ECLI:NL:RBAMS:2023:2391

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
C/13/730742 / HA RK 23-77
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

Op 6 april 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door [verzoeker] B.V. tegen mr. B.T. Beuving, de rechter in een aanhangige civiele procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter de gemachtigde van verzoeker, de heer [naam 1], tijdens een zitting op 27 januari 2023 minder gelegenheid had gegeven om zijn standpunt toe te lichten dan de wederpartij. De verzoeker voelde zich hierdoor benadeeld en had het gevoel dat de rechter vooringenomen was.

Tijdens de zitting op 28 maart 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij de rechter niet aanwezig was maar wel telefonisch of via videobellen beschikbaar was. De vertegenwoordiger van verzoeker, [naam 1], heeft het verzoek toegelicht. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij [naam 1] voldoende gelegenheid heeft gegeven om zijn standpunt te bepleiten, maar dat hij op enig moment de spreektijd heeft begrensd.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De kamer oordeelde dat de rechter niet onterecht had gehandeld door de spreektijd te begrenzen en dat er geen concrete aanwijzingen waren voor partijdigheid. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mr. K.A. Brunner, mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.R.P.J. Davids. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open, en de procedure in de onderliggende zaak zal worden voortgezet.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Amsterdam

Wrakingskamer
zaaknummer: C/13/730742/ HA RK 23/77
Beslissing van 6 april 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] B.V.,
gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx
hierna te noemen: verzoeker
strekkende tot de wraking van
mr. B.T. Beuving
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 27 januari 2023, met daarin het wrakingsverzoek;
  • de schriftelijke reactie van de rechter.
De rechter berust niet in de wraking
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023. De rechter heeft op voorhand laten weten dat hij niet in staat is om op de zitting te verschijnen, maar desgewenst telefonisch of per videobel beschikbaar is voor het beantwoorden van vragen. Ook de gemachtigde van verzoeker heeft op voorhand laten weten niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn.
Op de mondelinge behandeling is de vertegenwoordiger van verzoeker, de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), verschenen. Ter zitting heeft [naam 1] het verzoek nader toegelicht en vragen van de wrakingskamer beantwoord. Daarna is beslissing bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Verzoeker, [verzoeker] B.V., is met haar klant [naam 2] in een procedure voor de kantonrechter verwikkeld geraakt met betrekking tot de levering van een gekochte vloer. Deze procedure is bij deze rechtbank bekend onder het kenmerk 10199627 / CV EXPL 22-15003.
2.2
Op 27 januari 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [naam 1] heeft de rechter toen gewraakt, namens verzoeker.

3.Het wrakingsverzoek

3.1
Uit het wrakingsverzoek en de daarna gegeven toelichting volgt dat het verzoek tot wraking – samengevat weergegeven – is gebaseerd op de volgende gronden. Ter zitting van 27 januari 2023 heeft de rechter aan (de gemachtigde van) de wederpartij alle kansen en mogelijkheden gegeven om haar verhaal te doen, terwijl [naam 1] en zijn gemachtigde steeds werden kort gehouden. Als de rechter de wederpartij onderbrak, sprak deze vervolgens gewoon door, maar als [naam 1] door wilde praten nadat hij was onderbroken, werd hij door de rechter afgekapt. De wederpartij kreeg tien minuten om te spreken en hij maar twee. Binnen die tijd was het voor hem niet mogelijk om het standpunt van de wederpartij te weerleggen. Het is [naam 1] duidelijk dat het voor de rechter al een uitgemaakte zaak is. [naam 1] vertrouwt de rechter niet en wil een andere rechter op de zaak.

4.De reactie van de rechter

4.1
De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie opgemerkt dat hij [naam 1] op de zitting zeer uitgebreid de gelegenheid heeft gegeven zijn standpunt te bepleiten, maar dat hij dat in de tweede termijn op enig moment heeft begrensd. Op het moment dat [naam 1] te kennen had gegeven over te willen gaan tot wraking heeft de rechter hem vervolgens de ruimte gegeven hierover te overleggen met zijn gemachtigde. Voor zover [naam 1] zich onheus bejegend voelt door de vragen of opmerkingen van de rechter over de inhoud van de zaak, wijst de rechter erop dat het bevragen over feiten en rechtsgronden en hierover communiceren, het werk van de rechter is.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 36 Wetboek van Rechtsvordering dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Een wrakingsverzoek is alleen succesvol in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid bij de rechter, althans dat de vrees van de verzoeker dat de rechter vooringenomen is, objectief gerechtvaardigd is.
5.2
In de kern komt de onderbouwing van het wrakingsverzoek erop neer dat de rechter [naam 1] minder gelegenheid heeft gegeven zijn standpunt toe te lichten dan de wederpartij en hij er daarmee blijk van heeft gegeven vooringenomen en partijdig te zijn.
5.3
Het feit dat (de gemachtigde van) [naam 1] het woord is ontnomen, kan bij [naam 1] de indruk hebben gewekt dat de rechter vooringenomen was. Dat is te betreuren, maar het is niet genoeg voor een succesvolle wraking van de rechter. De vrees dat de rechter partijdig is moet immers ook objectief gerechtvaardigd zijn. Dat betekent dat onvoldoende is als de vrees alleen in het hoofd van [naam 1] zit: door de wrakingskamer moet vastgesteld kunnen worden dat de vrees voor partijdigheid het gevolg is van concrete uitspraken of handelingen van de rechter. Of daarvan sprake is, moet worden beantwoord aan de hand van de algehele context.
5.4
Of de wederpartij langer mocht praten dan [naam 1] en diens gemachtigde, kan op zich niet worden afgeleid uit het proces-verbaal van de zitting. In het proces-verbaal wordt de spreektijd van ieder gewoonlijk niet bijgehouden. Uit het proces-verbaal maakt de wrakingskamer wel op dat [naam 1] en zijn gemachtigde ter zitting de gelegenheid hebben gekregen om hun standpunt toe te lichten, net als de wederpartij. Maar ook al zou de rechter één partij meer aan het woord hebben gelaten dan de ander, dan kan daaruit op zichzelf niet worden afgeleid dat de rechter partijdig of vooringenomen is. De rechter kan dat bijvoorbeeld doen omdat de feiten in de zaak hem nog niet duidelijk zijn en hij om die reden meer toelichting wil van één van de partijen, terwijl het standpunt van de andere partij al duidelijk is. Dat betekent dus nog niet dat die andere partij niet in voldoende mate de gelegenheid heeft gekregen zijn standpunt te bepleiten. Van het meten met twee maten is in deze zaak dan ook niet gebleken. Daarnaast heeft [naam 1] zelf naar voren gebracht dat de rechter ook de wederpartij in haar betoog heeft onderbroken. Dat deze onderbreking mogelijk niet succesvol is geweest, maakt het vorenstaande niet anders.
5.5
Verder geldt dat een van de doelen van de rechter bij een mondelinge behandeling is om zoveel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over de vordering en het daartegen gevoerde verweer. In dat kader is er ook een rol voor de rechter weggelegd om ervoor zorg te dragen dat hetgeen door partijen wordt aangevoerd zoveel mogelijk wordt beperkt tot datgene dat voor de beoordeling van het geschil relevant is. Dat kan tot gevolg hebben dat soms voor een partij niet duidelijk is waarom deze eerder wordt afgekapt dan de wederpartij, terwijl de rechter wel inhoudelijke redenen voor heeft voor dat afkappen.
5.6
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van de wrakingskamer de door verzoeker ervaren (subjectieve) vooringenomenheid en partijdigheid, niet objectief gerechtvaardigd. Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.
BESLISSING
De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de zaak met zaak- en rolnummer 10199627 / CV EXPL 22-15003 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond.
Deze beslissing is gegeven door mr. K.A. Brunner, voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.R.P.J. Davids, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken
op 6 april 2023.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.