2.5.Verweerder heeft de procedure gevolgd als bedoeld in paragraaf 3.3 van de Wabo. Het ontwerpbesluit heeft met ingang van 20 juni 2022 tot en met 1 augustus 2022 ter inzage gelegen. Onder meer verzoeksters hebben een zienswijze ingediend.
3. Verweerder heeft met het bestreden besluit een omgevingsvergunning verleend voor de volgende activiteiten:
- bouwen van een bouwwerk;
- gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling;
- slopen, verstoren, verplaatsen of hoe dan ook wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht; en
- handelingen met schadelijke gevolgen voor beschermde soorten.
Ter motivering van het bestreden besluit, heeft verweerder verwezen naar de adviezen van de CRK en de RCE en naar de Ruimtelijke motivering Amsterdam Museum van 11 oktober 2022.
4. Verzoeksters voeren samengevat aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Het voorliggende bouwplan – en dan met name de sloop van de Schuttersgalerij en de samenvoeging van de gebouwdelen A en E – houdt een grove aantasting in van de (herstelde) stedenbouwkundige en architectonische structuur van het Burgerweeshuis met losse gebouw(del)en, steegjes en binnenplaatsen die juist zo bijzonder is en redengevend voor de aanwijzing als rijksmonument. Daarnaast betekent het een fysieke aantasting van de monumentale 17e-eeuwse kappen van het Burgerweeshuis, van het daklandschap en van het stadsgezicht van dit deel van de historische binnenstad van Amsterdam. In de uiteindelijke positieve adviezen van de CRK en de RCE is volgens verzoeksters onvoldoende gemotiveerd waarom deze aantasting aanvaardbaar wordt geacht en waarom de bezwaren die R&D, M&A, de SIRK, de CRK en de RCE oorspronkelijk hadden tegen het bouwplan nu niet meer aan goedkeuring in de weg staan. Verzoeksters stellen zich daarbij op het standpunt dat de waardestelling die aan de advisering ten grondslag ligt, ten onrechte niet ingaat op de onderdelen die zijn toegevoegd bij de verbouwing in 1965-1972, zoals de Schuttersgalerij. Ook deze onderdelen hebben stedenbouwkundige en rijksmonumentale waarde, onder andere omdat daarmee de oude (middeleeuwse) structuur is hersteld. Door het ontbreken van een gedegen waardestelling van de vorige ingreep is de rijksmonumentale waarde van het museumconcept-Van Kasteel/Schippers – waaronder de Schuttersgalerij – niet onderkend en is dit bij voorbaat tot sloop veroordeeld met het argument dat het cultuurhistorisch gezien het minst waardevol is. In de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde bouwhistorische verkenning ontbreekt ook een analyse van de karakteristiek van de relatieve beslotenheid (het naar binnen gekeerde karakter) van het complex. Verder voeren verzoeksters aan dat de adviezen die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen er ten onrechte vanuit gaan dat de huidige kappen geheel dateren van de vorige ingreep, terwijl deze grotendeels origineel zijn. Het Amsterdam Museum is een belangrijk rijksmonument met de dubbelbestemming cultuurhistorie. Dat betekent dat moet worden beoordeeld hoe de beoogde verbouwing zich verhoudt tot het gewenste ‘behoud, herstel en versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden’. Uit het bestreden besluit blijkt volgens verzoeksters op geen enkele manier dat verweerder zich hieraan heeft gehouden of om welke reden verweerder hiervan is afgeweken. Er is enkel naar het belang van het behoud van het Amsterdam Museum in het Burgerweeshuis gekeken, waarbij is aangenomen dat het daarvoor noodzakelijk is om grote expositiezalen te realiseren en dat dit alleen kan door de gebouwdelen A en E samen te voegen op de manier zoals voorzien in het bouwplan, terwijl er ook alternatieven zijn en het belang van het behoud van het monument voorop dient te staan. Verzoeksters hebben ter onderbouwing van hun standpunten onder meer verwezen naar de bouwhistorische verkenning door Wevers & Van Luipen van 22 december 2022.
Beoordeling voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter maakt geen gebruik van de bevoegdheid om tevens uitspraak te doen in de bodemprocedures. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoeksters de beroepsgronden nog nader wensen te onderbouwen en ook verweerder ter zitting heeft aangegeven nog nadere stukken te willen overleggen. Door meteen in de bodemprocedures uitspraak te doen, zou hun die mogelijkheid worden ontnomen.
6. De voorzieningenrechter zal zich in deze uitspraak dan ook beperken tot de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening, dat is gericht op schorsing van het bestreden besluit totdat de beroepsprocedure en een eventueel hoger beroep is afgerond onder bepaling dat geen werkzaamheden mogen worden verricht op straffe van een dwangsom. Bij de beoordeling van dat verzoek gaat het om de vraag of de uitvoering van het bestreden besluit, oftewel de start van de vergunde werkzaamheden, voor verzoeksters een onevenredig nadeel met zich brengt in verhouding tot het belang van verweerder en dat van vergunninghouder (en het Amsterdam Museum) bij onmiddellijke uitvoering daarvan.