ECLI:NL:RBAMS:2023:256

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
13/728246-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf in verband met deelname aan criminele organisatie en witwassen

Op 23 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 13 juni 2015 tot en met 31 oktober 2017 betrokken was bij een organisatie die zich bezighield met de internationale handel in verdovende middelen, waaronder cocaïne en heroïne, en het witwassen van geld. Tijdens de zittingen op 10 maart 2020, 12 juli 2022, 22 november 2022 en 23 januari 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officieren van justitie, mrs. A.M. Lobregt en H. Oppe, en de verdediging van de verdachte, mr. T. Nieuwburg, gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding voor een deel nietig was, maar dat de verdachte wel schuldig was aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, het witwassen van geldbedragen en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft verschillende in beslag genomen goederen verbeurd verklaard. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728246-16 (Promis)
Datum uitspraak: 23 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 maart 2020, 12 juli 2022, 22 november 2022, 24 november 2022 en 23 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. A.M. Lobregt en H. Oppe en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte mr. T. Nieuwburg naar voren heeft gebracht.
Dit vonnis vloeit voort uit het onderzoek 13Rosasiet waarin meerdere verdachten terecht stonden. De rechtbank wijst gelijktijdig vonnis in de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1] (13/731001-18), [medeverdachte 2] (13/728203-16), [medeverdachte 3] (13/728208-16), [medeverdachte 4] (13/730019-18) en [medeverdachte 5] (13/730056-17).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat
1.
hij in de periode van 13 juni 2015 tot en met 31 oktober 2017 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had de (internationale) handel in verdovende middelen, (gewoonte)witwassen, het bezit van wapens en munitie en/of (onder meer) het telen, verwerken, verkopen, invoeren en uitvoeren van cocaïne, heroïne, hennep en hasj;
2.
hij zich op 31 oktober 2017 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de (internationale) handel in of het bezit van hoeveelheden cocaïne (17,1 kilogram + 20 gram) en heroïne (14 kilogram);
3.
hij zich op 31 oktober 2017 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de (internationale) handel in of het bezit van 280 gram hasjiesj;
4.
hij op 31 oktober 2017 samen met anderen goederen voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van een overtreding van de Opiumwet;
5.
hij op 31 oktober 2017 samen met anderen geldbedragen (€ 18.570, € 18.445, € 250 en 4.200 Albanese lek) en andere voorwerpen of geldbedragen heeft witgewassen;
6.
hij op 31 oktober 2017 samen met anderen drie pistolen en munitie voorhanden heeft gehad.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt deel uit van dit vonnis.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft bepleit dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1, en ten aanzien van de feiten 2 en 3 voor zover het betreft de in- en uitvoer van verdovende middelen, nietig is. De officieren van justitie hebben betoogd dat de dagvaarding geldig is.
Na overleg in raadkamer heeft de rechtbank ter terechtzitting van 22 november 2022 geconcludeerd dat de dagvaarding nietig is voor wat betreft de onder 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie. Dit zal hieronder worden toegelicht.
Een van de fundamenten van het strafprocesrecht is dat de terechtzitting plaatsvindt op de grondslag van de tenlastelegging. Artikel 261 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat de dagvaarding een opgave dient te bevatten van het feit dat ten laste wordt gelegd. Een van de functies van de tenlastelegging is dat de verdachte weet waarvoor hij vervolgd wordt en waartegen hij zich moet verdedigen.
Over de onder feit 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie oordeelt de rechtbank dat de tenlastelegging - bezien in samenhang met het strafdossier - zodanig algemeen en ruim is opgesteld, dat het voor verdachte onduidelijk is waarvan hij precies wordt beschuldigd. Hierdoor kan hij zich niet effectief verdedigen tegen de beschuldiging. De ten laste gelegde pleegperiode beslaat namelijk meer dan twee jaren, in de tenlastelegging zijn geen uitvoeringshandelingen opgenomen, als medeplegers worden naast de medeverdachten ook “één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en)” genoemd en het oogmerk van de organisatie is het plegen van (gewoonte)witwassen, het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie en zo goed als alle mogelijke Opiumwetfeiten met betrekking tot cocaïne, heroïne, hennep en hasj. Als het gaat om de vraag waartegen verdachte zich vervolgens moet verdedigen, biedt het dossier onvoldoende soelaas. De zaaksdossiers uit het onderzoek 13Rosasiet zijn namelijk niet alleen omvangrijk, maar zien ook op een grote hoeveelheid (136) onbekende gebleven personen. Op zitting hebben de officieren van justitie toegelicht dat de verdenking en de pleegperiode bovendien mede gebaseerd zijn op de bevindingen uit het Italiaanse onderzoek Los Blancos (waarvan alleen de startinformatie onderdeel uitmaakt van het strafdossier) en de onderzoeken 13Slag en 13Owasso (die geen onderdeel uitmaken van het strafdossier). Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 Sv.
Voor wat betreft de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten oordeelt de rechtbank anders. De tenlastelegging is ten aanzien van de uitvoeringshandelingen weliswaar ruim geformuleerd, maar uit de tekst van de tenlastelegging blijkt voldoende duidelijk op welke verdovende middelen en welke onderdelen van het dossier dit ziet. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit deel van de dagvaarding geldig is.
Voor wat betreft het onder 5 ten laste gelegde witwassen van ‘andere voorwerpen en/of geldbedragen’ oordeelt de rechtbank dat dit onderdeel onvoldoende duidelijkheid verschaft over de vraag waarop de verdenking ziet en dat dit deel van de tenlastelegging om die reden nietig moet worden verklaard.
De rechtbank concludeert dat de dagvaarding nietig is voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde en de onder 5 ten laste gelegde zinsnede ‘(een) ander(e) voorwerp(en) en /of geldbedrag(en)’. De rechtbank acht de dagvaarding geldig voor wat betreft het overige.
3.2.
Bevoegdheid rechtbank, ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en schorsingsredenen
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de (resterende) ten laste gelegde feiten, de officieren van justitie zijn ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
In de Renault Clio met kenteken [kenteken] waarvan verdachte gebruik maakte is opnameapparatuur (opname vertrouwelijke communicatie, OVC) geplaatst. Daaruit blijkt dat verdachte in zijn auto verschillende gesprekken heeft gevoerd waarbij onder meer is gesproken over grote bedragen, de prijs van zuivere witte, versnijden, de prijs en het transport van broden, een ruimte voor broden die in de auto is gemaakt, brood onder de (auto)stoel, het openmaken van brood waarbij het poeder wordt verzameld, zakjes per kilo, Braziliaanse waar, Peruaan en Boliviaan.
Verdachte is op 15 februari 2017 geobserveerd. Daarbij is gezien dat hij en twee anderen om 22:32 uur zijn binnengelaten in de woning [adres woning] . Op 19 oktober 2017 is verdachte op de galerij van deze woning gezien.
In de Renault Clio waarvan verdachte gebruikmaakte is een peilbaken geplaatst. Uit de gegevens van het peilbaken blijkt dat de auto van verdachte in de periode van 9 februari 2017 tot en met 24 oktober 2017 24 maal is gestopt in de directe omgeving van de [adres woning] .
De woning [adres woning] is op 31 oktober 2017 doorzocht. Daarbij zijn, onder meer, aangetroffen en in beslag genomen: in totaal 17,15 kilogram cocaïne, in totaal 14,02 kilogram heroïne, 280 gram hasjiesj, de in de tenlastelegging onder 4 genoemde goederen (waaronder versnijdingsmiddelen, persmallen en stempels), een geldbedrag van in totaal € 18.570,-, een pistool van het merk Beretta en de patronen in het magazijn van dat pistool. Verder zijn in de woning stukken aangetroffen die mogelijk een administratie betreffen van handel in verdovende middelen. Daarin komt de naam ‘ [bijnaam verdachte] ’ voor en [bijnaam verdachte] is een bijnaam van verdachte.
Ook de woning van verdachte aan de [adres] is op 31 oktober 2017 doorzocht. Daarbij zijn aangetroffen en in beslag genomen: geldbedragen van in totaal € 18.345,- en 4.200 Albanese lek, een zakje met 20 gram cocaïne, twee geladen vuurwapens en een doosje munitie. Verdachte was op 31 oktober 2017 aanwezig in zijn woning en is aangehouden. Bij zijn fouillering is een contant geldbedrag van € 250 aangetroffen.
Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat verdachte tussen 1 maart 2014 en 20 juni 2014 € 2.605 aan salaris heeft ontvangen. Voor het overige zijn over de jaren 2011 tot en met 2016 geen inkomensgegevens bekend. In de jaren 2015, 2016 en 2017 is in totaal € 97.760 contant gestort op de bankrekening van de partner van verdachte. Dit bedrag is hoger dan dat de partner van verdachte volgens haar eigen administratie aan contante inkomsten uit haar eigen zaak genereerde.
4.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde.
4.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde en daartoe, onder meer, het volgende aangevoerd.
De auto van verdachte kan goed in de buurt van de [adres woning] zijn uitgepeild, omdat verdachte weleens lunchte in het nabijgelegen restaurant Meram. Er is slechts een keer gezien dat hij de woning binnen is gegaan. Niet gebleken is dat hij een sleutel van de woning had. Op de goederen in de woning zijn ook geen sporen van verdachte aangetroffen.
Ook blijkt niet dat verdachte wist van de aanwezigheid van, laat staan de beschikkingsmacht heeft gehad over, de 20 gram cocaïne, verschillende geldbedragen (de € 5.000 in het dressoir, de € 9.500 in een jaszak, en de € 2.000 en € 1.750 die op de eettafel lagen) en de vuurwapens en munitie, die in zijn woning zijn aangetroffen. Een en ander zou ook door anderen in de woning kunnen zijn verstopt. Uit observaties in maart 2017 blijkt immers dat ook anderen dan verdachte en zijn partner in de woning zijn geweest. Op de cocaïne en wapens en munitie zijn bovendien geen sporen van verdachte aangetroffen en er is ook niet gebleken dat verdachte gesprekken heeft gevoerd over wapens.
Het geld uit de fouillering van verdachte en de kleine bedragen die in huis zijn aangetroffen rechtvaardigen geen witwasvermoeden. Ten aanzien van de geldbedragen die op de eettafel zijn aangetroffen kan ook geen witwasvermoeden worden aangenomen gelet op de contante verdiensten van de partner van verdachte.
4.4.
Oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Vrijspraak van de feiten die zien op het adres [adres woning]
Anders dan de officieren van justitie en met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet blijkt dat verdachte wist van en beschikkingsmacht had over wat op 31 oktober 2017 in de [adres woning] is aangetroffen. Dat een bijnaam van verdachte voorkomt in wat een drugsadministratie zou kunnen zijn, dat de auto van verdachte meermalen in de omgeving van de [adres woning] is uitgepeild en dat verdachte op 15 februari 2017 in die woning is geweest, acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Wat op 31 oktober 2017 in de woning is aangetroffen hoeft immers niet ook al op 15 februari 2017 in de woning aanwezig te zijn geweest, terwijl uit het dossier niet blijkt dat verdachte na 15 februari 2017 in de woning is geweest. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van het opzettelijk aanwezig hebben van 17,1 kilogram cocaïne en 14 kilogram heroïne (feit 2), en van het voorhanden hebben van 280 gram hasjiesj (feit 3), diverse goederen waaronder versnijdingsmiddelen, persmallen en stempels (feit 4) en een Beretta pistool met daarin 15 patronen (feit 6). De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het ten laste gelegde invoeren, uitvoeren, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van de genoemde verdovende middelen omdat dit niet uit het dossier blijkt. Daarnaast zal verdachte worden vrijgesproken van het witwassen van € 18.570 (feit 5) omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte dit bedrag voorhanden heeft gehad of daar anderszins aan kan worden gerelateerd.
4.4.2
Bewijsoverwegingen met betrekking tot de feiten die zien op het adres [adres]
Ten tijde van de doorzoeking werd de woning [adres] door verdachte bewoond. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over al hetgeen in zijn woning is aangetroffen. Daarbij heeft de rechtbank in ogenschouw genomen waar de verschillende goederen zijn aangetroffen. Zo lag de cocaïne op een etagère in de woonkamer, lagen er geldbedragen op de eettafel in de woonkamer, zaten er geldbedragen in de zakken van kleding en lag er een geladen pistool tussen kleding in een wasmand. In wat door de raadsman is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. Dit omdat de rechtbank het niet aannemelijk acht dat de cocaïne, het geld en de wapens en munitie door anderen (buiten medeweten van verdachte) in de woning van verdachte zijn gebracht en achtergelaten. De rechtbank ziet voor die stelling in ieder geval geen onderbouwing in de omstandigheid dat zes maanden voor de doorzoeking verschillende personen in de woning van verdachte zijn geweest.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is: het opzettelijk aanwezig hebben van 20 gram cocaïne (feit 2) en het voorhanden hebben van twee pistolen van de merken Walther en Zoraki, de in die pistolen aangetroffen 12 patronen en de in een doos aangetroffen 27 patronen (feit 6). De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen van deze feiten omdat niet is gebleken dat bij het plegen hiervan sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander. De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het ten laste gelegde invoeren, uitvoeren, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van de 20 gram cocaïne omdat dit niet uit het dossier blijkt.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de bedragen die zijn aangetroffen in de woning van verdachte en bij zijn fouillering. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het witwassen van geld vast moet komen te staan dat dit geld afkomstig is uit een misdrijf. Algemeen geldt dat, indien de feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat het geld uit misdrijf afkomstig is, van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring van de verdachte niet wordt gegeven, mag de rechtbank die omstandigheid betrekken in haar bewijsoverwegingen. De rechtbank stelt van dat verdachte in zijn auto gesprekken heeft gevoerd die wijzen op zijn betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen. Daarnaast had hij cocaïne, twee geladen pistolen, extra munitie en grote bedragen (stapels) contant geld in huis. Verdachte had in de periode van 2011 tot 2017 nagenoeg geen legaal inkomen. Deze omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden dat het geldbedrag van in totaal € 18.345,- uit de woning van verdachte en het bedrag van € 250,- uit de fouillering van verdachte is witgewassen. Verdachte heeft, afgezien van een verwijzing naar het feit dat zijn partner ook contante gelden ontving, geen verklaring - laat staan een voorshands niet ongeloofwaardige en verifieerbare verklaring - gegeven met betrekking tot de herkomst van dit geld. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders zijn dat dat de contante geldbedragen van € 18.345,- en € 250,- van enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het dit onderdeel van het onder 5 ten laste gelegde witwassen. Van het medeplegen van dit feit zal de rechtbank verdachte vrijspreken omdat niet gebleken is dat bij het plegen van dit feit sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander. De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het witwassen van de in zijn woning aangetroffen Albanese lek, gelet op de afwijkende muntsoort en de geringe waarde (thans nog geen € 40).
4.4.2.
De bewijsmiddelen
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, de overtuiging gekregen, en acht dan ook bewezen dat verdachte het onder 2, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna beschreven in rubriek 5.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
2.
op 31 oktober 2017 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 20 gram cocaïne;
5.
op 31 oktober 2017 te Amsterdam, geldbedragen, te weten:
- een geldbedrag van in totaal 18.345,- euro ( [adres] ) en
- een geldbedrag van in totaal 250,- euro (fouillering),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
6.
op 31 oktober 2017 te Amsterdam, wapens en munitie van categorie III, te weten:
- een (geladen) pistool (Walther P38, 9 mm) (itemnummer 5475282, [adres] )
en
- munitie (in het patroonmagazijn van voornoemd pistool), te weten 6 volmantel patronen (9mm
Luger) (itemnummer 5476960, [adres] ) en
- munitie (in een doos), te weten 27 volmantel patronen (9 mm Luger, geschikt om te worden
verschoten met voornoemd pistool) (itemnummer 5475288, [adres] ) en
- een (geladen) pistool (Zoraki, model M906, 9 mm) (itemnummer 5475294, [adres]
) en
- munitie (in het patroonmagazijn van voornoemd pistool), te weten 6 volmantel patronen (7.65 mm
Browning) (itemnummer 5476961 [adres] ),
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen onder 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 30.000,-. De officieren van justitie zien aanleiding om de geldboete op te leggen, omdat veel geld wordt verdiend met de handel in verdovende middelen endat geld moet worden afgeroomd, opdat verdachte beseft dat die handel niet loont. Tot slot hebben de officieren van justitie de gevangenneming van verdachte gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte een straf op te leggen, waarbij de duur van het onvoorwaardelijke strafdeel niet langer is dan die van de ondergane voorlopige hechtenis, en om niet de gevangenneming van verdachte te bevelen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een voor verdere verspreiding geschikte hoeveelheid cocaïne, twee geladen vuurwapens en een doosje bijbehorende patronen voorhanden gehad. Ook heeft hij een geldbedragen van € 18.345,- en € 250,- witgewassen. De stof cocaïne levert een gevaar op voor de volksgezondheid en de handel daarin gaat vaak gepaard met andere criminaliteit. Vuurwapenbezit is gevaarzettend. Witwassen ondermijnt het rechtmatige financiële stelsel en doet afbreuk aan het strafrechtelijke adagium dat misdaad niet mag lonen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden passend. Hierop zal de rechtbank twee maanden gevangenisstraf in mindering brengen omdat de zaak niet is afgedaan binnen de redelijke termijn van twee jaren na de inverzekeringstelling van verdachte op 31 oktober 2017. De rechtbank ziet geen aanleiding om een geldboete op te leggen en geen grond of aanleiding om de gevangenneming van verdachte te bevelen.
Nu verdachte (het onvoorwaardelijk gedeelte van) de opgelegde gevangenisstraf reeds in voorarrest heeft doorgebracht, komt hij niet in aanmerking voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, en is de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, niet aan de orde.

9.Het beslag

Blijkens de door de officieren van justitie overgelegde beslaglijst zijn onder verdachte verschillende voorwerpen in beslag genomen. De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de Renault Clio, de geldbedragen en de telefoons verbeurd moeten worden verklaard, dat de pistolen moeten worden onttrokken aan het verkeer en dat de tas, de sleutels en de sierraden aan verdachte kunnen worden geretourneerd. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de Renault Clio aan verdachte moet worden geretourneerd indien hij wordt vrijgesproken. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. De vuurwapens zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien daarmee het onder 6 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De rechtbank zal de vuurwapens dan ook onttrekken aan het verkeer. De rechtbank zal de in beslag genomen geldbedragen in euro’s (in totaal € 18.570) die aan verdachte toebehoren, verbeurd verklaren, nu met betrekking daarmee het onder 5 bewezen geachte is begaan. De rechtbank zal de teruggave gelasten van de overige in beslag genomen voorwerpen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart de dagvaarding nietig voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde.
Verklaart de dagvaarding nietig voor wat betreft de onder 5 ten laste gelegde zin ‘(een) ander(e) voorwerp(en) en /of geldbedrag(en),’.
Verklaart het onder 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, lid 3, van de Opiumwet;
5.
witwassen;
6.
handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, onder a, van de Wet wapens en munitie, meermalen begaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
2. 1.00 STK Pistool, -, 5475282;
3. 1.00 STK Pistool, -, 5475294.
Verklaart verbeurd:
5. Geld Euro, -, 31 x 50 en 1 x 20 euro, 5476035, waarde 1570.00;
6. Geld Euro, -, 100 x 50 euro, 5476038, waarde 5000.00;
7. Geld Euro, -, 5 x 50 euro, 5476039, waarde 250.00;
8. Geld Euro, -, 3 x 10 en 3 x 5 euro, 5476042, waarde 45.00;
9. Geld Euro, -, 190 x 50 euro, 5476044, waarde 9500.00;
10. Geld Euro, -, 5 x 100 en 30 x 50 euro, 5476046, waarde 2000.00;
11. Geld Euro, -, muntgeld 205 euro, 5476051, waarde 205.00.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Personenauto [kenteken] , RENAULT CLIO Kl:ZWART, 5128906, waarde 3000.00;
12. Geld Euro, -, 4200 leke = incourant, naar KBH, 5476048, waarde 0.00;
15. 1.00 STK Zaktelefoon, SONY Ericsson, 5475962;
16. 1.00 STK Zaktelefoon, -, 5475964;
17. 1.00 STK Zaktelefoon, -, 5475967;
18. 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon, -, 5475956;
19. 1.00 STK Zaktelefoon, BLACKBERRY, 5475958;
20. 1.00 STK Zaktelefoon, NOKIA, 5475950;
22. 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon, -, 5475973;
28. 1.00 STK Tas, LOUIS VUITTON, 5476015, waarde 900.00;
33. 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon, LEBARA, 5475995;
46. 1.00 STK Sleutel, -, 5475994;
49. 1.00 STK Sleutel, -, 5476000;
54. 1.00 STK sieraad, Bedel, 5585678;
55. 1.00 STK Doos, -, 5475989 van sieraden uit kledingkast;
56. 1.00 STK Fust, Blikje, 5475987 van sieraden uit kledingkast;
57. 1.00 STK Hanger Kl:Goud, Zon, 5620750, waarde 143.00;
58. 1.00 STK Sieraad Kl:Goud, Ketting, 5620751;
59. 1.00 STK Hanger Kl:Goud, Adelaar, 5620752, waarde 75.00;
60. 1.00 STK Sieraad, Kl:Goud, -, 5620753, waarde 305.00;
61. 1.00 STK Ring, -, 5620736 3 hartjes met steen;
62. 1.00 STK Ring, -, 5620738 3 witte en 3 gekleurde steentjes;
63. 1.00 STK Ring Kl:Goud, -, 5620744 met lamngwerpig breed vlak;
64. 1.00 STK Hanger, -, 5620745 ovaal met witte steentjes;
65. 1.00 STK Sieraad Kl:Goud, Ketting, 5620746;
66. 1.00 STK Ring Kl:Goud, -, 5620739 met schuine streepjes;
67. 1.00 STK Ring Kl:Goud, -, 5620740 met grote groene steen;
68. 1.00 STK Ring Kl:Goud, -, 5620742 met rastermotief;
69. 1.00 PR Oorbel Kl:Goud, Ring, 5586012, waarde 215.00;
70. 1.00 STK Ring Kl:Goud, -, 5586015, waarde 70.00;
71. 1.00 STK Hanger, -, 5586018 met foto man met baard;
72. 1.00 STK Ring Kl:Goud, 560743 met kleine groene steen, waarde 35.00;
73. Geld buitenlands, -, 5587443, 200 MAD, waarde 16.90;
74. Geld buitenlands, -, 5587444, 20 GBP, waarde 22.04;
75. Geld buitenlands, -, 5587445, 10 USD, waarde 8.37.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en E. Slager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2023.