ECLI:NL:RBAMS:2023:2518

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
C/13/673696 / FA RK 19-6292
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omgang en ontzegging omgang in familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een familiekwestie tussen een man en een vrouw, die beiden ouders zijn van een minderjarige. De man had verzocht om een wijziging van de eerdere beschikking van 11 oktober 2017, waarin een zorgregeling voor de minderjarige was vastgesteld. Hij vroeg om omgang met de minderjarige, waarbij hij eenmaal per veertien dagen een weekend met haar zou doorbrengen. De vrouw daarentegen had verweer gevoerd en verzocht om de man het contact met de minderjarige te ontzeggen. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de belangen van de minderjarige, die in een gesprek met de kinderrechter had aangegeven geen contact met de man te willen. De bijzondere curator heeft gerapporteerd dat er geen vooruitgang was in de communicatie tussen de ouders en dat de minderjarige niet tegen haar wens in omgang met de man heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeken van de man om omgang af te wijzen, maar ook het verzoek van de vrouw om ontzegging van omgang werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van omgang op dit moment niet in strijd is met de belangen van de minderjarige, en dat de deur naar toekomstige omgang open moet blijven. De uitspraak werd gedaan door rechter E.M. Devis, tevens kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier S.A. Marchal.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/673696 / FA RK 19-6292 (ED/SM)
Beschikking van 26 april 2023
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te Leidschendam,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. W.G. Nieman te Leiden,
tegen
[de vrouw],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. I.R. Feddema te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
Bij beschikking van 6 april 2022 heeft deze rechtbank:
- partijen opgedragen om zich binnen twee weken na de afgifte van deze beschikking door middel van een doorverwijzing van het OKT aan te melden bij het Centrum voor Relationele Therapie van Arkin, waar door de hulpverlening met partijen moeten worden bekeken of systeemtherapie voor partijen, als ouders van [minderjarige] , wenselijk is en dienen partijen begeleid te worden ten aanzien van de vraag;
- ‘Op welke wijze kunnen partijen [minderjarige] het gevoel geven dat zij daadwerkelijk door hen gehoord wordt?’;
- partijen opgedragen om de rechtbank uiterlijk tien dagen vóór de pro forma datum van 4 juli 2022 te berichten hoe de hulpverlening bij het Centrum voor Relationele Therapie van Arkin is verlopen;
- mevrouw drs. B.H.M. Vosbergen, kantoorhoudende op Gerrit van der Veenstraat 100, 1077 EL, te Amsterdam, benoemt tot bijzonder curator over [minderjarige] ;
- de bijzondere curator opgedragen om contact te houden met de minderjarige, haar belangen te behartigen en de rechtbank, partijen en de Raad uiterlijk tien werkdagen vóór de pro forma datum van 4 juli 2022 te rapporteren over de minderjarige, waarbij de volgende vragen dienen te worden betrokken:
- Wat heeft [minderjarige] nodig om een neutraler beeld te kunnen ontwikkelen van de man?
- Wil [minderjarige] in deze zaak door de rechter in een kindgesprek worden gehoord?
- de griffie opgedragen om de beschikking en een kopie van de processtukken aan de bijzondere curator te zenden;
- partijen, de Raad en de bijzonder curator opgedragen om binnen vier weken na heden opgave te doen van hun verhinderdata voor de maanden juli, augustus en september 2022, zodat er na deze opgave een nieuwe mondelinge behandeling kan worden ingepland;
- het meer of anders verzochte aangehouden.
De inhoud van deze beschikking wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de na de beschikking van 6 april 2022 ingekomen stukken, waaronder – voor zover hier nog van belang –;
- de rapportage van de bijzonder curator, ingekomen op 13 januari 2023;
- de email van de bijzonder curator van 26 juni 2022;
- het F4-formulier van de zijde van de man van 1 juli 2022;
- het F4-formulier van de zijde van de man van 2 oktober 2022;
- het F4-formulier van de zijde van de man van 6 januari 2023;
- het F4-formulier van de zijde van de man van 6 maart 2023;
- het F9-formulier van de zijde van de man van 20 maart 2023;
- het F9-formulier van de zijde van de man van 21 maart 2023.
1.3.
De zaak is pro forma behandeld op 4 juli 2022, 3 oktober 2022, 9 januari 2023, 6 maart 2023, 20 maart 2023, 3 april 2023 en 17 april 2023. Op de laatste pro forma behandeling is bepaald dat er een eindbeschikking zal worden gewezen op 26 april 2023.
1.4.
[minderjarige] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Zij heeft op 12 april 2023 met de kinderrechter gesproken. Tijdens dit gesprek heeft zij aangegeven geen contact met de man te willen.

2.De beoordeling

Verzoek en verweer
2.1.
De rechtbank dient nog een beslissing te nemen ten aanzien van de verzoeken van de man om de beschikking van deze rechtbank van 11 oktober 2017 te wijzigen en een zorgregeling vast te stellen waarbij;
- [minderjarige] eenmaal per veertien dagen een weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man verblijft, waarbij vrouw [minderjarige] brengt naar zijn huisadres in Leidschendam en de man [minderjarige] weer terugbrengt naar de vrouw op zondagmiddag naar een in onderling overleg vast te stellen locatie halverwege Leidschendam en Amstelveen;
- [minderjarige] – na een gewenningsperiode – de helft van de vakanties en (christelijke) feestdagen bij de man verblijft.
2.2.
De vrouw heeft eerder verweer gevoerd tegen het verzoek van de man en heeft de rechtbank bij zelfstandig verzoek verzocht aan de man het contact met [minderjarige] te ontzeggen.
Bijzonder curator
2.3.
De bijzonder curator heeft de rechtbank in haar rapportage bericht dat zij in het gesprek met partijen uitvoerig is ingegaan op de mogelijkheden voor [minderjarige] om haar te laten ervaren dat haar ouders met elkaar communiceren voor haar welzijn en in haar beste belang. Gebleken is echter dat partijen er nu nog niet aan toe zijn om met elkaar te spreken over het welzijn van [minderjarige] en een duurzaam toekomstperspectief voor haar. De bijzonder curator is het met partijen eens dat [minderjarige] niet tegen haar wens in omgang met de man heeft. Ook niet wanneer [minderjarige] door de vrouw of een derde zou worden begeleid. De vrouw zegt [minderjarige] aan te moedigen in het vormen van een neutraler beeld van de man. Wellicht kan zij daarbij in de toekomst nog eens in het bijzonder aandacht geven aan het incident tijdens het bowlen. Een andere mogelijkheid is wellicht dat de families van partijen, die verwant zijn aan elkaar, naar mogelijkheden zoeken om de tot nu toe onoverbrugbaar gebleken kwesties te benaderen en de verstarde houdingen te verzachten.
Centrum voor Relationele Therapie van Arkin
2.4.
Uit de door de rechtbank van partijen ontvangen berichten kan worden afgeleid dat partijen zich na de laatste mondelinge behandeling hebben aangemeld bij het OKT voor een doorverwijzing bij het Centrum voor Relationele Therapie van Arkin. Vervolgens is echter niet meer bericht door partijen of er daadwerkelijk systeemtherapie is opgestart. Uit de conclusies van de bijzonder curator en de uiteindelijke berichtgeving van partijen aan de rechtbank, maakt de rechtbank echter op dat deze, al dan niet, opgestarte systeemtherapie niet heeft geleid tot een verbetering van de communicatie van partijen.
Standpunten van partijen
2.5.
De man heeft de rechtbank laten weten dat hij het niet nodig vindt nog een mondelinge behandeling in te plannen bij de rechtbank en de zaak op de stukken kan worden afgedaan. Hij vindt het heel erg jammer dat hij geen omgang heeft met [minderjarige] . De man hoopt dat de omgang tussen hem en [minderjarige] in de toekomst weer kan worden opgestart door middel van bemiddeling van familie.
2.6.
De vrouw heeft de rechtbank bericht dat partijen alles hebben geprobeerd het contact tussen de man en [minderjarige] tot stand te brengen en om het beeld dat [minderjarige] van de man heeft bij te stellen. Dit is echter niet gelukt. [minderjarige] heeft geen ruimte voor contact met de man. De vrouw verzoekt de rechtbank de verzoeken van de man af te wijzen en de zaak op de stukken af te doen.
2.7.
Gelet op de inhoud van de rapportage van de bijzonder curator en de standpunten van partijen, zal de rechtbank de verzoeken van de man zoals deze thans nog aan de rechtbank voorliggen afwijzen.
De vrouw heeft verzocht de man het recht op omgang te ontzeggen. De rechtbank zal dit verzoek echter eveneens afwijzen. Het gegeven dat er momenteel geen sprake is van omgang is onvoldoende om te stellen dat omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] . Sterker nog, de moeder staat inmiddels open voor (begeleide) omgang tussen de vader en [minderjarige] , alleen verzet [minderjarige] zich hier heftig tegen. De vader heeft inmiddels te kennen gegeven zich neer te leggen bij de uitdrukkelijke wens van [minderjarige] om geen contact met haar vader te hebben. De rechtbank gaat ervan uit dat de vader zich hieraan zal houden opdat [minderjarige] geen druk meer ervaart, maar vindt het belangrijk om de deur naar omgang open te houden voor het geval [minderjarige] zich bedenkt. Het ontzeggen van de omgang past daar niet bij.
2.8.
Mitsdien zal worden beslist als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst alle verzoeken van de man af;
3.2.
wijst het verzoek van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. E.M. Devis, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.A. Marchal, griffier, op 26 april 2023. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).