ECLI:NL:RBAMS:2023:260

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
13/731001-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van dagvaarding en vrijspraak in strafzaak wegens deelname aan criminele organisatie en handel in verdovende middelen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en de handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding nietig is voor wat betreft de deelname aan de criminele organisatie, omdat de tenlastelegging te algemeen en onduidelijk was. Dit maakte het voor de verdachte onmogelijk om zich effectief te verdedigen. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, omdat deze niet voldoende specifiek was over de beschuldigingen.

Wat betreft het tweede ten laste gelegde feit, de handel in cocaïne en heroïne, oordeelde de rechtbank anders. De tenlastelegging was hier duidelijker, met specifieke data en hoeveelheden van de verdovende middelen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie niet voldoende bewijs had geleverd om de verdachte te veroordelen voor dit feit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen met betrekking tot de handel in verdovende middelen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk was voor de aangetroffen drugs.

De rechtbank heeft de vordering tot gevangenneming van de verdachte afgewezen en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier. Dit vonnis is een voorbeeld van de noodzaak voor duidelijke en specifieke tenlasteleggingen in strafzaken, evenals de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/731001-18 (Promis)
Datum uitspraak: 23 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte 1],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 maart 2020, 12 juli 2022, 22 november 2022, 24 november 2022 en 23 januari 2023. Op de zitting van 22 november 2022 is de onderhavige zaak afgesplitst van de feiten die oorspronkelijk onder parketnummer 13/730040-17 aan verdachte ten laste zijn gelegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. A.M. Lobregt en H. Oppe en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof naar voren hebben gebracht.
Dit vonnis vloeit voort uit het onderzoek 13Rosasiet waarin meerdere verdachten terecht stonden. De rechtbank wijst gelijktijdig vonnis in de zaak van verdachte onder parketnummer 13/730040-17 en in de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1] (13/728203-16), [medeverdachte 2] (13/728208-16), [medeverdachte 3] (13/730019-18), [medeverdachte 4] (13/728246-16) en [medeverdachte 5] (13/730056-17).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode van 13 juni 2015 tot en met 31 oktober 2017 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had de (internationale) handel in verdovende middelen, (gewoonte)witwassen, het bezit van wapens en munitie en/of (onder meer) het telen, verwerken, verkopen, invoeren en uitvoeren van cocaïne, heroïne, hennep en hasj;
2.
hij zich op 9 en 10 mei 2017 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de (internationale) handel in hoeveelheden cocaïne (33 + 5,4 + 1,1 kilogram) en heroïne (2 kilogram).
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt deel uit van dit vonnis.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft bepleit dat de dagvaarding geheel nietig is. De officieren van justitie hebben betoogd dat de dagvaarding geldig is.
Na overleg in raadkamer heeft de rechtbank ter terechtzitting van 22 november 2022 geconcludeerd dat de dagvaarding nietig is voor wat betreft de onder 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie. Dit zal hieronder worden toegelicht.
Een van de fundamenten van het strafprocesrecht is dat de terechtzitting plaatsvindt op de grondslag van de tenlastelegging. Artikel 261 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat de dagvaarding een opgave dient te bevatten van het feit dat ten laste wordt gelegd. Een van de functies van de tenlastelegging is dat de verdachte weet waarvoor hij vervolgd wordt en waartegen hij zich moet verdedigen.
Over de onder feit 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie oordeelt de rechtbank dat de tenlastelegging - bezien in samenhang met het strafdossier - zodanig algemeen en ruim is opgesteld, dat het voor verdachte onduidelijk is waarvan hij precies wordt beschuldigd. Hierdoor kan hij zich niet effectief verdedigen tegen de beschuldiging. De ten laste gelegde pleegperiode beslaat namelijk meer dan twee jaren, in de tenlastelegging zijn geen uitvoeringshandelingen opgenomen, als medeplegers worden naast de medeverdachten ook “één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en)” genoemd, en het oogmerk van de organisatie is het plegen van (gewoonte)witwassen, het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie en zo goed als alle mogelijke Opiumwetfeiten met betrekking tot cocaïne, heroïne, hennep en hasj. Als het gaat om de vraag waartegen verdachte zich vervolgens moet verdedigen, biedt het dossier onvoldoende soelaas. De zaaksdossiers uit het onderzoek 13Rosasiet zijn namelijk niet alleen omvangrijk, maar zien ook op een grote hoeveelheid ( [adres woningen] ) onbekend gebleven personen. Op zitting hebben de officieren van justitie toegelicht dat de verdenking en de pleegperiode bovendien mede gebaseerd zijn op de bevindingen uit het Italiaanse onderzoek Los Blancos (waarvan alleen de startinformatie onderdeel uitmaakt van het strafdossier) en de onderzoeken 13Slag en 13Owasso (die geen onderdeel uitmaken van het strafdossier). Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 Sv.
Voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde Opiumwetfeit oordeelt de rechtbank anders. Die pleegperiode betreft slechts twee dagen, de hoeveelheden en soorten verdovende middelen worden benoemd en de naam van het betreffende deelonderzoek (13Sherman) is opgenomen in de tenlastelegging. Onder die omstandigheden moet het verdachte voldoende duidelijk zijn waarvan hij concreet verdacht wordt en waartegen hij zich moet verdedigen.
De rechtbank zal de dagvaarding dan ook nietig verklaren voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde en acht de dagvaarding geldig voor wat betreft het overige.
3.2.
Bevoegdheid rechtbank, ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en schorsingsredenen
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het (resterende) ten laste gelegde feit, de officieren van justitie zijn ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
Op 9 mei 2017 wordt door verbalisanten gezien dat een Citroën Berlingo en een Chrysler, die later bleek te zijn voorzien van een verborgen ruimte en waarvan door verdachte gebruik werd gemaakt, parkeren in parkeergarage Markenhove, die is gelegen onder de [adres woningen] . Op de camerabeelden van de parkeergarage is te zien dat de bijrijder van de Berlingo, medeverdachte [medeverdachte 6] , in aanwezigheid van verdachte, handelingen verricht bij de Chrysler. Vervolgens loopt [medeverdachte 6] met een goed gevulde rugtas en twee goed gevulde bigshoppertassen van Albert Heijn uit de richting van de Chrysler, gaat hij bij de centrale toegangsdeur van de woningen [adres woningen] tot en met [adres woningen] naar binnen en stapt hij om 23.50 uur met de tassen de lift in. Om 23.53 uur wordt gezien dat verdachte en de bestuurder van de Berlingo, medeverdachte [medeverdachte 2] , eveneens bij de centrale toegangsdeur van de woningen [adres woningen] tot en met [adres woningen] naar binnen gaan en de lift naar boven nemen. Om 00.15 uur komen verdachte en [medeverdachte 2] weer uit het portiek, waarna verdachte wegrijdt in de Chrysler en [medeverdachte 2] in de Berlingo. Om 00.24 uur komt [medeverdachte 6] uit het portiek en vertrekt.
Op 10 mei 2017 wordt voornoemde centrale toegangsdeur weer onder observatie genomen. Gezien wordt dat [medeverdachte 6] en een flink aantal mannen met een Oost-Europees uiterlijk door de toegangsdeur gaan. Zo wordt gezien dat verdachte [verdachte 2] om 12.15 uur aanbelt bij [adres] , het portiek in gaat en om 12.20 uur weer naar buiten komt met een gevulde plastic Albert Heijn-tas. [verdachte 2] stapt in een Ford Focus en rijdt naar een parkeerplaats aan de Baden Powellweg in Amsterdam, waar hij om 12.49 uur parkeert naast een Volvo S40, de Volvo opent en in deze Volvo handelingen verricht. In een verborgen ruimte in de Volvo S40 wordt later die dag 5,492 kilogram cocaïne en 2,004 kilogram heroïne aangetroffen in een stoffen tas en in een kleine en een grote Albert Heijn-tas.
Ook is op 10 mei 2017 door verbalisanten gezien dat een onbekend gebleven persoon om 19.33 uur met drie volle Albert Heijn-boodschappentassen uit de centrale toegangsdeur van de woningen [adres woningen] tot en met [adres woningen] komt, in een taxi stapt en na een paar honderd meter, zonder tassen, weer uit de taxi stapt. De taxi is om 19.40 uur staande gehouden. In de drie Albert Heijn-tassen die zijn aangetroffen in de kofferbak van de taxi is in totaal 33,553 kilogram cocaïne aangetroffen. Op één van deze tassen is een vingerafdruk van verdachte aangetroffen.
Bij zijn aanhouding blijkt [medeverdachte 6] in het bezit te zijn van een sleutel die toegang geeft tot de woning [adres] . Vervolgens is de [adres] doorzocht. Daarbij is onder meer 1,153 kilogram cocaïne en 2,9 kilogram hennep aangetroffen. Deze verdovende middelen zijn aangetroffen in een slaapkamer en achter een plint in de keuken.
4.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde en hebben de gevangenneming van verdachte gevorderd.
4.4.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
4.5.
Oordeel van de rechtbank
Omdat niet vaststaat wat zich in de twee bigshoppertassen en de rugtas bevond toen deze in de parkeergarage door medeverdachte [medeverdachte 6] werden weggedragen naar de centrale toegangsdeur en niet vaststaat dat verdachte in de woning [adres] is geweest, kan verdachte niet verantwoordelijk worden gehouden voor de verdovende middelen die op 10 mei 2017 in de woning zijn aangetroffen en uit het portiek van die woning zijn gedragen. In het feit dat een vingerafdruk van verdachte is aangetroffen op een bigshoppertas met cocaïne in de taxi, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. De rechtbank vindt het onder 2 ten laste gelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte daar dan ook van vrijspreken.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Verklaart de dagvaarding nietig voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en E. Slager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2023.