ECLI:NL:RBAMS:2023:2392

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
81.319643.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer, opslag en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk door minderjarige verdachte

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die samen met anderen professioneel vuurwerk uit Duitsland heeft ingevoerd, opgeslagen en voorhanden heeft gehad. De verdachte werd op 6 december 2022 te Amersfoort aangehouden bij een busje vol vuurwerk. Tijdens de zitting op 9 maart 2023 heeft de verdachte verklaard dat hij in opdracht van medeverdachten het vuurwerk heeft opgehaald en vervoerd naar Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, en dat er sprake is van een bekennende verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie van 210 dagen, waarvan 183 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met een medeverdachte en de verplichting om zich te houden aan reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook het beslag op het vuurwerk en een klein bedrag aan geld bevestigd, en de verdachte moet meewerken aan schuldhulpverlening. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de risico's die de verdachte heeft genomen in overweging genomen, evenals zijn jonge leeftijd en de noodzaak om hem een kans te geven om zijn leven te beteren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81.319643.22
Parketnummer vordering tul: 16.284854.20
Datum uitspraak: 23 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Neij en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F. Visser, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort weergegeven – beschuldigd van:
het samen met anderen opzettelijk invoeren, opslaan en voorhanden hebben van 96 stuks shells, 3000 stuks knalvuurwerk, 28 stuks batterij enkelschotsbuizen en 5 stuks knalstreng op 6 december 2022 te Amersfoort.
De tenlastelegging staat in bijlage 1.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt ook dat het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De politie heeft verdachte op 6 december 2022 te Amersfoort aangehouden bij een busje dat vol zat met vuurwerk. Uit onderzoek is gebleken dat dit professioneel vuurwerk betreft. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] en in samenwerking met [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] het vuurwerk heeft opgehaald in Duitsland en heeft vervoerd naar Nederland.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat ook medeplegen van het ter beschikking stellen van vuurwerk aan getuige [getuige] kan worden bewezen verklaard. De raadsman heeft hierover opgemerkt dat dit als handel kan worden gezien, omdat verdachte hier zelf ook iets mee heeft verdiend nadat hij € 1.300,- had ingelegd. Het ter beschikking stellen van vuurwerk is echter niet aan verdachte ten laste gelegd. Omdat de tenlastelegging de grondslag is op basis waarvan de rechtbank moet beslissen, zal de rechtbank niet beoordelen of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan vuurwerkhandel.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de in bijlage II opgegeven bewijsmiddelen. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van dit feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verklaring van verdachte alle onderdelen van de bewezenverklaring van dit feit betreft. De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 6 december 2022 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk in een voertuig voorzien van het kenteken [nummerbord]
- 96 stuks shells en
- 3000 stuks knalvuurwerk (cobra trate) en
- 28 stuks batterij enkelschotsbuizen en
- 5 stuks knalstreng (T805 celebration cracker),
zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast en dat verdachte moet worden veroordeeld tot jeugddetentie van een jaar, waarvan elf maanden en drie dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Naast de geadviseerde voorwaarden moet ook een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 1] worden opgelegd. Bovendien moet verdachte worden veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt ook dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast en dat het reclasseringsadvies moet worden opgevolgd wat betreft de bijzondere voorwaarden. De door de officier van justitie geëiste werkstraf moet worden gematigd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden veroordeeld volgens het jeugdstrafrecht. Uit onderzoek van de reclassering blijkt dat verdachte in sterke mate impulsief handelt, de consequenties van zijn gedrag niet altijd overziet, zich – met name op sociaal gebied – jonger gedraagt dan zijn kalenderleeftijd en als beïnvloedbaar wordt beschouwd. Verdachte is nog schoolgaand. Zijn moeder geeft nog sturing aan hem op zowel financieel gebied als bij het ontwikkelen van zijn zelfredzaamheid. Verdachte toont zich nog in enige mate pedagogisch beïnvloedbaar door volwassenen. Hij is jaren bekend bij Samen Veilig (SAVE) en er is sprake van een vruchtbare werkalliantie.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen opslaan, invoeren en voorhanden hebben van een grote hoeveelheid vuurwerk. Hij heeft als bijrijder vuurwerk opgehaald in Duitsland en naar Nederland vervoerd. Hiermee heeft verdachte grote, niet-verwaarloosbare, risico’s in het leven geroepen voor zowel zichzelf en zijn medeverdachte die het busje bestuurde als voor de verdere omgeving (weggebruikers, omstanders, hulpdiensten). Het tot ontbranding komen van het zware vuurwerk in het busje op de openbare weg kon immers enorme gevolgen hebben en tot ernstige letselschade of de dood leiden. De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte bewust deze risico’s heeft genomen, al dan niet voor geldelijk gewin, en vindt het zorgelijk dat hij dit heeft gedaan terwijl hij nog in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling wegens vuurwerkfeiten. Die veroordeling heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich in te laten met de handel in illegaal vuurwerk. Naast de hiervoor genoemde risico’s heeft vuurwerk ook schadelijke effecten op het milieu en wordt illegaal vuurwerk gebruikt voor verschillende vormen van criminaliteit, bijvoorbeeld bij plofkraken. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij zich niets gelegen heeft laten liggen aan deze risico’s en schadelijke effecten van (het bezit van) illegaal vuurwerk.
Met de officier van justitie vindt de rechtbank dat in deze zaak eigenlijk een lange onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats is, vanwege het enorme gevaarzettende karakter van het voorhanden hebben van dergelijke grote hoeveelheid vuurwerk. Tegelijkertijd willen zowel de officier van justitie als de rechtbank dat verdachte nog een kans wordt gegund om te laten zien dat hij zijn leven kan beteren en zich voortaan niet meer in zal laten met illegaal vuurwerk. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een deel voorwaardelijke jeugddetentie. Hierbij weegt de rechtbank de proceshouding van verdachte mee. In tegenstelling tot de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verdachte volledig openheid van zaken en inzicht in zijn handelen ten tijde van het tenlastegelegde gegeven. Ook weegt mee dat verdachte een beperktere rol had en aan hem daarom minder is ten laste gelegd. Verdachte hoeft dus niet terug naar de gevangenis. De rechtbank vindt wel een fors deel voorwaardelijke jeugddetentie noodzakelijk, zodat verdachte de komende twee jaren weg blijft bij illegaal vuurwerk. Uit zijn strafblad blijkt dat verdachte zich niet van het plegen van vuurwerkfeiten heeft laten weerhouden door (relatief) lage straffen. Het doel van de voorwaardelijke jeugddetentie is dan ook dat verdachte doordrongen raakt van de ernst van wat hij heeft gedaan en dat er een flinke stok achter de deur is om te bewerkstelligen dat verdachte niet nogmaals de fout in gaat. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank een werkstraf bovenop de jeugddetentie niet nodig. Met het opleggen van jeugddetentie is verdachte voldoende gestraft en wordt aan de beoogde strafdoelen voldaan. Bovendien is een werkstraf niet passend nu verdachte al hard werkt om zijn schulden te betalen. De rechtbank zal wel de eerder voorwaardelijk aan verdachte opgelegde jeugddetentie omzetten in een werkstraf en de tenuitvoerlegging daarvan gelasten. Hiermee hoopt de rechtbank te bewerkstelligen dat verdachte beseft dat voorwaardelijke straffen daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd als hij gedurende een proeftijd toch weer strafbare feiten pleegt. Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte jeugddetentie op voor de duur van 210 dagen, waarvan 183 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tijdens de proeftijd moet verdachte zich houden aan alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Ook legt de rechtbank aan verdachte een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 1] op. Dit betekent dat verdachte gedurende twee jaar lang op geen enkele wijze contact mag hebben met [medeverdachte 1] .

7.Het beslag

Onder verdachte zijn vuurwerk en geld in beslag genomen. Nu met betrekking tot het vuurwerk het bewezenverklaarde is begaan en het vuurwerk van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang wordt het vuurwerk onttrokken aan het verkeer. Van het in beslag genomen geld heeft verdachte op € 10,- na afstand gedaan. De € 10,- wordt geretourneerd aan verdachte.

8.De tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf

In het dossier bevindt zich een vordering van de officier van justitie van 26 januari 2023 in de zaak met parketnummer 16-284854-20 betreffende het vonnis van de kinderrechter van 3 mei 2021, waarbij verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie van zeventien dagen met aftrek van voorarrest, waarvan veertien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Ook bevat het dossier de mededeling als bedoeld in artikel 366a Wetboek van Strafvordering. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding om dat voorwaardelijk strafdeel om te zetten in een werkstraf en de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 47, 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77x, 77y, 77z, 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

10.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
210 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
183 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet houdt aan de volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden:
1. Veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
3. Veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden:

1. Meldplicht bij de jeugdreclassering

Verdachte meldt zich op binnen drie dagen na ingang van de proeftijd bij Samen Veilig (SAVE) op het adres [adres] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

2. Ambulante behandeling

Verdachte laat zich behandelen door Forensische Polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

3. Meewerken aan schuldhulpverlening

Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, indien de reclassering zulks nodig acht. Hij werkt mee aan financiële begeleiding door [bureau] , of een soortgelijke instelling. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.

4. Contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 1]

Verdachte heeft of zoekt gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met medeverdachte [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag medeverdachte 1] 1979.
De rechtbank geeft de reclassering opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
439 KG Vuurwerk
(Omschrijving: PL0900-2022364381)
Gelast de teruggave aan verdachtevan:
10 EUR
(Omschrijving: PL0900-2022364381-G3086960 ibg dd 07-12-2022)
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
In plaats van de tenuitvoerlegging te gelasten van de bij voornoemd vonnis van 3 mei 2021 opgelegde voorwaardelijke straf, zijnde jeugddetentie van veertien dagen,
gelastde rechtbank een
werkstrafvan
28 urenmet bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
veertien dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. H.J. Bos en M.E. van Rijn-Tonino, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2023.
[....]