Op 6 april 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door [verzoeker] B.V. tegen mr. B.T. Beuving, de rechter in een aanhangige civiele procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter de gemachtigde van verzoeker, de heer [naam 1], tijdens een zitting op 27 januari 2023 minder gelegenheid had gegeven om zijn standpunt toe te lichten dan de wederpartij. De verzoeker voelde zich hierdoor benadeeld en had het gevoel dat de rechter vooringenomen was.
Tijdens de zitting op 28 maart 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij de rechter niet aanwezig was maar wel telefonisch of via videobellen beschikbaar was. De vertegenwoordiger van verzoeker, [naam 1], heeft het verzoek toegelicht. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij [naam 1] voldoende gelegenheid heeft gegeven om zijn standpunt te bepleiten, maar dat hij op enig moment de spreektijd heeft begrensd.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De kamer oordeelde dat de rechter niet onterecht had gehandeld door de spreektijd te begrenzen en dat er geen concrete aanwijzingen waren voor partijdigheid. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mr. K.A. Brunner, mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.R.P.J. Davids. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open, en de procedure in de onderliggende zaak zal worden voortgezet.