ECLI:NL:RBAMS:2023:2552

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
C/13/720105 / FA RK 22-4305
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en toepassing van Marokkaans recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 april 2023 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, beiden wonende te Uithoorn. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Tijsterman, heeft op 8 juli 2022 een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding, waarbij de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. el Aqde, een verweerschrift heeft ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 maart 2023, waarbij ook de minderjarige kinderen hun mening kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding, aangezien beide partijen de Nederlandse nationaliteit bezitten.

De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw bepaald, omdat zij de meeste zorg voor hen heeft gedragen en stabiliteit in hun leven belangrijk is. De vrouw heeft ook het huurrecht van de echtelijke woning toegewezen gekregen, terwijl het verzoek van de man om het huurrecht te verkrijgen is afgewezen. De rechtbank heeft de zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen in even weken bij de man verblijven van vrijdag uit school tot maandag naar school, en in oneven weken tot 18:00 uur op vrijdag.

Wat betreft de kinderbijdrage heeft de rechtbank geoordeeld dat de man op dit moment geen draagkracht heeft om bij te dragen aan de kosten van de kinderen, en heeft het verzoek van de vrouw om een bijdrage van € 100,- per kind per maand afgewezen. Tot slot heeft de rechtbank de partijen bevolen om over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, met benoeming van een notaris voor de uitvoering. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
zaaknummer / rekestnummer: C/13/720105 / FA RK 22-4305 (COH/KL)
Beschikking van 20 april 2023 betreffende de echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te Uithoorn,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. K. Tijsterman, gevestigd te Uithoorn,
tegen
[de man] ,
wonende te Uithoorn,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A. el Aqde, gevestigd te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 8 juli 2022;
- het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoeken van de man;
- het verweerschrift op zelfstandige verzoeken van de vrouw;
- de brief van de minderjarige [minderjarige 1] ;
- het F9-formulier met producties van de vrouw van 10 maart 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 maart 2023.
Bij die gelegenheid zijn partijen en hun advocaten verschenen. Mr. El Aqde heeft tijdens de mondelinge behandeling stukken van de bewindvoerder van de man overgelegd.
1.3.
Minderjarige [minderjarige 1] heeft zijn mening kenbaar gemaakt door middel van een brief aan de rechtbank.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] te [plaats] (Marokko). Partijen hebben de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats] en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats] .
2.3.
Bij beschikking betreffende voorlopige voorzieningen van de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2022 is onder meer bepaald:
  • dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning
  • dat de minderjarige kinderen aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
  • dat de man met ingang van 15 juni 2022 € 25,- per kind per maand zal betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen;
  • dat de met ingang van heden: de man de voornoemde minderjarigen elke week van vrijdag 17:00 uur tot zondag 15:00 uur bij zich heeft.
2.4.
Bij beschikking betreffende wijziging voorlopige voorzieningen van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2022 is bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning.
2.5.
Scheiding
2.5.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Rechtsmacht
2.5.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
Ontvankelijkheid
2.5.3.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
2.5.4.
Door de vrouw is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd. De vrouw heeft gesteld dat zij op 1 juni 2022 aan (de advocaat) van de man een ouderschapsplan ter ondertekening heeft toegezonden. Hierop is geen (schriftelijke) reactie gekomen. Nu de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het voor haar op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding.
Toepasselijk recht
2.5.5.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
2.5.6.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
Het verzoek van de vrouw om het ouderschapsplan in de beschikking op te nemen, zal worden afgewezen, nu de vrouw geen door beide partijen ondertekend ouderschapsplan heeft overgelegd.
2.6.
Verblijfplaats
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.6.1.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen.
Inhoudelijke beoordeling
2.6.2.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar zal zijn. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het in het belang van de minderjarigen is als zij hun hoofdverblijfplaats bij haar hebben omdat de man zich regelmatig onverantwoordelijk gedraagt.
2.6.3.
De man heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem zal zijn.
2.6.4.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw bepalen. Zoals beslist in de voorlopige voorziening is rust en stabiliteit in het belang van de minderjarigen. De vrouw heeft altijd de meeste zorg voor de kinderen gedragen. Door dit voort te zetten blijft de rust en stabiliteit voor de minderjarigen gewaarborgd. Het verzoek van de vrouw zal dan ook worden toegewezen, waarmee het verzoek van de man zal worden afgewezen.
2.7.
Woning
2.7.1.
Beide partijen hebben verzocht om het huurrecht van de woning.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.7.2.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning.
2.7.3.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
2.7.4.
De vrouw heeft het huurrecht van de woning verzocht. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de man voor onderdak in het huis van zijn overleden moeder terecht kan, bij zijn zus en zwager in Purmerend of bij een van zijn broers in Amsterdam. De vrouw stelt dat zij het grootste deel van de zorg van de kinderen heeft zodat ook om die reden een belangenafweging in het voordeel van haar uitvalt en zij het huurrecht van de woning moet kunnen voortzetten.
2.7.5.
De man heeft eveneens het huurrecht van de woning verzocht. Hij voert aan dat hij meer recht en belang heeft bij toewijzing van het huurrecht van de woning. Op dit moment heeft hij geen vaste verblijfplaats. In het weekend kan hij bij zijn zus terecht, maar door de weeks slaapt hij soms in een hotel en soms in zijn bus.
2.7.6.
De rechtbank begrijpt dat beide partijen een groot belang hebben bij het huurrecht van de voormalig echtelijke woning. Zij hebben beiden geen alternatieve woonruimte en kunnen niet, in elk geval niet de hele week, bij familieleden terecht. Op dit moment is het – net als ten tijde van de voorlopige voorziening – zeer moeilijk om op korte termijn vervangende, betaalbare woonruimte te vinden. Omdat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben, weegt na afweging van de wederzijdse belangen van partijen het belang van de vrouw bij verkrijging van het huurrecht van de woning zwaarder dan het belang van de man. De minderjarigen zijn eerder al twee keer verhuisd met de vrouw en het is niet in hun belang om ze nog een keer te laten verhuizen. Rust en stabiliteit blijven belangrijke uitgangspunten.
2.7.7.
Het verzoek van de vrouw om het huurrecht van de woning zal worden toegewezen. Dit betekent dat het verzoek van de man om het huurrecht van de woning zal worden afgewezen.
2.8.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
2.8.1.
Beide partijen hebben verzocht een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vast te stellen.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.8.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
.
Inhoudelijke beoordeling
2.8.3.
Op dit moment zijn de minderjarigen elk weekend van vrijdag uit school tot zondag 15.00 uur bij de man.
2.8.4.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het goed gaat met de minderjarigen. Ook het verblijf bij de man gaat goed. Zij heeft verzocht om de huidige zorgregeling aan te passen, omdat zij ook het weekend met de minderjarigen wil doorbrengen. Volgens de vrouw verloopt de overdracht van de minderjarigen niet altijd goed.
2.8.5.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij wil dat de zorgregeling wordt uitgebreid zodat de minderjarigen elke week van vrijdag uit school tot maandag naar school bij hem verblijven. De overdracht, die volgens de vrouw niet goed verloopt, gaat dan via school.
2.8.6.
De zorgregeling zal als volgt worden vastgesteld. De minderjarigen verblijven de even week van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de man, in de oneven week verblijven de minderjarigen op vrijdag uit school bij de man tot 18.00 uur. Het is in het belang van de minderjarigen dat zij wekelijks contact hebben met hun vader. Dat het verzoek van de man om de minderjarigen elk weekend bij zich te hebben niet wordt toegewezen, komt doordat de vrouw ook graag haar weekend met de minderjarigen wil doorbrengen. Dat is begrijpelijk en wordt ook in het belang van de minderjarigen geacht. De rechtbank heeft de weekendregeling uitgebreid tot maandag naar school, omdat de minderjarigen nu om de week, in plaats van elke week, in het weekend bij de man verblijven. Ook dat acht de rechtbank in het belang van de minderjarigen, omdat de overdrachten in het weekend dan via school gaan. Voor de vrijdag in de andere week geldt dat de man de minderjarigen naar de vrouw terugbrengt, voor het avondeten.
2.8.7.
De feestdagen en vakanties zullen bij helfte worden verdeeld tussen de ouders, in onderling overleg, met dien verstande dat de vakantieweken en feestdagen om het jaar tussen partijen worden afgewisseld.
2.9.
Kinderbijdrage
2.9.1.
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) vast te stellen op € 100,- per kind per maand.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.9.2.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij op grond van artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
2.9.3.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het recht van Nederland op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen toepassen, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Inhoudelijke beoordeling
2.9.4.
De vrouw stelt dat beide partijen nu van een bijstandsuitkering leven. De man kan worden geacht op korte termijn een inkomen uit arbeid te verwerven waarmee hij kan bijdragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen.
2.9.5.
De man voert aan dat de vrouw geen behoefte van de minderjarigen heeft gesteld. Daarnaast betwist hij dat hij draagkracht heeft om een bijdrage, zelfs de minimale bijdrage, te betalen.
2.9.6.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat de minderjarigen behoefte hebben, zal de door de man te betalen kinderbijdrage op nihil worden vastgesteld. De man heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat hij (op dit moment) geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van de minderjarigen. De man heeft aangevoerd dat hij op dit moment onder bewind staat. Hij moet schulden aflossen en slaapt soms uit noodzaak in een hotel, omdat hij geen woning heeft. Zijn gemiddelde maandsalaris is volgens zijn bewindvoerder een bedrag van € 330,-, dat bedrag wordt aangevuld met een daklozenuitkering tot € 897,20, daarmee kan hij amper zelf rondkomen.
2.10.
Verdeling
2.10.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de tussen de partijen bestaande gemeenschap, wordt verdeeld met benoeming van een notaris en onzijdige personen.
2.10.2.
De man heeft geen verweer gevoerd.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.10.3.
Nu de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
2.10.4.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
2.10.5.
Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
2.10.6.
Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna alleen de nationaliteit van Marokko gemeenschappelijk in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag.
2.10.7.
Zij hebben na de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna hun eerste gewone verblijfplaats op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd.
2.10.8.
De gemeenschappelijke nationaliteit van partijen is die van een zogenaamd nationaliteitsland.
2.10.9.
Het land van de gemeenschappelijke nationaliteit is geen verdragsland.
2.10.10.
Nu het land van de eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking een verdragsland is, dat de verklaring van artikel 5 van het Verdrag heeft afgelegd, werd op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 2 aanhef en sub 2 aanhef en onder a. van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het gemeenschappelijke nationale recht van partijen, te weten het recht van Marokko, van toepassing op hun huwelijksvermogensregime.
2.10.11.
Gebleken is dat zich nadien een situatie heeft voorgedaan als omschreven in artikel 7, lid 2 van het Verdrag, waardoor na voornoemd recht in elk geval met ingang van 20 juli 2020 het recht van Nederland van toepassing werd op het huwelijksvermogensregime.
2.10.12.
Daarnaast staat vast dat partijen thans de Nederlandse nationaliteit hebben. Ook daardoor is Nederlands recht op het huwelijksvermogensregime van toepassing geworden. Omdat de rechtbank niet voldoende informatie voorhanden heeft per wanneer partijen de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, kan de rechtbank niet vaststellen of het Nederlands recht eerder dan 20 juli 2020 van toepassing is geworden op het huwelijksregime van partijen.
Inhoudelijke beoordeling
2.10.13.
De vrouw heeft verzocht partijen te veroordelen om met elkaar over te gaan tot scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap, waarin partijen zijn gehuwd, met benoeming van een notaris en van een onzijdig persoon als volgens de wet. Een dergelijk bevel is gegrond op titel 7 van boek 3 BW en ziet alleen op de gemeenschap naar Nederlands recht. Mitsdien is het verzoek partijen te veroordelen met elkaar over te gaan tot verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen toewijsbaar voor zover het vermogen is verkregen nadat het Nederlands recht van toepassing is geworden, te weten vanaf de datum dat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, dan wel uiterlijk 20 juli 2020. Het verzoek zal als zodanig worden toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] , Marokko op [datum] ;
3.2.
bepaalt dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
3.3.
bepaalt dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan het adres [adres] Uithoorn met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
3.4.
bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van heden de man voornoemde minderjarigen bij zich heeft:
  • in de even week van vrijdag uit school tot maandag naar school, en
  • in de oneven week van vrijdag uit school tot 18.00 uur, waarna de man de minderjarigen naar de vrouw terugbrengt, voor het avondeten;
  • de feestdagen en vakanties zullen bij helfte worden verdeeld tussen de ouders, in onderling overleg, met dien verstande dat de vakantieweken en feestdagen om het jaar tussen partijen worden afgewisseld.
3.5.
wijst het verzoek om kinderalimentatie af;
3.6.
beveelt partijen met elkaar over te gaan tot verdeling van de tussen hen bestaande huwelijksgoederengemeenschap, vanaf de datum dat Nederlands recht daarop van toepassing is geworden, en benoemt voor het geval van geschil daaromtrent mr. I.C.G. Steltenpool, notaris te Amsterdam, dan wel de ambtelijke bewaarder van diens protocol, teneinde de verdeling op een door haar te bepalen plaats en tijd te bewerkstelligen, en voor het geval van weigerachtigheid of nalatigheid tot medewerking, mr. R.G.P. van Marle, advocaat te Amsterdam, en mr. F. Mesri, advocaat te Amsterdam, ter vertegenwoordiging van de man, respectievelijk de vrouw;
3.7.
verklaart de beslissing met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de kinderbijdrage en de verdeling van de huwelijksgemeenschap uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.C.M. Oude Hengel, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.E. Luijckx op 20 april 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.