ECLI:NL:RBAMS:2023:2611

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
C/13/729702 / KG ZA 23-114
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging bankrelatie door ABN Amro met betrekking tot eenmanszaken van eisers en voortzetting van de bankrelatie met een andere eenmanszaak na belangenafweging

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers, [eiser] en [eiseres], een kort geding aangespannen tegen ABN Amro Bank N.V. naar aanleiding van de opzegging van hun bankrelatie. De eisers, beiden wonende te Rotterdam, hebben een eenmanszaak, waarvan [eiser] bankiert bij ABN Amro. De bank heeft de relatie met [naam onderneming 1] opgezegd vanwege zorgen over mogelijke betrokkenheid bij criminele activiteiten, specifiek gerelateerd aan contante betalingen en de relatie met een growshop. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 maart 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de opzegging van de bankrelatie met [naam onderneming 1] gerechtvaardigd was, maar dat de bankrelatie met [naam onderneming 2] voortgezet moet worden. De rechter heeft bepaald dat ABN Amro de bankrekening van [naam onderneming 2] en de gezamenlijke rekening van [eiser] en [eiseres] moet blijven faciliteren, met de voorwaarde dat er geen contante stortingen plaatsvinden en dat elke betaling verantwoording behoeft. De eisers hebben ook bezwaar gemaakt tegen de registratie op de CAAML-lijst, maar dit verzoek is afgewezen. De rechter heeft de proceskosten tussen partijen verrekend, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/729702 / KG ZA 23-114 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 30 maart 2023
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres] ,
beiden wonende te Rotterdam,
eisers bij dagvaarding van 21 februari 2023,
advocaat mr. J.M. Wagenaar te Enschede,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E. Jagt te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] , [eiseres] en ABN Amro worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 16 maart 2023 hebben [eiser] en [eiseres] de vorderingen toegelicht. ABN Amro heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een tevoren ingediend schriftelijk verweer (conclusie van antwoord). Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [eiser] en [eiseres] tevens een pleitnota. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- [eiser] , [eiseres] en [naam] , werknemer bij [naam onderneming 1] , met mr. Wagenaar;
- aan de zijde van ABN Amro: mr. B.J.M.M. Strijdhaftig, bedrijfsjurist, met mr. Jagt.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een eenmanszaak, welke tot voor kort (zie hierna 2.13) naar buiten trad onder twee handelsnamen: [naam onderneming 2] en [naam onderneming 1] (hierna ook: [naam onderneming 1] ). [naam onderneming 2] is een elektrotechnisch installatiebedrijf en [naam onderneming 1] was (volgens de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel) een onderneming met activiteiten in de categorie ‘Tuincentra’ (‘Detailhandel gespecialiseerd in tuin-, vijver- en kweekbenodigdheden’). [naam onderneming 1] is gevestigd in een winkelpand in Rotterdam.
2.2.
[eiseres] is werkzaam op een ROC, waar zij [functie] is op de [naam opleiding] .
2.3.
[eiser] bankiert met [naam onderneming 2] en [naam onderneming 1] bij ABN Amro. Sinds 2007 heeft hij voor [naam onderneming 2] een betaalrekening en sinds januari 2019 ook een voor [naam onderneming 1] . [eiser] en [eiseres] zijn partners en hebben gezamenlijk een en/of rekening bij ABN Amro.
2.4.
Dutch Lighting Solutions (hierna: DLS) is een growshop waarvan de drie eigenaren in 2018 zijn veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. In 2020 wordt het ABN Amro bekend dat [naam onderneming 1] een groot deel van de producten die zij verkoopt in haar winkel inkoopt bij DLS. De bank is daarom een klantonderzoek gestart naar [naam onderneming 1] .
2.5.
Bij brief van 10 december 2020 heeft ABN Amro in het kader van het klantonderzoek informatie bij [eiser] opgevraagd over [naam onderneming 2] en [naam onderneming 1] . Ten aanzien van [naam onderneming 1] is gevraagd naar, voor zover van belang, informatie (onderbouwd met documentatie) over:
  • geleend geld dat is gebruikt als startkapitaal;
  • hoe de relatie met DLS, Bertels B.V. en MSM Trading GmbH (hierna: MSM) is ontstaan en of van bepaalde betalingen aan deze partijen facturen kunnen worden aangeleverd;
  • hoe [naam onderneming 1] omgaat met risico’s rondom contant geld;
  • van welke partijen (particulieren of bedrijven) [naam onderneming 1] contant geld ontvangt;
  • hoe het komt dat klanten betalen met coupures van € 500,00 en € 200,00;
  • contante stortingen van € 9.900,00 op 31 oktober 2020, € 2.945,00 op 24 november 2020 en € 1.000,00 op 25 november 2020;
  • hoe [naam onderneming 1] omgaat met het risico dat partijen die producten bij haar kopen die producten gebruiken voor het opzetten van grootschalige hennep- en/of wietteelt en of [naam onderneming 1] daarover geschreven beleid heeft.
2.6.
Bij e-mail van 19 januari 2021 heeft de boekhouder van [eiser] / [naam onderneming 1] die brief beantwoord. Bij deze e-mail zijn zeven leningsovereenkomsten meegestuurd. In vijf daarvan staat dat een bedrag van € 10.000,00 aan [eiser] wordt geleend en in twee een bedrag van € 5.000,00. In die e-mail is uitgelegd hoe de relatie met DLS, Bertels B.V. en MSM is ontstaan (via vertegenwoordigers van die bedrijven die langskwamen) en zijn de door ABN Amro gevraagde facturen meegestuurd. Verder staat in die e-mail, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
 Risicobeheer
In het bedrijf is zeker een pin automaat aanwezig (…) Hiervan wordt regelmatig gebruik gemaakt. Indien cliënten contant willen betalen in het bedrijf is dit mogelijk. De klanten hebben de mogelijkheid om te pinnen en/of contant te betalen.
- Contant geld wordt regelmatig afgestort bij de bank, helaas is dit steeds minder mogelijk.
- (…)
- Vanaf heden wordt in het bedrijf aangegeven dat coupures van € 500,-- en € 200,-- niet meer worden geaccepteerd.
- Het geld wordt gecontroleerd op echtheid d.m.v. een detector (Safescan).
- Het is ons niet altijd duidelijk of de goederen verkocht worden aan een particulier of bedrijf, bij elke verkoop wordt een BTW bon met product aanduiding gegeven aan de koper.
- Het is in 2 jaar tijd voorgekomen dat een klant +/- 3 keer met een briefje van € 500,-- en +/- 10 keer met een briefje van € 200,-- heeft betaald, meestal nog in combinatie met pinnen (half/half).
- Bijgevoegd de kasbladeren van oktober en november i.v.m. de contante stortingen, deze stortingen komen voort uit de contante omzet.
- De vraag over het risico dat de producten gebruikt kunnen worden voor hennep- en/of wietteelt begrijpen wij niet. De producten in het bedrijf worden overal verkocht ook bij de Intratuin, de inkoop geschiet bij Nederlandse bedrijven en worden ook door deze bedrijven geleverd. De producten die verkocht worden in het bedrijf zijn bestemd voor elke huishoudelijke tuin, ook beginnen wij in het voorjaar met de verkoop van (huiskamer)planten omdat hiernaar veel vraag is.
(…)”.
2.7.
Bij brief van 9 november 2021 heeft ABN Amro aan [eiser] geschreven dat de door zijn boekhouder verstrekte informatie niet toereikend is om het klantonderzoek af te ronden. In die brief heeft ABN Amro aan [eiser] verzocht, voor zover van belang, om opheldering (onderbouwd met documentatie) te geven over:
- procedures, maatregelen en/of beleid gehanteerd door [naam onderneming 1] ter voorkoming van levering aan partijen actief in de (georganiseerde) hennepteelt;
- hoe [naam onderneming 1] voorkomt faciliterend te zijn aan (voorbereidende handelingen voor) illegale drugsteelt, gelet op de zakelijke relatie met DLS;
- de reden dat [naam onderneming 1] vrijwel geen gebruik maakt van de mogelijkheid om haar klanten te laten pinnen, daar de gelden die giraal door [naam onderneming 1] worden ontvangen minder dan 1% van de totale creditomzet omvatten;
- contante stortingen van € 4.000,00 op 6 oktober 2021, € 5.100,00 op 22 mei 2021, € 5.200 op 17 december 2020 en € 9.900,00 op 30 oktober 2020.
2.8.
Bij brief van 23 december 2021 heeft de (voormalig) advocaat van [eiser] de brief van ABN Amro, voor zover van belang, als volgt beantwoord:
“(…)
Allereerst merk ik op dat de eenmanszaak van mijn cliënt een winkel betreft, zoals een supermarkt of bouwmarkt. Vooral wordt verkocht en geleverd aan particulieren. Zoals te doen gebruikelijk bij winkels, wordt niet bij elke levering aan een particulier een factuur opgemaakt. Wel wordt uiteraard de omzet aangeslagen op de kassa. Bijgaand doe ik u een uitdraai toekomen van de omzet per dag exclusief 21% omzetbelasting over de periode 01-01-2020 t/m 30-09-2021. Zoals daaruit blijkt is in die periode sprake van een omzet van (…) € 881.000,-- inclusief BTW. Mijn cliënt heeft voldoende contante heeft [sic] om de stortingen te verklaren. Die stortingen worden uiteraard ook belastingtechnisch verantwoord.
Uit de bijlage blijkt dat de dagen voorafgaand aan de dagen van de stortingen, de kas oploopt door betalingen. Die betalingen worden door de eenmanszaak op gezette tijden gestort op de bankrekening.
Voorts treft u bijgaand (als voorbeeld) een z-afslag van 30-09-2021 inclusief 21% BTW. Elke dag heeft cliënt deze z-afslagen.
(…) De pinautomaat wordt weinig gebruikt door klanten. Veel van de klanten van mijn cliënt kiezen ervoor om contant te betalen. Daarop heeft mijn cliënt uiteraard weinig invloed. Die keuzevrijheid heeft de klant. Echter is het uiteraard ook voor ons eenvoudiger als klanten daar meer van wensen gebruik te maken.
Verder wordt er wel een procedure gehanteerd om leveringen te voorkomen aan partijen die zich wellicht bezighouden met (illegale) hennepteelt. Als de bestelling plotseling of met veel spoed moet worden behandeld, wordt gekeken naar de vragende partij. Dat is ook het geval bij grote bestellingen. De klant wordt bevraagd over de bestelling. Zelfs als het omzet kost, wordt niet verkocht en geleverd als mijn cliënt twijfels heeft bij de klant. Zeker bij onbekende klanten wordt onmiddellijk besloten niet tot een overeenkomst te komen.
Sommige klanten laten in voorkomende gevallen de stukken zien van het bedrijf. Een voorbeeld is Swiss Green Medic All Time Logistic Gmbt uit Weil a.r. Duitsland. Eerst nadat partijen met bijzondere bestellingen ons met stukken kunnen overtuigen van de legale werkzaamheden, gaat mijn cliënt over tot levering.
Klanten die goederen kopen die ook voor de hennepteelt zouden kunnen worden gebruikt, dat wenst mijn cliënt nog wel even benadrukt te hebben, worden door onze klanten gebruikt voor telen van bijzondere - veelal Aziatische - plantensoorten zoals Plumeria’s.
Ten aanzien van DLS merk ik het volgende op. Deze leverancier is voor ons een betrouwbare partner. Zij leveren altijd snel en volledig. De bejegening is prettig en de medewerkers zijn deskundig en behulpzaam. Daarnaast heeft DAS [sic] een ruim assortiment met producten die wij ook nodig hebben, zoals scheppen en bladruimers.
(…)”.
2.9.
Bij brief van 3 oktober 2022 heeft ABN Amro aan [eiser] meegedeeld graag de facturen die wel zijn opgemaakt in de periode van 2 januari 2020 tot en met 30 september 2021 te willen ontvangen ter onderbouwing van het grootboekoverzicht en de contante stortingen. Verder schrijft ABN Amro in die brief dat uit de z-afslagen van 28, 29 en 30 september 2021 volgt dat 854 potten zijn verkocht. ABN Amro heeft [eiser] verzocht de verkoop van de potten te onderbouwen aan de hand van documentatie, zoals facturen. Tot slot heeft ABN Amro [eiser] verzocht aan de hand van een grootboekoverzicht en de daarbij behorende facturen de volgende betalingen toe te lichten: € 5.100,00, € 2.250,00 en € 3.050,00 op 14 september, 16 september respectievelijk 20 september 2022.
2.10.
Bij brief van 19 oktober 2022 heeft de voormalig advocaat bovengenoemde brief van ABN Amro als volgt beantwoord:
“(…)
Volgens de boekhouder zijn uw vragen moeilijk te beantwoorden. Mijn cliënt is een winkel, vergelijkbaar met de Albert Heijn. Een winkel schrijft/maakt geen facturen aan klanten. Dat doet de Albert Heijn ook niet, is de stelling van mijn cliënt. Op de z-afslagen is alles zichtbaar.
De omzet kan niet met facturen worden onderbouwd. Dat is omdat geen facturen aanwezig zijn bij de verkopen aan klanten.
Ik vertrouw erop u met het voorgaande voldoende te hebben geïnformeerd.
(…)”.
2.11.
Bij brieven van 3 november 2022 heeft ABN Amro de bankrelatie met [eiser] , [naam onderneming 1] en [naam onderneming 2] opgezegd tegen 4 januari 2023. In deze brieven heeft ABN Amro onder verwijzing naar artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden als reden voor de opzegging vermeld dat zij bij gebrek aan informatie en inzicht niet aan haar wettelijke verplichtingen kan voldoen en dat zij niet kan uitsluiten dat de producten en of diensten oneigenlijk en/of onrechtmatig worden gebruikt. Verder is in deze brieven aan [eiser] meegedeeld dat zijn (persoons)gegevens voor de duur van vijf jaar worden vastgelegd in de CAAML (Client Acceptance and Anti Money Laundering)-lijst. Bij brief van eveneens 3 november 2022 heeft ABN Amro aan [eiseres] meegedeeld dat vanwege de opzegging van de bankrelatie met [eiser] de gezamenlijke en/of rekening tegen 4 januari 2023 wordt opgezegd.
2.12.
[eiser] en [eiseres] hebben hiertegen bezwaar gemaakt bij ABN Amro en haar verzocht om haar besluit te heroverwegen. ABN Amro heeft vastgehouden aan de opzegging van de bankrelatie. Wel heeft zij de uitvoering van haar beslissing opgeschort tot de uitkomst van dit kort geding.
2.13.
In het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is op 5 december 2022 geregistreerd dat met ingang van 1 december 2022 E. Smajic [naam onderneming 1] exploiteert in de vorm van een eenmanszaak. [eiser] drijft zijn eenmanszaak alleen nog onder de naam [naam onderneming 2] .
2.14.
Bij e-mail van 14 februari 2023 heeft de advocaat van [eiser] en [eiseres] aan ABN Amro gemeld dat [naam onderneming 1] recentelijk is verkocht.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] en [eiseres] vorderen:
primair:
I. ABN Amro te verbieden om uitvoering te geven aan de opzegging van de relatie met hen, in ieder geval totdat hier onherroepelijk duidelijkheid over is in een bodemprocedure;
II. ABN Amro te veroordelen om alle bankrekeningen, betaalpassen, creditcards en internet banking (app) van [eiser] en [eiseres] in stand te laten en uitvoering te geven aan transacties over de rekeningen, in ieder geval gedurende een bodemprocedure;
III. ABN Amro te verbieden om [eiser] en [eiseres] op te nemen in het IVR/CAAML-Lijst of een ander vergelijkbaar register en/of om gegevens daaromtrent te delen met andere banken en/of instanties;
dit alles op straffe van dwangsommen;
subsidiair:
ABN Amro te veroordelen, op straffe van een dwangsom, om [eiser] en [eiseres] te laten beschikken over één (basis)rekening en uitvoering te geven aan zakelijke en privé transacties over die rekening, tenminste tot er een onherroepelijke einduitspraak in een bodemprocedure is;
primair en subsidiair:
ABN Amro te veroordelen in de proces- en nakosten en de buitengerechtelijke kosten, alle te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] en [eiseres] stellen daartoe het volgende. [eiser] heeft volledige medewerking verleend aan het klantenonderzoek van ABN Amro naar [naam onderneming 1] . Contant geld is een wettig betaalmiddel. Veel klanten van [naam onderneming 1] komen uit voormalig Joegoslavië; voor hen is het gebruikelijk om met contant geld te betalen. [naam onderneming 1] verkoopt legale producten. Dat kwaadwillende derden die producten mogelijk voor andere doeleinden gebruiken, kan [naam onderneming 1] niet worden tegengeworpen. Bij [naam onderneming 1] bestaan geen risico’s inzake witwassen en/of terrorisme financiering, zodat ABN Amro aan haar wettelijke verplichting onder de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme) kan voldoen. ABN Amro laat na concreet aan te geven welke informatie ontbreekt en heeft [naam onderneming 1] niet in de gelegenheid gesteld maatregelen te treffen om eventuele risico’s terug te dringen. [eiser] heeft [naam onderneming 1] op 12 januari 2023 verkocht. Hij heeft alleen nog [naam onderneming 2] , waar geen contante transacties plaatsvinden, waardoor de door ABN Amro benoemde risico’s die aan de opzegging ten grondslag zijn gelegd niet langer bestaan. [eiser] heeft de zakelijke bankrekening (op naam van [naam onderneming 2] ) nodig om betalingen te ontvangen op de facturen die hij stuurt aan klanten voor wie hij als zzp’er werkzaamheden verricht. De opzegging van de bankrelatie en de registratie van [eiser] en [eiseres] in de CAAML-lijst zijn onrechtmatig, in strijd met de zorgplicht van ABN Amro en in strijd met maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
3.3.
ABN Amro heeft het volgende verweer gevoerd. Uit het klantonderzoek is gebleken dat 99% van de omzet van [naam onderneming 1] uit contante stortingen bestond. Dit is een uitzonderlijk hoog. Gemiddeld wordt 23% van de omzet contant betaald in tuincentra. Daarnaast heeft ABN Amro geconstateerd dat bij de contante stortingen meermaals coupures van € 500,00 en € 200,00 werden gebruikt. Deze coupures worden volgens de Financial Intelligence Unit (van de Landelijke Politie) nagenoeg alleen gebruikt door drugscriminelen. In de periode van 11 maart 2019 tot en met 10 maart 2023 is een bedrag van € 1.466.880,00 aan contant geld gestort op de betaalrekening van [naam onderneming 1] . Bij contante betalingen kan ABN Amro niet vaststellen wie de kopers zijn en welke artikelen zij kopen. ABN Amro kan daardoor niet vaststellen of de contante gelden een legale herkomst hebben en niet van doen hebben met de facilitering van professionele hennephandel, dan wel dat het contante geld wordt witgewassen. Dit klemt te meer nu [naam onderneming 1] actief is in een hoog-risico branche. [eiser] heeft zeven leningsovereenkomsten overgelegd waarmee door verschillende particulieren bedragen van (5x) € 10.000,00 en (2x) € 5.000,00 aan [eiser] zouden zijn geleend. Dit terwijl op de betaalrekening van [naam onderneming 1] geen bedragen overeenkomstig deze leningen zijn bijgeschreven. De vragen van ABN Amro zijn door/namens [eiser] summier beantwoord en niet altijd voorzien van de gevraagde documentatie. [naam onderneming 1] heeft zelfs geen één factuur kunnen overleggen. Door de wijze waarop [eiser] [naam onderneming 1] exploiteert kan oneigenlijk en/of onrechtmatig gebruik van de bankrekening niet worden uitgesloten. [eiser] lijkt hier onvoldoende oog voor te hebben. ABN Amro twijfelt of [eiser] [naam onderneming 1] daadwerkelijk heeft overgedragen. Na 5 december 2022 is er nog 53 keer contant geld gestort op de betaalrekening van [naam onderneming 1] . ABN Amro neemt het [eiser] kwalijk dat hij pas op 14 februari 2023 heeft laten weten dat [naam onderneming 1] was verkocht. ABN Amro is het vertrouwen in [eiser] verloren. Aangezien [naam onderneming 1] wordt belichaamd door [eiser] , wenst ABN Amro geen diensten meer te verlenen aan hem, dus ook niet aan [naam onderneming 2] . De CAAML-lijst is een interne lijst. ABN Amro wil hiermee voorkomen dat [eiser] na het beëindigen van de bancaire relatie een nieuwe aanvraag doet tot het aangaan van een bancaire relatie en de afdeling die dergelijke aanvragen behandelt, daarmee instemt zonder te weten dat de relatie met [eiser] kort geleden is beëindigd. ABN Amro heeft daarom recht en belang bij de registratie van [eiser] op de CAAML-lijst.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van [eiser] en [eiseres] kunnen alleen worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure dat ook zal doen en zij bij de vorderingen een spoedeisend belang hebben. Dat laatste volgt uit de aard van de vorderingen.
Voortzetten bankrelatie
4.2.
Bij de beoordeling van dit geschil zijn de volgende uitgangspunten van toepassing.
4.3.
Op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden – die op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn – heeft de bank een contractuele bevoegdheid de relatie met een klant te beëindigen. De opzeggingsbevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd.
4.4.
Een opzegging moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht op grond waarvan ABN Amro bij haar dienstverlening zorgvuldigheid in acht moet nemen, waarin ook het belang van betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. Daarbij moet mede worden betrokken dat het voor (rechts)personen van groot belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem.
4.5.
De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), zie HR 10 oktober 2014, ECLl:NL:HR:2014:2929).
4.6.
Banken hebben op grond van de Wwft een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt gebruikt (of: misbruikt). Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie up-to-date houden. Als een bank haar cliëntenonderzoek niet kan voltooien, moet zij de relatie met die klant beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). De bank kan dan immers het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten niet overzien. Het is voor de beëindiging van de relatie niet noodzakelijk dat er concrete bewijzen zijn dat de klant betrokken is bij criminele activiteiten.
4.7.
De banken hebben geen formele opsporingsbevoegdheden en zijn voor het cliëntenonderzoek afhankelijk van informatie uit openbare bronnen en informatie van de klant zelf. De klant is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over – onder meer – zijn activiteiten en de wijze waarop hij aan het geld is gekomen dat hij bij de bank onderbrengt (artikelen 2 lid 2, 3 en 7 van de Algemene Bankvoorwaarden).
4.8.
In de eerste brief van 10 december 2020 heeft ABN Amro vragen gesteld over [naam onderneming 2] en [naam onderneming 1] . [eiser] heeft de vragen over [naam onderneming 2] en [naam onderneming 1] beantwoord en vervolgens heeft het cliëntenonderzoek van ABN Amro zich volledig gericht op [naam onderneming 1] . ABN Amro heeft naar aanleiding van het klantonderzoek de bankrelatie met [naam onderneming 1] opgezegd. Omdat ABN Amro geen vertrouwen meer heeft in [eiser] , is ook de bankrelatie met [naam onderneming 2] opgezegd.
4.9.
Hieronder zal eerst worden beoordeeld of ABN Amro gebruik mocht maken van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid ten aanzien van [naam onderneming 1] . Dit dient te worden beoordeeld naar de stand van zaken ten tijde van de opzegging (gerechtshof Amsterdam 30 juli 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2822, r.o. 3.5).
4.10.
[eiser] heeft niet gereageerd op de vraagtekens die ABN Amro heeft geplaatst bij de door hem overgelegde leningsovereenkomsten. Uit hoofde van die overeenkomsten zou in totaal € 60.000,00 aan [eiser] zijn geleend, maar op de betaalrekening van [naam onderneming 1] zijn geen bedragen overeenkomstig deze leningen bijgeschreven. Dit schreeuwt om een uitleg, die [eiser] niet heeft gegeven.
4.11.
[eiser] heeft niet betwist dat 99% van de omzet van [naam onderneming 1] bestaat uit contante betalingen. Zelfs als inderdaad veel klanten van [naam onderneming 1] uit voormalig Joegoslavië afkomstig zijn, dan is dat geen verklaring voor het feit dat 99% van de klanten met cash geld betaalt, wat extreem veel is ten opzichte van het gemiddelde van 23% in de branche waartoe [naam onderneming 1] behoort. In de periode van 11 maart 2019 tot en met 10 maart 2023 is een bedrag van maar liefst € 1.466.880,00 aan contant geld gestort op de betaalrekening van [naam onderneming 1] . Ondanks diverse verzoeken van ABN Amro heeft [naam onderneming 1] niet één factuur aan ABN Amro kunnen overleggen, terwijl [naam onderneming 1] ook zakelijke klanten heeft. Exemplarisch is het ter zitting besproken voorbeeld van de verkoop van 854 potten door [naam onderneming 1] aan een persoon in Zwitserland. Een werknemer van [naam onderneming 1] verklaarde tijdens de zitting dat deze persoon zich in de winkel meldde, de potten bestelde en die vervolgens een paar dagen later heeft opgehaald/laten ophalen. Van deze transactie is alleen de kassabon aanwezig waarop staat dat 854 potten zijn verkocht. [eiser] lijkt niet voldoende doordrongen te zijn van het belang van ABN Amro dat haar producten en diensten niet oneigenlijk en/of onrechtmatig worden gebruikt. ABN Amro maakt terecht een punt van de extreem veel contante betalingen bij [naam onderneming 1] . Bij contante betalingen kan zij niet vaststellen wie de kopers zijn en welke artikelen zij kopen. ABN Amro kan daardoor niet vaststellen dat de contante gelden een legale herkomst hebben en niets van doen hebben met het faciliteren van professionele hennephandel of worden gebruikt om geld wit te wassen.
4.12.
Van ABN Amro hoeft niet te worden verwacht dat zij haar diensten blijft verlenen aan een partij die gelet op bovengenoemde omstandigheden niet inziet dat haar bedrijfsvoering zich leent voor het witwassen van geld dan wel het faciliteren van professionele hennephandel. [eiser] heeft daarvoor simpelweg onvoldoende opheldering gegeven over bovengenoemde kwesties.
4.13.
Voldoende aannemelijk is dan ook dat de bodemrechter zal oordelen dat ABN Amro niet in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht en dat de opzegging van de bankrelatie met [naam onderneming 1] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.
4.14.
Dan is de vraag of de voorshands rechtsgeldig geoordeelde opzegging van de bankrelatie met [naam onderneming 1] ook rechtvaardigt dat ABN Amro de bankrelatie met [naam onderneming 2] niet langer wil voortzetten.
4.15.
Hieronder zal aan de hand van een belangenafweging, die plaatsvindt aan de hand van de huidige stand van zaken, worden geoordeeld dat het belang van [eiser] om hangende de bodemprocedure – zoals gevorderd – over een bankrekening voor I&C Electro te kunnen blijven beschikken zwaarder weegt dan het belang van ABN Amro bij het thans volledig beëindigen van de bankrelatie met [eiser] . Dit wordt als volgt toegelicht.
4.16.
Zoals gezegd is de reden die ABN Amro aan de opzegging van de bankrelatie met [naam onderneming 2] ten grondslag heeft gelegd, dat ABN Amro geen vertrouwen meer heeft in [eiser] gelet op zijn handelen bij [naam onderneming 1] en omdat hij ABN Amro pas halverwege februari 2023 op de hoogte heeft gebracht van de overdracht van [naam onderneming 1] .
4.17.
In het kader van het klantonderzoek heeft ABN Amro vragen gesteld over [naam onderneming 2] . Die zijn door [eiser] beantwoord en daarna heeft ABN Amro geen vervolgvragen meer gesteld. Voorshands wordt daarom ervan uitgegaan dat op de betaalrekening van [naam onderneming 2] , die sinds 2007 in gebruik is, geen betalingen zijn of worden verricht die niet door de beugel kunnen/konden. [eiser] heeft gesteld dat op die rekening geen, dan wel nauwelijks, contant geld wordt gestort. Aangezien ABN Amro zicht heeft op die rekening en deze stelling niet heeft betwist, wordt van de juistheid daarvan uitgegaan. De door ABN Amro terecht benoemde risico’s bij het gebruik van de betaalrekening door [naam onderneming 1] spelen dus niet bij [naam onderneming 2] .
4.18.
[eiser] is thans voor zijn inkomen volledig afhankelijk van de inkomsten die hij verdient met [naam onderneming 2] . Het is aannemelijk dat de consequentie van het eindigen van de bankrelatie voor [eiser] is dat hij [naam onderneming 2] niet zal kunnen voortzetten. Als in hoger beroep of in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat de opzegging ten aanzien van [naam onderneming 2] geen stand houdt, zal [eiser] daar mogelijk geen baat meer bij hebben. [eiser] heeft er dan ook groot belang bij dat de betaalrekening van [naam onderneming 2] in stand blijft.
4.19.
Aan het gebruik van de betaalrekening door [naam onderneming 2] zijn geen gevaren verbonden op grond waarvan van ABN Amro niet kan worden verlangd het gebruik van de rekening hangende een bodemprocedure in eerste aanleg voort te zetten. De primaire vordering onder 3.1 onder 1 zal daarom ten aanzien van [naam onderneming 2] worden toegewezen. Wel zal het gebruik van die rekening worden beperkt, in die zin dat daarop geen contante stortingen mogen plaatsvinden en [eiser] elke betaling moet kunnen verantwoorden met een factuur.
4.20.
Omdat de bankrelatie met [eiser] niet volledig wordt beëindigd kan van ABN Amro eveneens worden verlangd dat zij het gebruik door [eiser] en [eiseres] van de gezamenlijke en/of rekening hangende de bodemprocedure toestaat. De primaire vordering onder 3.1 onder 1 zal daarom ook ten aanzien van de en/of rekening worden toegewezen, met dien verstande dat op (of vanaf) die rekening geen zakelijke betalingen mogen worden verricht.
4.21.
Van [eiser] en [eiseres] mag worden verwacht dat zij voortvarend procederen in de bodemprocedure. De gevraagde voorzieningen zullen daarom worden toegewezen onder de voorwaarde dat zij de bodemprocedure uiterlijk op de rolzitting van woensdag 26 april 2023 bij deze rechtbank aanbrengen, bij gebreke waarvan zij geen rechten kunnen ontlenen aan dit vonnis.
4.22.
Voor het opleggen van dwangsommen is geen aanleiding. ABN Amro heeft toegezegd een veroordelend vonnis te zullen nakomen. Er is geen reden om te twijfelen dat ABN Amro zich niet aan deze toezegging zal houden.
4.23.
De primaire vordering onder 3.1 onder II is te onbepaald en overigens ook niet toegelicht en zal daarom worden afgewezen. Van ABN Amro wordt verwacht dat zij het gebruik van de betaalrekening door [naam onderneming 2] en van de en/of rekening door [eiser] en [eiseres] voortzet op de gebruikelijke wijze, maar met inachtneming van wat onder 4.19 en 4.20 is overwogen.
Registratie CAAML-lijst
4.24.
Opgemerkt wordt dat in de opzeggingsbrief van ABN Amro aan [eiseres] niet staat dat haar persoonsgegevens worden vastgelegd op de CAAML-lijst. De vordering ABN Amro te verbieden [eiseres] op te nemen op de CAAML-lijst zal daarom bij gebrek aan belang worden afgewezen.
4.25.
Het opnemen van persoonsgegevens op de CAAML-lijst is een verwerking van persoonsgegevens en moet voldoen aan de eisen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dat betekent dat er een grond voor rechtmatige verwerking als bedoeld in artikel 6 AVG moet zijn. ABN Amro moet op grond van artikel 6 lid 1 sub f van de AVG een afweging maken tussen het belang van de bank om in het kader van de veiligheid en integriteit van de bank zo min mogelijk risico te lopen en anderzijds het belang van de betrokken persoon om niet geregistreerd te staan. Uit vaste rechtspraak over de AVG volgt verder dat iedere verwerking van persoonsgegevens moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
4.26.
Gelet op deze maatstaf rechtvaardigen de hierboven vermelde omstandigheden bij het gebruik van de betaalrekening van [naam onderneming 1] het opnemen van de persoonsgegevens van [eiser] op de CAAML-lijst. Gezien de gronden die ABN Amro in dit geval heeft voor de opzegging van de bankrelatie en de relatief lichte maatregel van de registratie op de CAAML-lijst – een intern register dat alleen leidt tot een signalering van eerder geconstateerde risico’s als een nieuwe aanvraag bij ABN Amro inclusief haar dochterondernemingen wordt gedaan – is voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Voor een gebod tot verwijdering van de persoonsgegevens van [eiser] is dan ook geen aanleiding. De vordering onder 3.1 onder 3 zal daarom worden afgewezen.
Subsidiaire vordering
4.27.
Omdat de primaire vordering deels is toegewezen, behoeft de subsidiaire vordering geen bespreking.
Proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten
4.28.
Omdat partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden verrekend, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.29.
Bij gebrek aan enige onderbouwing, zullen de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt ABN Amro, zij het met inachtneming van hetgeen onder 4.19 en 4.20 is overwogen, om uitvoering te geven aan de opzegging van de betaalrekening van [eiser] ten behoeve van [naam onderneming 2] en de en/of rekening van [eiser] en [eiseres] ,
5.2.
bepaalt dat [eiser] en [eiseres] aan de veroordeling onder 5.1. geen rechten kunnen ontlenen als zij de bodemprocedure niet uiterlijk op de rolzitting van 26 april 2023 bij deze rechtbank aanbrengen,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
verrekent de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MvG