In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiser had op 27 september 2022 een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 23 september 2022, waarin hij een hogere vergoeding van de proceskosten in bezwaar eiste. Eiser stelde dat het door verweerder gehanteerde uurtarief van € 53,- voor de vergoeding van het taxatierapport te laag was en dat de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties niet was geïndexeerd sinds 2018.
De rechtbank heeft het onderzoek in de zaak gesloten zonder zitting en heeft geoordeeld dat het beroep gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskostenvergoeding in bezwaar te laag was vastgesteld en heeft deze verhoogd van 2 naar 4 uren voor het taxatierapport. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 512,50, inclusief de kosten van rechtsbijstand en uittreksels. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in beroep, vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoed.
De rechtbank heeft de bestreden uitspraak vernietigd voor zover deze op de proceskosten betrekking had en heeft de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar en beroep vastgesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om zelf tot indexatie van het uurtarief over te gaan, aangezien de Richtlijn een forfaitair bedrag hanteert en indexatie niet verplicht is tenzij anders is beslist. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en een afschrift verzonden aan de partijen.