ECLI:NL:RBAMS:2023:2621

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
13.191937.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling en openlijk geweld met gevangenisstraf en taakstraf

Op 25 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en openlijk geweld. De zaak betreft een gewelddadige confrontatie die plaatsvond in de nacht van 17 op 18 juli 2021 in Amsterdam, waarbij het slachtoffer, na een conflict met de verdachte en medeverdachten, aan zijn verwondingen overleed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 juli 2021 het slachtoffer met een metalen staaf heeft geslagen, maar niet bewezen achtte dat hij het slachtoffer heeft doodgestoken. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die een beroep deed op noodweer, verworpen, omdat het geweld van de verdachte plaatsvond nadat de noodweersituatie was geëindigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de schade niet rechtstreeks verband hield met de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te verwijzen naar de omstandigheden van het geval en het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij geen eerdere veroordelingen had.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.191937.21 (Promis)
Datum uitspraak: 25 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Zuid-Afrika) op [geboortedag] 1986,
wonende op het adres [straatnaam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat door de nabestaanden en hun raadslieden naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er kort gezegd van beschuldigd dat hij op 18 juli 2021 in Amsterdam het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) heeft doodgestoken dan wel zwaar heeft mishandeld, met de dood als gevolg (feit 1) en dat hij samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, welk geweld zwaar lichamelijk letsel dan wel enig letsel tot gevolg had (feit 3). Onderdeel van het ten laste gelegde openlijk geweld is het slaan van het slachtoffer met een metalen staaf, wat ten laste is gelegd als een poging tot doodslag dan wel zware mishandeling dan wel poging tot zware mishandeling (feit 2).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt niet bewezen dat verdachte feit 1 primair en subsidiair als (mede)pleger heeft begaan. De officier van justitie vindt wel bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft geslagen met een metalen staaf, maar dat dit juridisch poging tot zware mishandeling oplevert (feit 2 meer subsidiair). De officier van justitie vindt ook bewezen dat verdachte feit 3 heeft begaan, maar niet dat op dat moment met een mes is gestoken en niet dat het door verdachte gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel dan wel enig letsel tot gevolg heeft gehad.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt verdachte van feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair en subsidiair vrij te spreken. De verdediging merkt bij feit 2 meer subsidiair op dat niet is bewezen dat met een metalen staaf is geslagen. De verdediging merkt bij feit 3 op dat de strafverzwarende omstandigheden niet bewezen kunnen worden, omdat niet blijkt dat bij het openlijk geweld met een mes is gestoken of dat het door verdachte gebruikte geweld zwaar lichamelijk letsel of enig letsel tot gevolg heeft gehad.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
In de nacht van 17 op 18 juli 2021 is er op de [markt] in Amsterdam een gewelddadige confrontatie geweest waarna het slachtoffer in de vroege ochtend van 18 juli 2021 aan zijn verwondingen is overleden.
Op het moment dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) de rijbanen van de [markt] wilde oversteken in de richting van het plein voor de [kerk] , reed het slachtoffer in zijn auto (een groene Peugeot cabrio) over de [markt] richting de Prinsengracht. Op dat moment waren zij allemaal, het slachtoffer incluis, onder invloed van alcohol. Vanuit de groep van de verdachten werd er geroepen naar het slachtoffer in de auto. Eén van de verdachten heeft in de richting van de auto geschopt. Nadat het verkeerslicht voor het slachtoffer op groen sprong is hij rechtsaf de Prinsengracht op gereden en heeft zijn auto richting de verdachten gereden en gedeeltelijk op de stoep/het plein neergezet.
Tussen de verdachten en het slachtoffer werd over en weer naar elkaar geschreeuwd. Het slachtoffer is uitgestapt en heeft uit de kofferbak van zijn auto een metalen staaf gepakt. Deze metalen staaf is later – bebloed – door de politie op de [markt] aangetroffen en in beslag genomen. [2] Het slachtoffer heeft [medeverdachte 1] met de metalen staaf met veel kracht op het hoofd geslagen. [medeverdachte 1] heeft hierdoor een gebroken neus en een hersenschudding opgelopen.
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) heeft een deel van de gebeurtenissen gefilmd. De rechtbank gaat ervan uit dat de opname begint, kort nadat [medeverdachte 1] door het slachtoffer op zijn hoofd is geraakt. [getuige 1] heeft verklaard dat hij is gestopt met filmen toen het te heftig werd. [3] Een verbalisant heeft de camerabeelden bekeken en daarop het slachtoffer en de verdachten herkend. [4] [medeverdachte 1] droeg een wit overhemd met korte mouwen en verdachte droeg een groen T-shirt. [5] Op de camerabeelden is het volgende te zien:
Het slachtoffer houdt in beide handen een op een metalen staaf gelijkend voorwerp. [medeverdachte 1] staat op ongeveer twee meter afstand van het slachtoffer. [medeverdachte 1] staat met zijn lichaam in de richting van het slachtoffer gekeerd. [medeverdachte 1] houdt zijn linkerarm gebogen boven zijn hoofd alsof hij deze arm wilde gebruiken om zich af te weren. [medeverdachte 1] houdt zijn rechterarm naast zijn lichaam. [medeverdachte 1] heeft zijn hand tot een vuist gebald. Verdachte staat op dat moment op ongeveer een meter afstand links naast [medeverdachte 1] met zijn lichaam in de richting van het slachtoffer gekeerd. Het slachtoffer tilt de staaf op, boven zijn hoofd en zwaait daarmee met kracht richting [medeverdachte 1] . De staaf zwaait langs de rechterzijde van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] haalt vervolgens uit met zijn rechtervuist richting de linkerborst en oksel van het slachtoffer. [medeverdachte 1] maakt een onderhands zwaaiende, slaande beweging waarbij hij het slachtoffer met de duimzijde van zijn vuist raakt. De wijze van slaan lijkt meer op het steken, dan op het slaan van het slachtoffer. [6]
Het slachtoffer rent weg bij [medeverdachte 1] en zwaait nog eenmaal met de staaf richting [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] achtervolgt het slachtoffer op nog geen meter afstand. [medeverdachte 1] zet een grote stap voorbij de benen van het slachtoffer waarna het slachtoffer ten val komt.
Direct daarna is het geluid van vallend metaal te horen alsof de staaf op de grond valt. [7] Op dat moment roept iemand: "Hey, fucking stop, no, no, no, no!"
Tegelijkertijd rent verdachte richting de locatie waar het slachtoffer ten val kwam en bukt daar. Wanneer verdachte overeind komt houdt hij de staaf vast. [8]
Het slachtoffer zit op dat moment op zijn knieën. [medeverdachte 1] staat vlak voor het slachtoffer. Het slachtoffer strekt beide armen voor zich uit tegen [medeverdachte 1] en duwt hem weg. Het slachtoffer tracht op te staan terwijl hij duwt. [medeverdachte 1] stapt opzij waardoor het slachtoffer opnieuw voorover valt.
Verdachte gaat vlak achter het slachtoffer staan en heft de staaf met beide handen boven zijn hoofd. [9]
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) heeft verklaard dat hij zag dat Man 1 [10] Man 4 [11] op zijn hoofd sloeg met de stok. Man 4 reageerde hier direct op. Man 4 liep op Man 1 af en Man 4 maakte stekende bewegingen richting Man 1. Man 4 ging met zijn hand heen en weer. De bewegingen die Man 4 maakte, leken niet op slaande bewegingen bij een normale vechtpartij. [12]
Getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) heeft verklaard dat op enig moment één persoon op de grond ligt en dat er twee andere mensen waren die op hem insloegen en trapten. [13]
Getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ) heeft verklaard dat Man 2 het slachtoffer (Man 1) met een metalen staaf sloeg op zijn lichaam. Man 1 (het slachtoffer) kwam op de grond terecht en drie andere mannen (Man 2 [14] , Man 3 en Man 4 [15] ) maakten schoppende en slaande bewegingen richting het slachtoffer. Man 2 droeg een groen T-shirt. [16]
Getuige [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ) heeft verklaard dat NN1 [17] en NN3 het slachtoffer sloegen en dat NN1 het slachtoffer aan het slaan was met een stalen pijp. Zij waren het slachtoffer ook aan het slaan en schoppen. NN1 droeg een groen T-shirt. [18]
Het slachtoffer is op 18 juli 2021 om 04:50 uur overleden. [19] Naar aanleiding van het overlijden is een forensisch pathologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij het volgende werd bevonden.
Aan het lichaam werden acht steekletsels vastgesteld. Bij twee daarvan waren vitale structuren geraakt: Aan de borst links zijwaarts was een steekletsel verlopend tot in de linkerborstholte met perforatie van de linkerlong en het hartzakje. Aan het linkerbovenbeen voorwaarts was een steekletsel (O) met klieving van een grote aftakking van de dijslagader en de dijader. De zes overige steekletsels (één ter hoogte van de halsbasis links, vier aan de bovenarm links en nog één aan het linkerbovenbeen) hadden geen vitale structuren geraakt. De diepte van het diepste, betrouwbaar te beoordelen, steekkanaal (O) was circa 11 cm. [20]
De voorlopige conclusie is dat het overlijden van het slachtoffer wordt verklaard door de gevolgen van een steekletsel aan de borst links zijwaarts en een steekletsel aan het linkerbovenbeen. De overige zes steekletsels kunnen middels bloedverlies een bijdrage hebben geleverd aan de snelheid van het overlijden. Verder was er letsel door stomp botsende krachtinwerking. Deze krachtinwerking heeft geen rol van betekenis gespeeld bij het overlijden van het slachtoffer. [21]
Tijdens het sporenonderzoek op de [markt] is een bebloed mes veiliggesteld. [22] Na in beslagname is er DNA-onderzoek verricht aan het mes, wat de volgende bevindingen heeft opgeleverd.
Op de binnenzijde en de buitenzijde van het heft van het mes zijn DNA-mengprofielen aangetroffen. Beide mengprofielen zijn meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering wel DNA van [medeverdachte 1] bevat, dan dat het alleen DNA van willekeurige onbekende personen bevat. Het DNA-mengprofiel aan de binnenzijde van het heft is ten minste 30 miljoen keer waarschijnlijker wanneer het DNA van het slachtoffer bevat, dan dat het alleen DNA van willekeurige onbekende personen bevat. Voor alle overige monsters, waaronder bloedsporen op het lemmet en het heft van het mes, geldt dat de (meng)profielen meer dan een miljard keer waarschijnlijker zijn als de (meng)profielen DNA van het slachtoffer bevatten, dan dat de profielen (alleen) DNA van (een) willekeurige onbekende(n) bevat. [23]
Het DNA-onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat DNA van verdachte of [medeverdachte 2] in de bemonsteringen zat. [24]
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden het volgende af.
Feit 1
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] degene is geweest die het slachtoffer heeft doodgestoken. Niet blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] bij deze geweldshandeling hebben samengewerkt, in het bijzonder omdat niet is gebleken dat verdachte wist dat [medeverdachte 1] een mes bij zich had en/of dit zou gaan gebruiken.
Verdachte zal daarom van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte het slachtoffer met de metalen staaf heeft geslagen. Uit de camerabeelden volgt dat verdachte de metalen staaf van het slachtoffer, nadat die staaf op de grond terecht was gekomen, heeft opgepakt. Uit de getuigenverklaringen van [getuige 5] en [getuige 4] volgt dat verdachte hiermee heeft geslagen. Verdachte heeft zelf verklaard [25] dat hij degene was die een groen T-shirt droeg, en dit blijkt ook uit de camerabeelden.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte met een glazen buis of een TL-buis uit de auto van het slachtoffer zou hebben geslagen, zoals verdachte heeft verklaard. In het bijzonder zijn tijdens het sporenonderzoek op de [markt] geen sporen aangetroffen van een kapotte glazen buis. Geen enkele getuige verklaart over een buis die kapot is gegaan tijdens of door het slaan.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen op welk deel van het lichaam verdachte het slachtoffer met de metalen staaf heeft geslagen en met hoeveel kracht precies. Gelet daarop kan de rechtbank – net als de officier van justitie – niet vaststellen dat verdachte bij het slaan met de metalen staaf (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 2 primair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank kan eveneens niet vaststellen of het slachtoffer als gevolg van dit slaan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat de rechtbank – net als de officier van justitie – niet kan vaststellen dat verdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte door te slaan met een metalen staaf tegen het lichaam van het slachtoffer, (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Door het slachtoffer met een metalen staaf te slaan bestond de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft door zijn handelen deze kans ook bewust aanvaard. De rechtbank vindt daarom wel bewezen dat verdachte het onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte bij het slaan van het slachtoffer met de metalen staaf nauw en bewust heeft samengewerkt met een of meer anderen. Van het ten laste gelegde medeplegen zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte, in elk geval samen met [medeverdachte 1] , openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, waarbij het slachtoffer is geschopt en geslagen, ook met een metalen staaf. Dit geweld is gepleegd na afloop van het filmpje en blijkt uit de getuigenverklaringen van [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] . Dat het geweld niet was gestopt toen getuige [getuige 1] stopte met filmen, blijkt uit de verklaring van die getuige dat hij met filmen is gestopt omdat het te heftig werd.
Dat op het moment van het openlijke geweld gebruik is gemaakt van een mes, blijkt niet uit het dossier. Evenmin kan op basis van het dossier worden vastgesteld dat het door verdachte gepleegde openlijk geweld zwaar dan wel enig letsel tot gevolg heeft gehad. Verdachte zal daarom van die onderdelen van de tenlastelegging van feit 3 worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in rubriek 3.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 2, meer subsidiair
op 18 juli 2021 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die voornoemde [slachtoffer] meermaals met kracht met een metalen staaf tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
op 18 juli 2021 te Amsterdam openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [markt] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
- het meermaals slaan van die [slachtoffer] en
- het meermaals schoppen tegen die [slachtoffer] en
- het meermaals slaan met een metalen staaf tegen het lichaam van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

5.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte een beroep toekomt op noodweer dan wel noodweerexces omdat verdachte genoodzaakt was [medeverdachte 1] te verdedigen tegen de aanval van het slachtoffer met een metalen staaf. Voor zover verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, is dit het gevolg van een hevige gemoedsbeweging, te weten de angst dat [medeverdachte 1] het leven zou verliezen, en deze gemoedsbeweging is veroorzaakt door de aanval van het slachtoffer op [medeverdachte 1] .
5.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte geen beroep toekomt op noodweer dan wel noodweerexces. Weliswaar is sprake geweest van een noodweersituatie door de aanval van het slachtoffer op [medeverdachte 1] , maar ten tijde van het gepleegde openlijke geweld was die wederrechtelijke aanranding ten einde, omdat het slachtoffer op dat moment op de grond lag.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
5.3.1.
Noodweer
De rechtbank heeft hiervoor in 3.3.1 vastgesteld dat het geweld van verdachte en [medeverdachte 1] plaatsvond, nadat het slachtoffer [medeverdachte 1] heeft aangevallen met een metalen staaf waarbij [medeverdachte 1] ook op zijn hoofd is geraakt. Op dat moment ontstond een situatie waarin [medeverdachte 1] zichzelf mocht verdedigen en verdachte hem daarbij mocht helpen.
De door verdachte gepleegde geweldshandelingen vonden echter plaats nadat [medeverdachte 1] de aanval van het slachtoffer (met buitensporig geweld) had afgeslagen. Het slachtoffer lag inmiddels op de grond en zijn metalen staaf was inmiddels in handen van verdachte. Op dat moment was er geen sprake meer van een noodzakelijke verdediging waarbij verdachte te hulp mocht schieten.
Dit betekent dat verdachte geen beroep toekomt op noodweer.
5.3.2.
Noodweerexces
De rechtbank vindt dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte na afloop van de noodweersituatie buitenproportioneel heeft gehandeld als onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging die het gevolg was van de aanval door het slachtoffer op [medeverdachte 1] . Het beroep op noodweerexces wordt daarom verworpen.
5.3.3.
Conclusie
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest overstijgt.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op van drie maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uur.
Verdachte heeft zich na een avond uitgaan schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer met een metalen staaf te slaan en daarnaast heeft verdachte het slachtoffer geslagen en geschopt. De geweldshandelingen van verdachte vonden plaats nadat medeverdachte [medeverdachte 1] het slachtoffer meermalen met een mes heeft gestoken. Later die nacht is het slachtoffer aan de gevolgen van die messteken overleden. Dit overlijden kleurt de situatie waarin verdachte het geweld heeft gebruikt, maar tegelijkertijd is verdachte niet verantwoordelijk voor de dood van het slachtoffer en het dossier bevat ook geen aanwijzingen dat verdachte op dat moment wist dat [medeverdachte 1] het slachtoffer met een mes had gestoken.
Voor het bepalen van de straffen heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank houdt daarbij rekening met de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Van belang is dat het slachtoffer degene is geweest die de fysieke confrontatie met [medeverdachte 1] is gestart door met een metalen staaf te slaan. Niet gebleken is dat verdachte die avond conflicten heeft opgezocht. Hij is er wel in beland terwijl hij een dronken vriend naar huis wilde brengen. Dit conflict heeft een voor de nabestaanden onbeschrijflijk tragisch einde gekend.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat geen eerdere veroordelingen bekend zijn en daarmee is het strafrechtelijke verleden van verdachte verder niet van invloed op de op te leggen straf.
De rechtbank heeft verder ook gekeken naar het advies dat de reclassering heeft uitgebracht. De reclassering schat het risico op recidive en op het toebrengen van letsel aan anderen in als laag. Tegelijkertijd acht de reclassering het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk, gelet op de stabiele situatie op risicogebieden (werk, wonen, sociaal netwerk).
Tegen deze achtergrond vindt de rechtbank het niet wenselijk om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die meebrengt dat hij opnieuw gedetineerd raakt. In plaats daarvan legt de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een forse onvoorwaardelijke taakstraf opleggen, zodat verdachte ook op die manier merkt dat hij in de gegeven situatie anders had moeten handelen.
Nu verdachte het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf reeds in voorarrest heeft doorgebracht, komt hij niet in aanmerking voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, en is de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, niet aan de orde.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] vorderen de vergoeding van door hen geleden schade, bestaande uit materiële schade, immateriële schade en/of affectieschade.
Terugkerend element in de vorderingen is dat deze vorderingen samenhangen met het overlijden van het slachtoffer en de vorderingen houden daarmee dus verband met het onder 1 ten laste gelegde. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat niet is bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Verdachte wordt wel veroordeeld voor de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, maar niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met die bewezen verklaarde feiten.
De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 55, 141, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2 meer subsidiair en feit 3
Eendaadse samenloop van
poging tot zware mishandeling
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[Verdachte], daarvoor strafbaar.
- Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 51 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
- Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
- Verklaart [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] nietontvankelijk in hun vorderingen.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B. Yesilgöz en T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2023.
Bijlage
[...]

Voetnoten

1.[...]
2.[...]
3.[...]
4.[...]
5.[...]
6.[...]
7.[...]
8.[...]
9.[...]
10.[...]
11.[...]
12.[...]
13.[...]
14.[...]
15.[...]
16.[...]
17.[...]
18.[...]
19.[...]
20.[...]
21.[...]
22.[...]
23.[...]
24.[...]
25.[...]