ECLI:NL:RBAMS:2023:2443

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
AMS 22/4613
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de uitspraak op bezwaar inzake proceskostenvergoeding bij WOZ-taxaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiser had op 27 september 2022 een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 23 september 2022, waarin hij een hogere vergoeding van de proceskosten in bezwaar eiste. Eiser stelde dat het door verweerder gehanteerde uurtarief van € 53,- voor de vergoeding van het taxatierapport te laag was en dat de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties niet was geïndexeerd sinds 2018.

De rechtbank heeft het onderzoek in de zaak gesloten zonder zitting en heeft geoordeeld dat het beroep gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskostenvergoeding in bezwaar te laag was vastgesteld en heeft deze verhoogd van 2 naar 4 uren voor het taxatierapport. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 512,50, inclusief de kosten van rechtsbijstand en uittreksels. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in beroep, vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoed.

De rechtbank heeft de bestreden uitspraak vernietigd voor zover deze op de proceskosten betrekking had en heeft de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar en beroep vastgesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om zelf tot indexatie van het uurtarief over te gaan, aangezien de Richtlijn een forfaitair bedrag hanteert en indexatie niet verplicht is tenzij anders is beslist. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en een afschrift verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4613

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

(gemachtigde: M.J.M. Mohlmann-Bronkhorst),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 27 september 2022 een beroepschrift van eiser ontvangen dat is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 23 september 2022 (de bestreden uitspraak).

Overwegingen

1. Het gaat in deze zaak om de gecombineerde aanslag 2022 met nummer [nummer] .
Verweerder heeft de rechtbank op 21 november 2022 bericht dat eiser aanspraak maakt op een hogere vergoeding van de proceskosten in bezwaar. Verweerder heeft zich bereid verklaard het griffierecht te vergoeden.
2. Eiser heeft de rechtbank op 4 januari 2023 bericht dat het beroep niet wordt ingetrokken, omdat verweerder niet met alle gevraagde onderdelen van het verzoek om vergoeding van de proceskosten heeft ingestemd. Eiser heeft aangevoerd dat het door verweerder gehanteerde uurtarief van € 53,- dat bij de vergoeding voor het taxatierapport is gehanteerd te laag is. [1] De Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties (hierna: de Richtlijn) dateert uit 2018 en sindsdien is het uurtarief niet geïndexeerd.
3. De rechtbank sluit het onderzoek in de zaak omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. De rechtbank doet uitspraak zonder dat een zitting wordt gehouden. [2] De rechtbank verklaart het beroep voor een deel kennelijk gegrond en voor een deel kennelijk ongegrond.
4.1
Verweerder heeft erkend dat de proceskostenvergoeding in bezwaar te laag is vastgesteld voor wat betreft de vergoeding van het aantal uren van het taxatierapport. De vergoeding was in de bestreden uitspraak gebaseerd op 2 uren en moet worden berekend op basis van 4 uren. Voor het uurtarief van € 53,- heeft verweerder verwezen naar de Richtlijn. Verweerder heeft tevens de door eiser gemaakte Kadasterkosten van in totaal € 4,50 erkend.
4.2
De rechtbank stelt vast dat verweerder zich had mogen baseren op het uurtarief van € 53,- uit de Richtlijn. De omstandigheid dat de Richtlijn (nog) niet is geïndexeerd noch dat deze niet periodiek, bijvoorbeeld jaarlijks, wordt geïndexeerd doet aan hetgeen eiser heeft aangevoerd niet af. Het uurtarief in de Richtlijn is een forfaitair bedrag. Periodieke indexering is niet verplicht tenzij daartoe (eerder) anders is beslist. [3] De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf tot indexatie over te gaan. De gerechtshoven noch de Hoge Raad hebben in 2022 tot indexatie besloten. De rechtbank neemt verder in overweging dat indexatie van de Richtlijn later in 2023 niet valt uit te sluiten. De eventuele toekomstige indexatie van de Richtlijn zal naar verwachting niet van invloed zijn op het onderhavige geschil. Wat daar verder van zij, eiser heeft zich pas in beroep op het standpunt gesteld dat het uurtarief had moeten worden geïndexeerd.
4.3
De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak voor zover hierin op de proceskosten is beslist. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding voor het door eiser in de bezwaarfase ingediende taxatierapport vast op € 212,- (4 uren x € 53,-) en de vergoeding voor de kosten van uittreksels op in totaal € 4,50 (€ 2,80 + € 1,70). Daarnaast heeft eiser recht op € 296,- als kosten van verleende rechtsbijstand. [4] De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 512,50 (€ 296,- +
€ 212,- + 4,50).
5. De rechtbank zal verweerder in deze zaak tevens veroordelen tot de vergoeding van de proceskosten in beroep. De rechtbank stelt de hoogte van de proceskostenvergoeding in beroep volgens het Bpb forfaitair vast op € 418,50 als kosten van verleende rechtsbijstand. [5] De rechtbank stelt de wegingsfactor op 0,5 omdat alleen de proceskosten in geschil zijn. [6]
6. Verweerder dient aan eiser het betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak voor zover hiervoor is overwogen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 931,-;
  • wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten voor het overige af;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 maart 2023
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.volgens de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van
2.artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
3.voorbeelden van een besluit over de verplichte -jaarlijkse- indexering zijn de tarieven in het Besluit
4.onder toepassing van de artikelen 8:75 en 7:15, tweede lid, Awb en het Besluit proceskosten
5.onder toepassing van het Bpb als volgt berekend: 1 punt voor het beroepschrift x factor 0,5 x € 837,-
6.volgens de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van