Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 november 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die in Polen is geboren en momenteel in Nederland gedetineerd is. Tijdens de openbare zitting op 11 januari 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is uitgevaardigd op 19 juli 2021 en dat het betrekking heeft op een vonnis van 17 mei 2016, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van één jaar is opgelegd. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) onderzocht, maar concludeert dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarbij de informatie van de Poolse autoriteiten in aanmerking genomen, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van zijn rechten en plichten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht als diefstal kan worden gekwalificeerd. Aangezien aan de eisen van de OLW is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.P.W. Helmonds en J.H. Beestman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. R.R. Eijsten.