3.3.1.Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
In de nacht van 17 op 18 juli 2021 is er op de [markt] in Amsterdam een gewelddadige confrontatie geweest waarna het slachtoffer in de vroege ochtend van 18 juli 2021 aan zijn verwondingen is overleden.
Op het moment dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) de rijbanen van de [markt] wilde oversteken in de richting van het plein voor de [kerk] , reed het slachtoffer in zijn auto (een groene Peugeot cabrio) over de [markt] richting de Prinsengracht. Op dat moment waren zij allemaal, het slachtoffer incluis, onder invloed van alcohol. Vanuit de groep van de verdachten werd er geroepen naar het slachtoffer in de auto. Eén van de verdachten heeft in de richting van de auto geschopt. Nadat het verkeerslicht voor het slachtoffer op groen sprong is hij rechtsaf de Prinsengracht op gereden en heeft zijn auto richting de verdachten gereden en gedeeltelijk op de stoep/het plein neergezet.
Tussen de verdachten en het slachtoffer werd over en weer naar elkaar geschreeuwd. Het slachtoffer is uitgestapt en heeft uit de kofferbak van zijn auto een metalen staaf gepakt. Deze metalen staaf is later – bebloed – door de politie op de [markt] aangetroffen en in beslag genomen.Het slachtoffer heeft [medeverdachte 1] met de metalen staaf met veel kracht op het hoofd geslagen. [medeverdachte 1] heeft hierdoor een gebroken neus en een hersenschudding opgelopen.
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) heeft een deel van de gebeurtenissen gefilmd. De rechtbank gaat ervan uit dat de opname begint, kort nadat [medeverdachte 1] door het slachtoffer op zijn hoofd is geraakt. [getuige 1] heeft verklaard dat hij is gestopt met filmen toen het te heftig werd.Een verbalisant heeft de camerabeelden bekeken en daarop het slachtoffer en de verdachten herkend.[medeverdachte 1] droeg een wit overhemd met korte mouwen en verdachte droeg een groen T-shirt.Op de camerabeelden is het volgende te zien:
Het slachtoffer houdt in beide handen een op een metalen staaf gelijkend voorwerp. [medeverdachte 1] staat op ongeveer twee meter afstand van het slachtoffer. [medeverdachte 1] staat met zijn lichaam in de richting van het slachtoffer gekeerd. [medeverdachte 1] houdt zijn linkerarm gebogen boven zijn hoofd alsof hij deze arm wilde gebruiken om zich af te weren. [medeverdachte 1] houdt zijn rechterarm naast zijn lichaam. [medeverdachte 1] heeft zijn hand tot een vuist gebald. Verdachte staat op dat moment op ongeveer een meter afstand links naast [medeverdachte 1] met zijn lichaam in de richting van het slachtoffer gekeerd. Het slachtoffer tilt de staaf op, boven zijn hoofd en zwaait daarmee met kracht richting [medeverdachte 1] . De staaf zwaait langs de rechterzijde van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] haalt vervolgens uit met zijn rechtervuist richting de linkerborst en oksel van het slachtoffer. [medeverdachte 1] maakt een onderhands zwaaiende, slaande beweging waarbij hij het slachtoffer met de duimzijde van zijn vuist raakt. De wijze van slaan lijkt meer op het steken, dan op het slaan van het slachtoffer.
Het slachtoffer rent weg bij [medeverdachte 1] en zwaait nog eenmaal met de staaf richting [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] achtervolgt het slachtoffer op nog geen meter afstand. [medeverdachte 1] zet een grote stap voorbij de benen van het slachtoffer waarna het slachtoffer ten val komt.
Direct daarna is het geluid van vallend metaal te horen alsof de staaf op de grond valt.Op dat moment roept iemand: "Hey, fucking stop, no, no, no, no!"
Tegelijkertijd rent verdachte richting de locatie waar het slachtoffer ten val kwam en bukt daar. Wanneer verdachte overeind komt houdt hij de staaf vast.
Het slachtoffer zit op dat moment op zijn knieën. [medeverdachte 1] staat vlak voor het slachtoffer. Het slachtoffer strekt beide armen voor zich uit tegen [medeverdachte 1] en duwt hem weg. Het slachtoffer tracht op te staan terwijl hij duwt. [medeverdachte 1] stapt opzij waardoor het slachtoffer opnieuw voorover valt.
Verdachte gaat vlak achter het slachtoffer staan en heft de staaf met beide handen boven zijn hoofd.
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) heeft verklaard dat hij zag dat Man 1Man 4op zijn hoofd sloeg met de stok. Man 4 reageerde hier direct op. Man 4 liep op Man 1 af en Man 4 maakte stekende bewegingen richting Man 1. Man 4 ging met zijn hand heen en weer. De bewegingen die Man 4 maakte, leken niet op slaande bewegingen bij een normale vechtpartij.
Getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) heeft verklaard dat op enig moment één persoon op de grond ligt en dat er twee andere mensen waren die op hem insloegen en trapten.
Getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ) heeft verklaard dat Man 2 het slachtoffer (Man 1) met een metalen staaf sloeg op zijn lichaam. Man 1 (het slachtoffer) kwam op de grond terecht en drie andere mannen (Man 2, Man 3 en Man 4) maakten schoppende en slaande bewegingen richting het slachtoffer. Man 2 droeg een groen T-shirt.
Getuige [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ) heeft verklaard dat NN1en NN3 het slachtoffer sloegen en dat NN1 het slachtoffer aan het slaan was met een stalen pijp. Zij waren het slachtoffer ook aan het slaan en schoppen. NN1 droeg een groen T-shirt.
Het slachtoffer is op 18 juli 2021 om 04:50 uur overleden.Naar aanleiding van het overlijden is een forensisch pathologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij het volgende werd bevonden.
Aan het lichaam werden acht steekletsels vastgesteld. Bij twee daarvan waren vitale structuren geraakt: Aan de borst links zijwaarts was een steekletsel verlopend tot in de linkerborstholte met perforatie van de linkerlong en het hartzakje. Aan het linkerbovenbeen voorwaarts was een steekletsel (O) met klieving van een grote aftakking van de dijslagader en de dijader. De zes overige steekletsels (één ter hoogte van de halsbasis links, vier aan de bovenarm links en nog één aan het linkerbovenbeen) hadden geen vitale structuren geraakt. De diepte van het diepste, betrouwbaar te beoordelen, steekkanaal (O) was circa 11 cm.
De voorlopige conclusie is dat het overlijden van het slachtoffer wordt verklaard door de gevolgen van een steekletsel aan de borst links zijwaarts en een steekletsel aan het linkerbovenbeen. De overige zes steekletsels kunnen middels bloedverlies een bijdrage hebben geleverd aan de snelheid van het overlijden. Verder was er letsel door stomp botsende krachtinwerking. Deze krachtinwerking heeft geen rol van betekenis gespeeld bij het overlijden van het slachtoffer.
Tijdens het sporenonderzoek op de [markt] is een bebloed mes veiliggesteld.Na in beslagname is er DNA-onderzoek verricht aan het mes, wat de volgende bevindingen heeft opgeleverd.
Op de binnenzijde en de buitenzijde van het heft van het mes zijn DNA-mengprofielen aangetroffen. Beide mengprofielen zijn meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering wel DNA van [medeverdachte 1] bevat, dan dat het alleen DNA van willekeurige onbekende personen bevat. Het DNA-mengprofiel aan de binnenzijde van het heft is ten minste 30 miljoen keer waarschijnlijker wanneer het DNA van het slachtoffer bevat, dan dat het alleen DNA van willekeurige onbekende personen bevat. Voor alle overige monsters, waaronder bloedsporen op het lemmet en het heft van het mes, geldt dat de (meng)profielen meer dan een miljard keer waarschijnlijker zijn als de (meng)profielen DNA van het slachtoffer bevatten, dan dat de profielen (alleen) DNA van (een) willekeurige onbekende(n) bevat.
Het DNA-onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat DNA van verdachte of [medeverdachte 2] in de bemonsteringen zat.
3.3.2.Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden het volgende af.
Feit 1
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] degene is geweest die het slachtoffer heeft doodgestoken. Niet blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] bij deze geweldshandeling hebben samengewerkt, in het bijzonder omdat niet is gebleken dat verdachte wist dat [medeverdachte 1] een mes bij zich had en/of dit zou gaan gebruiken.
Verdachte zal daarom van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte het slachtoffer met de metalen staaf heeft geslagen. Uit de camerabeelden volgt dat verdachte de metalen staaf van het slachtoffer, nadat die staaf op de grond terecht was gekomen, heeft opgepakt. Uit de getuigenverklaringen van [getuige 5] en [getuige 4] volgt dat verdachte hiermee heeft geslagen. Verdachte heeft zelf verklaarddat hij degene was die een groen T-shirt droeg, en dit blijkt ook uit de camerabeelden.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte met een glazen buis of een TL-buis uit de auto van het slachtoffer zou hebben geslagen, zoals verdachte heeft verklaard. In het bijzonder zijn tijdens het sporenonderzoek op de [markt] geen sporen aangetroffen van een kapotte glazen buis. Geen enkele getuige verklaart over een buis die kapot is gegaan tijdens of door het slaan.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen op welk deel van het lichaam verdachte het slachtoffer met de metalen staaf heeft geslagen en met hoeveel kracht precies. Gelet daarop kan de rechtbank – net als de officier van justitie – niet vaststellen dat verdachte bij het slaan met de metalen staaf (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 2 primair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank kan eveneens niet vaststellen of het slachtoffer als gevolg van dit slaan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat de rechtbank – net als de officier van justitie – niet kan vaststellen dat verdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte door te slaan met een metalen staaf tegen het lichaam van het slachtoffer, (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Door het slachtoffer met een metalen staaf te slaan bestond de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft door zijn handelen deze kans ook bewust aanvaard. De rechtbank vindt daarom wel bewezen dat verdachte het onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte bij het slaan van het slachtoffer met de metalen staaf nauw en bewust heeft samengewerkt met een of meer anderen. Van het ten laste gelegde medeplegen zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte, in elk geval samen met [medeverdachte 1] , openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, waarbij het slachtoffer is geschopt en geslagen, ook met een metalen staaf. Dit geweld is gepleegd na afloop van het filmpje en blijkt uit de getuigenverklaringen van [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] . Dat het geweld niet was gestopt toen getuige [getuige 1] stopte met filmen, blijkt uit de verklaring van die getuige dat hij met filmen is gestopt omdat het te heftig werd.
Dat op het moment van het openlijke geweld gebruik is gemaakt van een mes, blijkt niet uit het dossier. Evenmin kan op basis van het dossier worden vastgesteld dat het door verdachte gepleegde openlijk geweld zwaar dan wel enig letsel tot gevolg heeft gehad. Verdachte zal daarom van die onderdelen van de tenlastelegging van feit 3 worden vrijgesproken.