Uitspraak
beslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[verzoeker 1]
2. [verzoeker 2]raadsman: mr. S.Ph.Chr. Wester
hierna te noemen: de rechter-commissaris.
- het proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2023 van de rechter-commissaris in de strafzaak tegen verzoekers en een medeverdachte (parketnummers 13.107810.22 ( [verzoeker 1] ), 13.083017.22 (medeverdachte) en 13.086065.22 ( [verzoeker 2] ));
- een e-mailbericht van mr. Wester aan de rechter-commissaris van 10 februari 2023;
- een e-mailbericht van mr. Van ’t Land aan de rechter-commissaris van 13 februari 2023;
- een e-mailbericht van de rechter-commissaris aan mrs. Wester en Van ’t Land van 17 februari 2023, inhoudende een reactie op hun e-mailberichten van 10 en 13 februari 2023;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van mr. Wester van 20 februari 2023 namens [verzoeker 2] ;
- het e-mailbericht van 20 februari 2023 van mr. Van ’t Land waarbij hij te kennen geeft dat zijn cliënt [verzoeker 1] zich bij het wrakingsverzoek aansluit;
- de schriftelijke zienswijze van de rechter-commissaris van 7 maart 2023.
- [verzoeker 2] vergezeld van zijn raadsman mr. Wester;
- mr. Van ‘Land, raadsman van [verzoeker 1] ;
- de rechter-commissaris;
- mr. U.E.A. Weitzel, officier van justitie.
1.De feiten
“Tot zover wat er gebeurd is. Dan nog het volgende. Het is de taak van de rechter-commissaris o.a. opdrachten uit te voeren, maar ook de snelheid van het proces bewaken. In dit verband de komende overdenkingen. (…) Het is begrijpelijk dat de verdediging naar deze getuigen heeft gevraagd en het is ook hun taak, maar het is tegelijkertijd de vraag wie hier iets mee opschiet. (…) Resumerend: op grond van Keskin hoefden een aantal van de getuigen niet opgeroepen te worden zonder afdoende onderbouwing, de kans dat ze gaan verklaren is minimaal, én het gaat nog (bij de ‘Brazilianen’) maanden duren (als ooit). De rechter-commissaris adviseert u daarom terug te komen op de beslissing de (nog niet gehoorde) getuigen op te roepen en om verder tijdsverlies te voorkomen over te gaan tot een inhoudelijke behandeling waarvoor een zitting gepland stond voor (20?) april 2023. (…)”.
“(…) Ik had wel het idee dat mijn standpunt niet direct in goede aarde zou vallen maar uw beider reacties lijken een beetje overtrokken. Waar ik niet wist dat dit volgens Strafvordering kon stelt mr Wester mij een termijn, en dreigt ook met wraking, en mr Van ’t Land suggereert met zijn beledigende vraag zelfs dat ik contact zou hebben gehad met het OM of met de rechtbank. Ik zal u beiden geruststellen: mijn proces-verbaal bevat gewoon ‘een’ mening en wel míjn mening, niet meer en niet minder en die houdt in: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. (…) ik mag met mijn ervaring o.a. als rechter-commissaris gerust op papier zetten wat ik denk en vind, ík moet de opdracht uitvoeren en daar heb ik dus mijn bedenkingen bij. Daar is niets op tegen. Wat de zittingsrechter met mijn proces-verbaal vervolgens doet is aan de zittingsrechter (…) Gaan we vervolgens op de ingeslagen weg door dan zie ik geen enkele reden daar niet aan mee te doen, (…). Mijn proces-verbaal staat uiteraard (maar dat had ik beter even kunnen vermelden) los van de eventuele nadere onderzoekswensen waarvoor er nog een termijn loopt. Vooruitlopen op wensen die ik nog niet ken gaat ook mij te ver. (…)”.
2.Het wrakingsverzoek en de reacties daarop
(het verzoek van mr. Wester, rechtbank)heeft mr. Van ’t Land zich (na een eerdere beledigende insinuerende vraag aan mij of ik over de inhoud van mijn proces-verbaal contact had gehad met de officier van justitie of de behandelend MK) met een pennenstreek aangesloten.” (…) Verder schrijft hij: “Mr Wester behoort wat dat betreft de hand geheel in eigen boezem te steken. Schaamteloos hoe hij hier de wrakingskamer op deze wijze voorlicht/-liegt. (….)” Over de inhoudelijke kant van het wrakingsverzoek vervolgt de rechter-commissaris onder andere met de volgende zinnen: “Mr Wester schermt met artikel 6 EVRM, maar hij is na dit artikel gestopt met lezen. Artikel 9 EVRM bepaalt:
Everyone has the right to freedom of thought.(…)” waarna de rechter-commissaris schrijft dat het enige dat hij gedaan heeft is zijn mening geven. Verder schrijft hij: “Het enige dat ik zeg is dat deze
fishing-expeditionin Brazilië nog heel lang kan duren en dat ik niet verwacht dat dit enig resultaat zal opleveren. (…) Of is mr Wester niet uit op resultaat, maar op vertraging? Laten we elkaar geen mietje noemen, hij zou niet de eerste raadsman zijn wiens tactiek eruit bestaat dat vertraging goed uitkomt. Het is m.i. niet zo zeer de vraag of er vrees voor vooringenomenheid van mij bestaat maar meer de vraag of áls mijn mening gevolgd zou worden, dit geen zand gooit in de tactiek van de verdediging. Zoals ook het onderhavige wrakingsverzoek weer de nodige vertraging oplevert. (…) Mr. Wester voert in dit verband nog aan dat de rechter-commissaris geen zin zou hebben de opdracht van de MK uit voeren. Dan leest hij heel slecht. Niet
ikheb geen zin in maar ik vind dat
hetgeen zin heeft. (…)”
fishing expedition’en het verwijt aan de raadslieden dat zij zich bedienen van een vertragingstactiek.