van verdachte gehad. Zo is verdachte arbeidsongeschikt geraakt en heeft hij het voornemen geuit nooit meer op een vrachtauto te gaan rijden. De raadsman heeft daarnaast verzocht rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak en geen OBM op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een ongeval veroorzaakt door als bestuurder van een vrachtauto op de openbare weg achteruit te rijden en zich er daarbij onvoldoende van te vergewissen waar de verkeersregelaar, het slachtoffer, zich bevond. Verdachte zag het slachtoffer niet meer in zijn spiegels en is desondanks verder achteruit gereden. Verdachte is vervolgens over het slachtoffer heen gereden als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Door het overlijden van het slachtoffer is aan zijn nabestaanden enorm leed toegebracht. Door hen is tijdens de behandeling ter terechtzitting onder woorden gebracht hoe groot het gemis van hun broer voor hen is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 27 februari 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Wel blijkt hieruit dat verdachte in 2006, 2013 en 2018 is veroordeeld voor overtreding van artikel 8 WVW en dat hij daarvoor in 2018 een taakstraf en een deels voorwaardelijke OBM opgelegd heeft gekregen.
In strafmatigende zin neemt de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte mee. De aanrijding heeft ongeveer anderhalf jaar geleden plaatsgevonden en de strafzaak heeft hem al die tijd boven het hoofd gehangen. Ook voor verdachte vormt de aanrijding een traumatische gebeurtenis. Verdachte heeft verklaard dat hij de gebeurtenissen nog dagelijks meemaakt en als gevolg ervan PTSS-klachten heeft opgelopen. Verdachte heeft zich enkele weken na het ongeval ziek gemeld op zijn werk. Op dit moment neemt verdachte deel aan een re-integratie traject en is hij nog steeds niet volledig aan het werk.
Alles overwegende acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke
taakstraf van 70 uurpassend en geboden. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de gevolgen die het feit ook voor verdachte hebben (gehad) en gelet op het tijdsverloop, geen reden om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel en een (on)voorwaardelijke OBM op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 70 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 35 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. I. Mannen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal onderzoek plaats ongeval, met nummer 2021246024, p. 11 en 19.
3.Een geschrift, te weten een schouwverslag van 29 november 2021, p. 47-48.
4.Een proces-verbaal onderzoek plaats ongeval, met nummer 2021246024, p. 21.
5.Een proces-verbaal onderzoek plaats ongeval, met nummer 2021246024, p. 33.
6.Een proces-verbaal zicht achteruitrijcamera, met nummer 2021246024, p. 64.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige, met nummer 2021246024-3, p. 127.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige, met nummer 2021246024-20, p. 135.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige, met nummer 2021246024-8, p. 131.
10.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, met nummer 2021246024-11, p. 139.
11.Een geschrift, te weten een Werkinstructie werkgever verkeersregelaar van 26 april 2021.