ECLI:NL:RBAMS:2023:248

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
13/287647-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de National Prosecution Authority, Prosecution District of Western Finland. Het EAB, dat op 4 november 2022 was uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1992, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De behandeling van de zaak vond plaats op 11 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was, evenals de gemachtigde raadsman van de opgeëiste persoon, mr. J. Zevenboom. De opgeëiste persoon zelf was niet ter zitting verschenen, hoewel hij daartoe verplicht was op grond van de aan hem opgelegde schorsingsvoorwaarden.

De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen en de schorsing opgeheven. Tevens is de borgsom, die als voorwaarde voor schorsing van de overleveringsdetentie was opgelegd, vervallen verklaard. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. De identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld en hij heeft de Nederlandse nationaliteit, wat betekent dat zijn overlevering kan worden toegestaan mits er garanties zijn dat hij zijn straf in Nederland kan ondergaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft overwogen dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht ook strafbaar zijn naar Nederlands recht en dat de Nederlandse rechtsorde mogelijk het meest is aangetast. De rechtbank heeft de beslissing om de overlevering toe te staan op 25 januari 2023 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/287647-22
RK nummer: 22/4793
Datum uitspraak: 25 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 november 2022 door
the National Prosecution Authority, Prosecution District of Western Finland(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 januari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman,
mr. J. Zevenboom, advocaat in Amsterdam. De opgeëiste persoon is niet in persoon verschenen ter zitting hoewel hij daartoe op grond van de aan hem opgelegde schorsingsvoorwaarden wel gehouden was. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen en de schorsing opgeheven. Verder heeft de rechtbank de borgsom, die als voorwaarde voor schorsing van de overleveringsdetentie was opgelegd, vervallen verklaard.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van
the District Court of Pirkanmaavan
3 november 2022 (No. 22/1416, PK 22/4773)..
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Fins recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Finland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
District Prosecutorin Tampere heeft op 23 november 2022 de volgende garantie gegeven:
“Person to be surrendered: ( [opgeëiste persoon] , [geboortedag] .1992)
(…)
I confirm that section 59 of the Finnish Act on the Extradition on the Basis of an Offence Between Finland and Other Member States of the European Union provides that the conditions attached to the decision on extradition in accordance with the framework
decision shall be complied with in respect of a person extradited to Finland. This provision binds all the Finnish authorities. lf a person is extradited to Finland for prosecution on the condition that at her/his request she/he after a final judgment has been rendered will immediately be returned to serve the sentence in the Member State that extradited her/him, the Finnish authorities are obliged to meet such a condition”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
  • Het onderzoek is in Finland aangevangen;
  • De verdovende middelen waren voor de Finse markt bestemd;
  • De verdovende middelen zijn naar Finland gebracht;
  • De medeverdachten zullen in Finland worden vervolgd;
  • De bewijsmiddelen bevinden zich (grotendeels) in Finland;
  • Nederland is niet voornemens om zelf voor deze feiten te vervolgen.
De raadsman van de opgeëiste persoon verzoekt de overlevering op grond van dit artikel te weigeren en voert daartoe het volgende aan:
  • De vervolging in Nederland is wenselijker;
  • De feiten zijn ook strafbaar naar Nederlands recht;
  • De feiten plegen in Nederland ook te worden vervolgd;
  • Er zijn meerdere verdachten in Nederland aangehouden;
  • In Nederland bevinden zich gegevensdragers en vermogensbestanddelen die van belang zijn voor de waarheidsvinding;
  • Uitgaande van de verdenkingen zijn de verdovende middelen al dan niet in Nederland geproduceerd, verpakt en uitgevoerd;
  • De handelingen van de opgeëiste persoon zouden uitsluitend op Nederlands grondgebied hebben plaatsgevonden;
  • De Nederlandse rechtsorde is wellicht het meest aangetast.
De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn. Verder is de gedachte achter de facultatieve weigeringsgrond in artikel 13 OLW, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
In dat licht en gelet op hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht, vormt het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen nu het aannemelijke Finse belang zwaarder weegt en vervolging in Nederland niet aan de orde is. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the National Prosecution Authority, Prosecution District of Western Finlandvoor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW. (of eerste, derde en vierde lid OLW)
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.