8.3.1Ernst van de feiten en oordeel over de op te leggen straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft in razernij met een mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van de borstkas van het slachtoffer en hem daar ook daadwerkelijk meerdere keren mee geraakt. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat het is gebleven bij oppervlakkig letsel, is niet aan verdachte te danken maar aan de afwerende gedragingen van het slachtoffer. De rechtbank rekent verdachte dit aan en is van oordeel dat de ernst van dit feit de oplegging van een gevangenisstraf rechtvaardigt. Daarnaast heeft verdachte ook huisvredebreuk gepleegd bij zijn ex-vriendin in Purmerend. Dit is een hinderlijk feit, nu eenieder bij uitstek zeggenschap moet kunnen hebben over de eigen woning.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 20 februari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Hij liep bovendien in een proeftijd van een eerdere veroordeling. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank houdt verder rekening met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf, alsmede met het feit dat de rechtbank naast het opleggen van een gevangenisstraf ook komt tot de oplegging van een maatregel. Al met al acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden voor beide bewezenverklaarde feiten. Verdachte heeft de straf die opgelegd zal worden al uitgezeten.
8.3.2Oordeel over de op te leggen maatregel
De rechtbank heeft acht geslagen op de adviezen in de al eerder genoemde pro justitia rapportages over de op te leggen maatregel.
Recidiverisico
De psychiater acht het recidiverisico zeer hoog. Verdachte uitte zich tegenover de psychiater weliswaar gemotiveerd voor behandeling en abstinentie, maar deze motivatie is ambivalent en gebleken onvoldoende beschermend. Verdachte is dakloos en zal indien er geen externe bescherming is na detentie onder veel stress komen te staan. Dit verhoogt bij hem het risico op terugval (en dus geweld) sterk.
De psycholoog concludeert dat sprake is van een matig tot hoog recidiverisico bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij. Op de zitting heeft zij verklaard dat het recidiverisico met name verhoogd wordt door de verslaving waar verdachte mee te kampen heeft. Er is sprake van een jarenlange verslaving, waardoor – ook na abstinentie van middelen binnen detentie – een groot risico op terugval in middelengebruik bestaat bij terugkeer in de maatschappij. Middelengebruik zorgt bij verdachte voor een verhoogde kans op impulsief handelen en onvoorspelbare situaties, waarbij verdachte een verhoogde kans heeft om agressief te reageren. Bij een behandeling is het recidiverisico op termijn matig tot hoog, maar bij terugval in middelengebruik is sprake van een hoog recidiverisico.
Zowel de psycholoog als de psychiater komen tot het advies om tbs met voorwaarden op te leggen. Het is belangrijk dat de behandeling binnen een stevig forensisch kader wordt vormgegeven, omdat eerdere hulpverleningspogingen steeds zijn mislukt.
De psycholoog heeft opgemerkt dat wanneer er verandering komt in de motivatie
voor behandeling of betrokkene onvoldoende stabiliseert, zal moeten worden opgeschaald naar een TBS met dwangverpleging.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 4 november 2022, opgemaakt door [naam medewerker] . De reclassering adviseert positief over TBS met voorwaarden, ondanks het feit dat diverse keren voorwaardelijke straffen ten uitvoer zijn gelegd.
Terbeschikkingstelling
Anders dan de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat de maatregel tbs met voorwaarden een onvoldoende veilig kader biedt voor een succesvolle behandeling van verdachte. Tbs met voorwaarden biedt bovendien onvoldoende bescherming voor de maatschappij. De rechtbank overweegt daarbij als volgt.
Ten eerste benadrukt de rechtbank de ernst van de problematiek van verdachte. Hij wordt sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht en het recidiverisico wordt ingeschat als (zeer) hoog. Dit laatste vormt een belangrijke contra-indicatie voor tbs met voorwaarden.
Ten tweede bevatten de pro justitia rapportages diverse passages waaruit de rechtbank opmaakt dat verdachte zich niet
kanconformeren aan voorwaarden. Zo vermeldt de psycholoog: ‘Tot slot wordt genoemd dat betrokkene niet in staat is zich aan bijzondere voorwaarden en behandelingen te houden.’ Ook staat vermeld: ‘Hierbij dient echter ook te worden opgemerkt dat eerdere behandelingen, ondanks dat betrokkene zelf hierom vroeg, onvoldoende van de grond zijn gekomen of voortijdig zijn afgebroken.’ De psychiater vermeldt dat verdachte hem bij het aanvullend onderzoek zegt dat hij in het PPC wil blijven en geen behoefte meer heeft aan opname in een verslavingskliniek want die verslaving is al lang voorbij. Ook aan behandeling in het kader van een tbs heeft hij inmiddels geen behoefte meer ‘want een poosje in het PPC is voldoende’ wat hem betreft.
Verder heeft verdachte in dit kader ter zitting verklaard dat hij geen behandeling meer nodig heeft voor zijn verslaving omdat hij genezen is. Hij is het niet eens met de adviezen en wil eventueel alleen naar de FPK Heiloo en niet naar de [naam kliniek] , en alleen als in Heiloo eenzelfde regime als in het PPC geldt. Verdachte toont zich dwingend en niet gericht op samenwerking, waardoor de rechtbank grote problemen voorziet bij een behandeling binnen enig kader dat minder beveiliging biedt dan het kader van tbs met dwangverpleging. De kans op een snelle patstelling in en onttrekking aan de behandeling acht de rechtbank bij het opleggen van voorwaarden zeer groot.
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat bij verdachte de voor tbs met voorwaarden vereiste betrouwbare bereidheid tot medewerking ontbreekt.
Ten slotte levert ook het gedrag van verdachte een bijdrage aan de keuze van de rechtbank om tbs met dwangverpleging op te leggen. Uit de aanvullende rapportage van 10 februari 2023 blijkt dat verdachte agressief is geworden toen de psycholoog het rapport met hem wilde bespreken, niet kalmeerde en uiteindelijk zelfs gesepareerd moest worden. Op de zitting van 3 april 2023, tijdens het horen van de psycholoog als deskundige, heeft verdachte gezegd dat zij helemaal geen psycholoog is en dat zij verzint dat verdachte onvoorspelbaar gedrag vertoont. Ook heeft verdachte verklaard dat het slachtoffer een pechvogel is, omdat hij eigenlijk de andere jongen (getuige [getuige] ) had moeten pakken. Volgens verdachte was hij bovendien niet verward, maar waren juist alle anderen verward. Ondanks dat hij momenteel al enige tijd abstinent is van middelen en goed is ingesteld op medicatie, laat verdachte dus nog steeds onverbloemd aspecten van zijn gevaarlijke stoornis zien.
De rechtbank is van oordeel dat al het voorgaande de oplegging van tbs met verpleging van overheidswege noodzakelijk maakt. Aan de wettelijke voorwaarden is voldaan nu het bewezen geachte feit in zaak A een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat het in zaak A bewezen geachte feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.