Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Kielce, Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 29 november 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980, was niet aanwezig bij de zitting die leidde tot het samenvoegingsvonnis van 28 oktober 2021, waaruit de vrijheidsstraf van 7 jaar en 3 maanden voortvloeit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zitting en geen advocaat had, waardoor zijn rechten in het geding zijn gekomen.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman en de officier van justitie gehoord. De raadsman stelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat leidde tot het samenvoegingsvonnis. De officier van justitie steunde dit standpunt, wijzend op de gebrekkige communicatie met de opgeëiste persoon. De rechtbank concludeerde dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zitting en er geen garanties waren dat zijn rechten niet zouden worden geschonden.
De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en de opgeëiste persoon is vrijgelaten uit zijn overleveringsdetentie. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.