ECLI:NL:RBAMS:2023:247

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
13/285726-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 november 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die in Polen is geboren en momenteel in Nederland gedetineerd is. Tijdens de openbare zitting op 11 januari 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is uitgevaardigd op 19 juli 2021 en dat het betrekking heeft op een vonnis van 17 mei 2016, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van één jaar is opgelegd. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) onderzocht, maar concludeert dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarbij de informatie van de Poolse autoriteiten in aanmerking genomen, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van zijn rechten en plichten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht als diefstal kan worden gekwalificeerd. Aangezien aan de eisen van de OLW is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.P.W. Helmonds en J.H. Beestman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. R.R. Eijsten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/285726-22
RK nummer: 22/4788
Datum uitspraak: 25 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 november 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 juli 2021 door
the Circuit Law Court in Swidnica(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1972,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans in een andere zaak gedetineerd in de [naam P.I.] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J.N. Vermeij, advocaat te Den Haag, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 17 mei 2016 van
the District Law Court in Walbrzych(Polen) met kenmerk III K 1011/15.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet, met de officier van justitie en anders dan de raadsman, echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit door de uitvaardigende justitiële autoriteit in het EAB en bij brief van 2 december 2022 verstrekte informatie blijkt het volgende. De opgeëiste persoon heeft tijdens zijn verhoor in het voorbereidende onderzoek zijn adres opgegeven aan de Poolse autoriteiten. Hij is geïnformeerd over zijn rechten en plichten als verdachte. De opgeëiste persoon heeft dit op
29 december 2015 bevestigd met zijn handtekening, aldus de Poolse autoriteiten. De opgeëiste persoon heeft een dagvaarding ontvangen. Dit blijkt uit een brief van de opgeëiste persoon, die de Poolse rechtbank op 19 januari 2016 heeft ontvangen. De raadsman heeft betoogd dat de door de uitvaardigende justitiële autoriteit overgelegde stukken vals zijn, in het bijzonder voor zover de opgeëiste persoon stukken zou hebben ondertekend. De raadsman heeft ter onderbouwing hiervan ter terechtzitting een handgeschreven tekst van de opgeëiste persoon overgelegd en de rechtbank verzocht de handschriften te vergelijken. De door de raadsman overgelegde tekst is echter van februari 2022, terwijl de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte stukken van eind 2015, begin 2016 zijn. De rechtbank vindt dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen afbreuk doet aan het vertrouwen dat de rechtbank in beginsel moet hebben in de juistheid van door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte stukken en informatie. De rechtbank gaat dan ook uit van die informatie en is gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden van oordeel dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt, omdat hij, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Artikel 12 van de OLW staat daarom niet aan overlevering in de weg.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 van de OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Law Court in Swidnica(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.