ECLI:NL:RBAMS:2023:2525

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5054
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vergunningvrijheid van een dakkapel in een regulier welstandsgebied

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vergunningvrijheid van een dakkapel. Eiseres, eigenaar van een appartement in Amstelveen, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen, dat de aanvraag van een derde belanghebbende voor het plaatsen van een dakkapel aan de voorzijde van haar woning niet in behandeling heeft genomen. Eiseres stelt dat de dakkapel vergunningplichtig is, omdat deze zich in een regulier welstandsgebied bevindt en niet voldoet aan de welstandseisen. Het college heeft echter geconcludeerd dat de dakkapel vergunningvrij is, omdat voldaan is aan de voorwaarden van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

De rechtbank heeft allereerst beoordeeld of eiseres ontvankelijk is in haar beroep. De rechtbank oordeelt dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat haar appartement zich in hetzelfde kadastrale perceel bevindt als dat van de derde belanghebbende. Vervolgens heeft de rechtbank de inhoudelijke beroepsgronden van eiseres behandeld. Eiseres betoogde dat de dakkapel niet vergunningvrij is, omdat redelijke eisen van welstand van toepassing zijn in het regulier welstandsgebied. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de welstandseisen voor dakkapellen in het voordakvlak zijn afgeschaft in de Welstandsnota van Amstelveen, mits aan de overige voorwaarden van het Bor wordt voldaan.

De rechtbank concludeert dat de dakkapel van de derde belanghebbende voldoet aan de eisen van het Bor en dat er geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5054

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Abcoude, eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,verweerder (het college)
(gemachtigde: mr. J.P. Foppe).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde belanghebbende] , te Amstelveen

(gemachtigde: mr. C. Lubben).

Procesverloop

Op 13 april 2022 heeft het college besloten de aanvraag van [derde belanghebbende] (hierna: [derde belanghebbende] ) voor het plaatsen van een dakkapel aan de voorzijde van haar woning niet in behandeling te nemen.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 13 september 2022 heeft het college dit bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023. Eiseres is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [derde belanghebbende] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. [derde belanghebbende] is eigenaar van het appartement [adres 1] te Amstelveen. Eiseres is eigenaar van het appartement [adres 2] te Amstelveen.
2. Op 28 februari 2022 heeft [derde belanghebbende] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een dakkapel aan de voorzijde van haar woning. Op 13 april 2022 heeft het college besloten deze aanvraag niet in behandeling te nemen. Voor het bouwen van de dakkapel is namelijk geen omgevingsvergunning nodig, aldus het college.
3. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het college heeft dit bezwaar, in afwijking van het advies van de bezwaarcommissie, ongegrond verklaard.
4. Voordat de rechtbank toekomt aan de inhoud van het beroep van eiseres, moet zij ambtshalve beoordelen of eiseres ontvankelijk is in haar beroep. Aangezien [derde belanghebbende] zich op het standpunt heeft gesteld dat de brief van 13 april 2022 geen besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt en dat eiseres geen belanghebbende is, zal de rechtbank allereerst op deze aspecten ingaan.
Besluit
5. Bezwaar staat open tegen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
6. De rechtbank overweegt dat uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) blijkt dat voor de beantwoording van de vraag of voor een voorgenomen handeling – zoals het plaatsen van een dakkapel – een vergunning is vereist, een vergunning kan worden aangevraagd. Het bevoegde bestuursorgaan moet bij het nemen van het besluit op zo’n aanvraag de vergunningplicht als voorvraag beoordelen. Tegen het oordeel over de vergunningplicht, dat als besluit kwalificeert, kunnen rechtsmiddelen worden ingesteld. [1]
7. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de brief van 13 april 2022 als een besluit moet worden aangemerkt waartegen bezwaar openstond.
Belanghebbende
8. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt: “
Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken”.
9. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, wordt bij besluiten over omgevingsvergunningen belanghebbendheid in beginsel aangenomen bij bewoners en eigenaren, en ook bij anderszins zakelijk of persoonlijk gerechtigden, van een perceel dat grenst aan het perceel waarover het besluit gaat of dat gelijk te stellen is met een aangrenzend perceel. Bij dergelijke percelen wordt ervan uitgegaan dat de feitelijke gevolgen van zo’n besluit, als die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn. [2]
10. De rechtbank stelt vast dat eiseres en [derde belanghebbende] eigenaren zijn van hun respectievelijke appartementen. Deze appartementen liggen in hetzelfde kadastrale perceel. Naar het oordeel van de rechtbank is deze situatie gelijk te stellen met een aangrenzend perceel, zodat aangenomen moet worden dat de feitelijke gevolgen van het besluit in beginsel van enige betekenis zijn voor eiseres. Nu van het tegendeel niet is gebleken, is deze omstandigheid naar het oordeel van de rechtbank voldoende om eiseres als belanghebbende aan te merken. Dat eiseres niet zelf in haar appartement woont, is daarbij niet van belang. [3]
11. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een besluit in de zin van de Awb en dat eiseres hierbij belanghebbende is. Dit betekent dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep. De rechtbank zal daarom hieronder ingaan op de inhoudelijke beroepsgronden van eiseres.
Het standpunt van eiseres
12. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat de dakkapel vergunningvrij is. Volgens eiseres is namelijk niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 3, derde lid, onder a, van het Besluit omgevingsrecht (Bor), dat redelijke eisen van welstand niet van toepassing zijn. Het appartementencomplex ligt in een regulier welstandsgebied, namelijk deelgebied 04 (Stadshart) van de welstandsnota. Naast de algemene welstandseisen gelden dus ook de specifieke eisen voor dit gebied zoals vermeld in het deelgebied Stadshart. Uit de welstandsnota blijkt verder dat alleen dakkapellen aan de achterkant en de zijkant van de woning vergunningvrij kunnen worden gebouwd. Voor dakkapellen in het voordakvlak is een vergunning nodig en zijn redelijke eisen van welstand van toepassing. Eiseres heeft op de zitting nog aangevoerd dat op basis van de bouwtekeningen in het dossier niet kan worden vastgesteld dat is voldaan aan artikel 3, derde lid, onder f, van het Bor, dat bepaalt dat er een minimale afstand van 0,5 meter tussen de zijkanten van de dakkapel en de zijkanten van het dakvlak moet zijn. Daarbij wijst eiseres erop dat de door [derde belanghebbende] geplaatste dakkapel veel groter is dan de oorspronkelijke dakkapel.
De beoordeling van de rechtbank
13. Artikel 3, aanhef en derde lid, van Bijlage II van het Bor bepaalt, voor zover relevant, dat een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) niet is vereist voor een dakkapel in het voordakvlak, zolang wordt voldaan aan de onder a tot en met f genoemde eisen. Niet in geschil is dat de dakkapel voldoet aan de eisen onder b tot en met e van dit artikel. Ter discussie staat alleen of de dakkapel voldoet aan de eisen zoals gesteld in artikel 3, derde lid, onder a en f, van Bijlage II van het Bor. De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of is voldaan aan artikel 3, derde lid, onder f, van Bijlage II van het Bor. Vervolgens zal de rechtbank de vraag beantwoorden of is voldaan aan artikel 3, derde lid, onder a, van Bijlage II van het Bor.
Artikel 3, derde lid, onder f
14. De eis van artikel 3, derde lid, aanhef en onder f, van Bijlage II van het Bor, luidt: “
zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak”.
15. De rechtbank stelt vast dat uit de bouwtekeningen bij de aanvraag blijkt dat er aan beide zijden in ieder geval 125 centimeter ruimte zit tussen de zijkanten van de dakkapel en de zijkanten van het dakvlak. Dat betekent dat ruimschoots is voldaan aan de eis zoals gesteld in artikel 3, derde lid, onder f, van het Bor.
Artikel 3, derde lid, onder a
16. De eis van artikel 3, derde lid, aanhef en onder a, van Bijlage II van het Bor, luidt: “
redelijke eisen van welstand zijn niet van toepassing”.
17. De rechtbank stelt vast dat de Welstandseisen standaardingrepen bouwwerken Amstelveen, zoals gepubliceerd op 6 januari 2022, (hierna: de Welstandsnota) van toepassing zijn.
18. In de Welstandsnota staat in het hoofdstuk ‘Algemene informatie’ dat met deze nota voor bepaalde typen bouwwerken de welstandsregels worden afgeschaft. Eén van de bouwwerken waarvoor dit geldt zijn dakkapellen in het voordakvlak, genoemd in artikel 3 van Bijlage II van het Bor, indien aan de overige voorwaarden uit het Bor wordt voldaan. Hoofdstuk 4 regelt vervolgens welke dakkapellen vergunningvrij zijn en welke niet. Voor de dakkapellen die niet vergunningvrij zijn, bepaalt dit hoofdstuk aan welke welstandseisen deze dakkapellen moeten voldoen.
19. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat in dit geval alleen hoofdstuk 4 van de Welstandsnota relevant is, nu dit een specifiekere regeling bevat met betrekking tot dakkapellen dan het hoofdstuk Algemene informatie. Omdat in hoofdstuk 4 alleen staat dat een dakkapel aan de achterkant en zijkant van de woning vergunningvrij is, zijn voor een dakkapel in het voordakvlak volgens eiseres wel de redelijke eisen van welstand van toepassing.
20. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. In het hoofdstuk ‘Algemene informatie’ zijn welstandseisen voor enkele activiteiten, waaronder het bouwen van dakkapellen in het voordakvlak, uitdrukkelijk afgeschaft, zolang aan de daar gestelde voorwaarden is voldaan. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat voor de hier bedoelde dakkapellen geen welstandseisen van toepassing zijn en dat de rest van de Welstandsnota (waaronder hoofdstuk 4) niet van belang is. Alleen voor dakkapellen die niet aan de hier gestelde voorwaarden voldoen, moet aan de hand van het bepaalde in hoofdstuk 4 van de Welstandsnota worden getoetst welke welstandscriteria van toepassing zijn.
21. Met het buiten toepassing verklaren van de welstandscriteria voor bepaalde typen bouwwerken is in de Welstandsnota gebruik gemaakt van de ruimte die de Wabo en het Bor daarvoor bieden. In de Nota van Toelichting van het Bor is opgenomen dat de gemeenteraad kan bewerkstelligen dat geen omgevingsvergunning nodig is door in de welstandsnota af te zien van het stellen van welstandseisen voor gebieden of (bepaalde type) dakkapellen. [4] Die mogelijkheid is dus niet beperkt tot bepaalde gebieden, maar geldt ook voor bepaalde typen bouwwerken.
22. In aansluiting hierop overweegt de rechtbank dat het beroep van eiseres op de uitspraak van de Afdeling van 2 december 2020 [5] , niet slaagt omdat die uitspraak geen betrekking heeft op een situatie waarin in de welstandsnota de welstandscriteria niet van toepassing zijn verklaard op het betreffende type bouwwerk. Onder die omstandigheden was bepalend of het betreffende perceel welstandsvrij was. Dat de woning van [derde belanghebbende] in een regulier welstandsgebied ligt, doet er naar het oordeel van de rechtbank niet aan af dat in dit geval met de Welstandsnota de welstandseisen voor dit specifieke type dakkapel zijn afgeschaft.
23. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat op grond van de Welstandsnota geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn op dakkapellen in het voordakvlak die voldoen aan de eisen van artikel 3, derde lid, aanhef en onder b tot en met f, van Bijlage II van het Bor. Nu de dakkapel van [derde belanghebbende] voldoet aan deze eisen, zijn er op de dakkapel dus geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn en wordt ook voldaan aan artikel 3, derde lid, onder a, van het Bor. Dat betekent dat het college terecht heeft geconcludeerd dat op grond van artikel 3, aanhef en derde lid, van het Bor geen omgevingsvergunning is vereist voor de dakkapel.
Conclusie
24. Het beroep is ongegrond. Het college hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.W. Steenhoff, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 augustus 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AQ7004.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1671, meer recentelijk herhaald in de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:641.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:641.
4.