ECLI:NL:RBAMS:2023:2393

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
81.321665.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en de invoer daarvan vanuit Duitsland

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, evenals het samen invoeren en ter beschikking stellen van dit vuurwerk vanuit Duitsland. De zaak kwam aan het licht na de aanhouding van de verdachte en medeverdachten op 6 december 2022, toen de politie een busje vol vuurwerk aantrof. Tijdens de zitting op 9 maart 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte heeft bekend dat het aangetroffen vuurwerk op verschillende adressen van hem was, maar heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de invoer ervan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de drijvende kracht was achter de vuurwerkhandel en dat hij opzettelijk samen met anderen het vuurwerk heeft ingevoerd en opgeslagen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81.321665.22
Parketnummer vordering tul: 21.000226.19
Datum uitspraak: 23 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende op het adres [woonplaats] ,
gedetineerd te: [PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 maart 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Neij en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.J.J. Zwaan naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort weergegeven – beschuldigd van:
het samen met anderen opzettelijk invoeren, opslaan, voorhanden hebben en aan een ander ter beschikking stellen van:
32 stuks shells op het adres [adres 1] ,
40 stuks knalvuurwerk op het adres [adres 2] ,
96 stuks shells, 3000 stuks knalvuurwerk, 28 stuks batterij enkelschotsbuizen en 5 stuks knalstreng in een voertuig te Amersfoort en
4 stuks batterij enkelschotsbuizen op het adres [adres 3] ,
gepleegd in de periode van 13 november 2022 tot en met 7 december 2022.
De tenlastelegging staat in bijlage 1.

3.Inleiding

Op 6 december 2022 werden verdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) aangehouden in Amersfoort bij een busje dat was volgeladen met (zwaar) vuurwerk. Uit onderzoek bleek dat dit busje was gehuurd door [zus medeverdachte] , de zus van [medeverdachte 2] , tevens de vriendin van verdachte. De politie heeft vervolgens doorzoekingen verricht in de woningen van [medeverdachte 2] ( [adres 3] ), [zus medeverdachte] ( [adres 1] ) en de ouders van verdachte ( [adres 2] ). Op al deze adressen is ook vuurwerk aangetroffen.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het aangetroffen vuurwerk (mede) aan verdachte kan worden toegeschreven en of hij zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan invoer van vuurwerk in Nederland, vuurwerkhandel en -bezit.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het vuurwerk dat is aangetroffen op de adressen [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de invoer van dat vuurwerk. Verdachte moet ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde met betrekking tot het in de bus aangetroffen vuurwerk. Verdachte heeft verklaard dat dit vuurwerk niet van hem was. Uit onderzoek naar de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat vooral [medeverdachte 1] met anderen contact onderhield over de handel in het vuurwerk dat in Duitsland zou worden ingeslagen. Verdachte heeft enkel de bus geregeld en de contacten in Duitsland gebeld. Nu deze geringe bijdrage ook uitsluitend voorafgaand aan het feit heeft plaatsgevonden is geen sprake van een bijdrage van voldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen. Verder is er onvoldoende bewijs dat verdachte bij de grensovergang met Duitsland was, dat het Wickr-account [gebruikersnaam 1] van verdachte is en dat medeverdachte [medeverdachte 1] van verdachte geld heeft gekregen om vuurwerk te kopen. Ook blijkt niet dat verdachte enig voordeel heeft gehad van de betreffende rit naar Duitsland.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt de volgende onderdelen van de tenlastelegging bewezen.
Ten aanzien van het aangetroffen vuurwerk op de adressen [adres 1] , [adres 2] en [adres 3]
Ten aanzien van het vuurwerk dat is aangetroffen op de adressen [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] heeft verdachte bij de politie bekend dat dit van hem is. Op de zitting heeft hij dit bevestigd. Het vuurwerk is onderzocht door het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk en uit dat onderzoek is gebleken dat het professioneel vuurwerk is. Nu niet blijkt van enige bijdrage van voldoende gewicht van anderen bij deze feiten zal de rechtbank verdachte van het ten laste gelegde onderdeel ‘medeplegen’, vrijspreken. Verder zal verdachte worden vrijgesproken van de ten laste gelegde invoer van en handel in dit vuurwerk, nu wettig bewijs daarvoor ontbreekt.
Ten aanzien van het aangetroffen vuurwerk in het voertuig met kenteken [nummerbord]
Feiten en omstandigheden
Ook het vuurwerk dat de politie op dinsdag 6 december 2022 heeft aangetroffen in het busje met kenteken [nummerbord] is onderzocht en geclassificeerd als professioneel vuurwerk.
Op de zitting hebben medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als getuige onder ede verklaard dat zij dit vuurwerk in Duitsland hebben opgehaald in opdracht van verdachte. [medeverdachte 2] zou naar eigen zeggen zo’n € 500,- voor deze klus krijgen van verdachte. Volgens [medeverdachte 1] kreeg [medeverdachte 2] € 450,- en hij zelf € 250,- voor de rit. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met ongeveer € 7.800,- naar Duitsland is gereden om daar van dit geld een partij vuurwerk te kopen. Zelf heeft hij € 1.300,- ingelegd om vuurwerk te kopen voor zichzelf en zijn vrienden en de rest van het geld heeft hij van verdachte gekregen, zo wordt ook door verdachte bevestigd in zijn verklaring bij de politie op 14 december 2022. Verdachte heeft volgens [medeverdachte 1] ook een deel van zijn inleg van € 1.300,- voorgeschoten. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij tijdens de rit contact had met verdachte en dat verdachte in een andere auto bij de grensovergang voor hem en [medeverdachte 2] uit reed om uit te kijken voor de politie. Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte op enig moment tijdens de rit terug uit Duitsland de bus tegemoet was gereden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verdachte na de grensovergang weer ontmoet, alwaar ook een transactie met een klant heeft plaatsgevonden. Op de terugweg zijn zij aan aantal keer gestopt om partijen vuurwerk af te leveren bij klanten van verdachte. Verdachte onderhield de contacten in Duitsland, deed alle bestellingen, beheerde het geld en hield alles bij. Hij heeft de bus gehuurd en het waren zijn klanten, daarom kreeg hij 50% commissie, aldus [medeverdachte 1] . De politie heeft in de woning van de vriendin van verdachte een notitieblaadje met handgeschreven aantekeningen aangetroffen, waarop onder andere een soort bestellijst en de aantekeningen ‘notitie dinsdag’, ‘Bus huren 200,-’ en ‘Chauffeur 450,-’ staan vermeld. Daarnaar gevraagd heeft [medeverdachte 1] op de zitting verklaard dat het klopt dat zijn naam staat vermeld op dit notitieblaadje en dat de aantekeningen onder het kopje “Inleg” en “ [medeverdachte 1] ” met daarbij een optelsom tot “2890” vermoedelijk zien op zijn inleg voor de transactie in Duitsland. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij het briefje heeft geschreven en dat erop stond wat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] mee moesten nemen. Op dat briefje staat onder het kopje “inleg” ook de naam “ [verdachte] ” met een optelsom van “4450” en “1775” tot “6225” daaronder. Naast deze aantekeningen zijn nog meer documenten aangetroffen die op vuurwerkhandel duiden. De vriendin van verdachte heeft bij de politie verklaard dat alle vuurwerklijsten met namen die door de politie in haar woning zijn aangetroffen van verdachte zijn en dat verdachte het vuurwerk koopt en doorverkoopt (‘doorstoot’). Verder heeft zij verklaard dat verdachte sinds de inbeslagname van zijn telefoon tijdens zijn aanhouding op 12 november gebruik maakte van haar telefoon.
Op de telefoon van [medeverdachte 2] is een whatsappgesprek aangetroffen met het contact ‘ [verdachte] ’ van 5 december 2022, waarin dit contact aan [medeverdachte 2] instructies geeft over de logistiek van het aanstaande vuurwerktransport. ‘ [verdachte] ’ heeft verder op 6 december 2022 meermaals naar de telefoon van [medeverdachte 2] gebeld. Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 1] is naar voren gekomen dat het contact ‘ [verdachte] ’ op 6 december 2022 twee keer met [medeverdachte 1] heeft gebeld. Het telefoonnummer dat aan het contact ‘ [verdachte] ’ is gekoppeld, is hetzelfde telefoonnummer als opgeslagen onder het contact ‘ [verdachte] ’ in de telefoon van [medeverdachte 2] .
Op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn verder Wickr-chats gevonden tussen het account van [medeverdachte 1] (‘ [gebruikersnaam 2] ’) en een aantal vermoedelijke afnemers van het vuurwerk, waaronder ‘ [gebruikersnaam 3] ’ en ‘ [gebruikersnaam 4] ’. ‘ [gebruikersnaam 3] ’ vraagt [medeverdachte 1] op 6 december 2022 of hij de pijlen komt brengen en geeft aan dat dit ‘via [verdachte] ’ is afgesproken. Met ‘ [gebruikersnaam 4] ’ communiceert [medeverdachte 1] over diens bestelling, waarbij [medeverdachte 1] vraagt of ‘ [gebruikersnaam 4] ’ het geld bij [verdachte] wil brengen. ‘ [gebruikersnaam 4] ’ vraagt daarop ‘[w]at is ze adres ookal weer ben nu omw hij reageert niet’, waarop [medeverdachte 1] het adres van [zus medeverdachte] waar verdachte verblijft, geeft.
Conclusie
Uit het dossier en uit de getuigenverklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de zitting leidt de rechtbank af dat verdachte de drijvende kracht was achter de invoer van het vuurwerk vanuit Duitsland naar Nederland en de daarop volgende vuurwerkhandel op 6 december 2022. Hij heeft doelbewust geprobeerd om buiten beeld van de autoriteiten te blijven tijdens het ritje naar Duitsland door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] te laten rijden en zelf in een aparte auto op de uitkijk te staan voor de politie. Dit blijkt uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank gaat ervanuit dat verdachte degene was die met [medeverdachte 2] respectievelijk [medeverdachte 1] contact had via het contact ‘ [verdachte] ’ en ‘ [verdachte] ’ en dat hij hen op die manier van instructies voorzag en in de gaten hield. Uit de chatgesprekken die [medeverdachte 1] voerde met de afnemers van het vuurwerk blijkt verder ook van de betrokkenheid van verdachte (‘ [verdachte] ’). De rechtbank vindt dat sprake is van medeplegen. Anders dan de raadsman heeft bepleit is niet enkel sprake van een bijdrage van verdachte voorgaand aan het feit, maar is sprake van een gezamenlijke uitvoering, zowel voorafgaand als tijdens het tenlastegelegde. Verdachte heeft de bestellingen geplaatst, heeft het busje gehuurd, de chauffeur en bijrijder geregeld, heeft het geld voor de bestellingen in ontvangst genomen dan wel voorgeschoten, was aanwezig bij de grensovergang tijdens een transactie met een van de klanten en onderhield contact met [medeverdachte 1] Kortom, verdachte was de spin in het web bij de invoer van het vuurwerk vanuit Duitsland naar Nederland en de verkoop daarvan en dat is zonder meer van voldoende gewicht om bewezen te verklaren dat hij medepleger is van al hetgeen hem ten laste is gelegd met betrekking tot het in de bus aangetroffen vuurwerk.
Hoewel de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte winst heeft gemaakt met deze handel is de vraag of verdachte al dan niet geld heeft ingelegd of iets heeft verdiend met zijn bijdrage in dit geval niet relevant voor het oordeel dat hij als medepleger kan worden aangemerkt.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de in bijlage II opgegeven bewijsmiddelen. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het vuurwerk op de adressen [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verklaring van verdachte wat betreft deze feiten alle onderdelen van de bewezenverklaring betreft. De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
in de periode van 13 november 2022 tot en met 7 december 2022 te [geboorteplaats] opzettelijk
(op het adres [adres 1] )
- 32 stuks shells (mortierbommen)
(op het adres [woonplaats] )
- 20 stuks knalvuurwerk (spain cracker) en
- 20 stuks knalvuurwerk (banger/flashbanger)
en te Wijk bij Duurstede opzettelijk
(op het adres [adres 3] )
- 2 stuks batterij enkelschotsbuizen (XB4078) en
- 2 stuks batterij enkelschotsbuizen (1.2 inch 150shots cake),
zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad en
te [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk tezamen en in vereniging met anderen
(in een voertuig voorzien van het kenteken [nummerbord] )
- 96 stuks shells en
- 3000 stuks knalvuurwerk (cobra trate) en
- 28 stuks batterij enkelschotsbuizen en
- 5 stuks knalstreng (T805 celebration cracker),
zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad en aan een ander ter beschikking heeft gesteld.

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De strafoplegging

7.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar en drie maanden, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast moet aan verdachte een taakstraf van 240 uur worden opgelegd, zowel vanwege het punitieve karakter van die straf als om verdachte te helpen structuur te vinden in zijn leven.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij de eis van de officier van justitie en heeft verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het opslaan en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan samen met anderen opslaan, invoeren, voorhanden hebben en aan anderen ter beschikking stellen van een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk, kort gezegd, de handel in dat vuurwerk. Hij heeft zijn zwager als chauffeur ingeschakeld en een zeer jong persoon als bijrijder en heeft hen vuurwerk van Duitsland naar Nederland laten vervoeren. Hiermee heeft verdachte grote, niet-verwaarloosbare, risico’s in het leven geroepen voor zowel zijn medeverdachten die het busje reden als voor de verdere omgeving (weggebruikers, omstanders, hulpdiensten). Het tot ontbranding komen van het zware vuurwerk in het busje op de openbare weg kon immers enorme gevolgen hebben en tot ernstige letselschade of de dood leiden. De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte bewust deze risico’s heeft genomen, al dan niet voor geldelijk gewin, en dat hij niet schroomt om andere mensen, waarvan één zeer jong persoon hiervoor in te schakelen en de risico’s voor hem te laten lopen. Ook is het zorgelijk dat verdachte dit heeft gedaan terwijl hij nog in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling wegens vuurwerkhandel. Die veroordeling heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw in te laten met de handel in illegaal vuurwerk. Naast de hiervoor genoemde risico’s heeft vuurwerk ook schadelijke effecten op het milieu en wordt illegaal vuurwerk gebruikt voor verschillende vormen van criminaliteit, bijvoorbeeld bij plofkraken. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij zich niets gelegen heeft laten liggen aan deze risico’s en schadelijke effecten van (het bezit van en de handel in) illegaal vuurwerk.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman vindt de rechtbank dat in deze zaak een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats is die de duur van het voorarrest overschrijdt. De rechtbank komt tot dit oordeel gelet op het enorme gevaarzettende karakter van het voorhanden hebben van een dergelijke grote hoeveelheid vuurwerk en het strafblad van verdachte. Dit is niet de eerste keer dat verdachte zich inlaat met illegaal vuurwerk en daarvoor is gestraft. Bovendien heeft verdachte op de zitting ervan blijk gegeven nog steeds niet het gevaarzettende karakter en de enorme risico’s van zijn handelen in te zien. Het gedrag van verdachte, maar ook de manier waarop hij terugkijkend op zitting over het gebeurde verklaart, getuigt niet van enig besef van persoonlijke verantwoordelijkheid. Bij dat oordeel speelt ook een rol dat verdachte kennelijk niet heeft geschroomd een jeugdig persoon in een zeer risicovolle situatie te brengen.
Gelet op voornoemde omstandigheden en het aantal feiten en stukken vuurwerk waarop de onderhavige zaak betrekking heeft, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met de door de officier van justitie geëiste straf. Tegelijkertijd wil de rechtbank ook dat verdachte nog een kans wordt gegund om te laten zien dat hij zijn leven kan beteren en zich voortaan niet meer in zal laten met illegaal vuurwerk. Daarom zal de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. De rechtbank volgt de reclassering en de officier van justitie in het standpunt dat hierbij een lange proeftijd noodzakelijk is. Het doel van de voorwaardelijke gevangenisstraf is dan ook dat verdachte doordrongen raakt van de ernst van wat hij heeft gedaan en dat er gedurende drie jaren een flinke stok achter de deur is om te bewerkstelligen dat verdachte niet nogmaals de fout in gaat. De rechtbank legt geen taakstraf op, omdat een dergelijke straf gelet op de ernst van de feiten die verdachte heeft gepleegd en zijn strafblad, niet passend is. Daar komt bij dat de rechtbank een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen dan de officier van justitie heeft geëist en dat verdachte na zijn vrijlating in staat moet worden gesteld te voldoen aan de bijzondere voorwaarden die aan het voorwaardelijke strafdeel zullen worden verbonden.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op van vijftien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af en verwijst daarbij naar wat de raadkamer op 20 februari 2023 heeft overwogen. Het enige wat sindsdien aan het verzoek tot schorsing is toegevoegd is de omstandigheid dat de vriendin van verdachte medische behandelingen ondergaat. De rechtbank begrijpt de zorgen van verdachte om zijn vriendin, maar vindt deze omstandigheid niet dermate zwaarwegend dat deze opweegt tegen het strafvorderlijke belang dat verdachte vast blijft zitten.

8.Het beslag

Onder verdachte zijn de nader in het dictum te noemen goederen in beslag genomen.
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.De tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf

In het dossier bevindt zich een vordering van de officier van justitie van 31 januari 2023 in de zaak met parketnummer 21-000226-19 betreffende het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2021, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met een proeftijd van twee jaren. Ook bevat het dossier de mededeling als bedoeld in artikel 366a Wetboek van Strafvordering. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

11.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd en
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Beveelt dat een gedeelte, groot
9 (negen) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet houdt aan de volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden:1. Veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
3. Veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden:1. Meldplicht bij reclasseringVerdachte meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Inforsa-reclassering op het adres [adres reclassering] , telefoonnummer [telefoonnummer reclassering] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. Ambulante behandeling1. Verdachte laat zich behandelen door Inforsa-forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk in de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
2. Verdachte laat zich begeleiden door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start zo spoedig mogelijk in de proeftijd. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
3. Begeleid wonen of maatschappelijke opvangVerdachte verblijft in een nader te indiceren instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start tijdens de proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4. Meewerken aan middelencontroleVerdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
5.
ContactverbodVerdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met medeverdachte [medeverdachte 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
6. Stap voor stapVerdachte werkt aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe werkt verdachte binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap.
7. Inspanningsverplichting1. Verdachte spant zich in voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding/betaald werk.
2. Verdachte werkt mee aan het verkrijgen van beschermingsbewind als budgetbeheer ontoereikend is voor zijn financiële begeleiding.
3. Verdachte biedt de reclassering openheid in zijn contacten in de fysieke en online vuurwerkwereld en in zijn bestellingen van vuurwerk.
De rechtbank geeft de reclassering opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
40 STK Vuurwerk zijnde 40 stuks vlinders in vier dozen
(Omschrijving: PL0900-2022356229-G3089271 vernietigd onder hoofdnummer PL0900-2022356229)
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Gelast de tenuitvoerleggingvan de bij genoemd arrest van 15 januari 2021 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een
gevangenisstrafvan
6 (zes) weken.
Wijst afhet verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. H.J. Bos en M.E. van Rijn-Tonino, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2023.
[....]
[....]

[....]

[....]