DLV, Amrãth Hotels en Amrãth Jaarbeurs vorderen:
I. Ballast Nedam jegens DLV te veroordelen tot naleving van het arrest en Ballast Nedam in dat kader te veroordelen tot onmiddellijke hervatting van de werkzaamheden en de uitoefening van haar retentierecht op te heffen, althans deze veroordeling uit te spreken onder de door het hof in het dictum van het arrest opgenomen ontbindende voorwaarde sub 2, in beide gevallen op straffe van een dwangsom;
II. Ballast Nedam jegens DLV te veroordelen tot het per direct hervatten van de bouwwerkzaamheden en deze voortvarend te verrichten, op straffe van een dwangsom;
III. Ballast Nedam jegens DLV te veroordelen om over te gaan tot opheffing van het door haar toegepaste retentierecht c.q. de feitelijke toestand van de uitoefening van het retentierecht op het Project te staken en gestaakt te houden, onder meer door (a) het verwijderen van aanplakbiljetten waarop de uitoefening van het vermeende retentierecht staat vermeld, (b), indien Ballast Nedam de uitoefening van het vermeende retentierecht op het Project heet ingeschreven in het Kadaster, het uitschrijven daarvan uit het Kadaster en (c), indien Ballast Nedam niet tot hervatting van de werkzaamheden wordt veroordeeld, het afgeven aan DLV van de sleutels van de sloten die Ballast Nedam in het kader van de uitoefening van het retentierecht heeft geplaatst, op straffe van een dwangsom;
IV. opheffing van de op 1 maart 2022, 2 maart 2022 en 31 augustus 2022 door Ballast Nedam ten laste van DLV gelegde conservatoire derdenbeslagen, althans voor zover gelegd onder ROV, Galaxy Apartments C.V. en Galaxy Apartments, althans Ballast Nedam te veroordelen deze beslagen op te heffen, op straffe van een dwangsom;
V. (voorwaardelijk) indien en voor zover Ballast Nedam niet jegens DLV wordt veroordeeld tot hervatting van de werkzaamheden, noch tot opheffing van het retentierecht, Ballast Nedam jegens Amrãth Hotels en Amrãth Jaarbeurs gezamenlijk, althans jegens Amrãth Hotels, althans jegens Amrãth Jaarbeurs te veroordelen tot opheffing van het door haar toegepaste retentierecht c.q. de feitelijke toestand van de uitoefening van het retentierecht op het Project te staken en gestaakt te houden, onder meer door (a) het verwijderen van aanplakbiljetten waarop de uitoefening van het vermeende retentierecht staat vermeld, (b), indien Ballast Nedam de uitoefening van het vermeende retentierecht op het Project heet ingeschreven in het Kadaster, het uitschrijven daarvan uit het Kadaster en (c), het afgeven van de sleutels van de sloten die Ballast Nedam heeft geplaatst, op straffe van een dwangsom;
VI. Ballast Nedam te verbieden de vaste torenkraan op de bouwplaats van het Project, deels dan wel volledig, af te breken en/of de vaste torenkraan van de bouwplaats te verwijderen, op straffe van een dwangsom,
VII. Ballast Nedam te veroordelen in de proces- en nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.