ECLI:NL:RBAMS:2023:2354

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
10017828
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de toepassing van de daggeldvergoeding voor buitendienstmedewerkers bij UWV

In deze zaak vordert de eiser, een werknemer van het UWV, doorbetaling van de daggeldvergoeding die hij jarenlang heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden in de buitendienst. De eiser stelt dat hij recht heeft op deze vergoeding voor elke gewerkte dag, ongeacht of hij daadwerkelijk onderweg was of op kantoor werkte. UWV daarentegen betwist dit en stelt dat de daggeldvergoeding alleen verschuldigd is voor de dagen waarop de werknemer daadwerkelijk onderweg was en kosten maakte. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 21 maart 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De eiser heeft zijn vordering onderbouwd met de stelling dat de regeling hem recht geeft op de vergoeding voor elke gewerkte dag, terwijl UWV aanvoert dat de regeling altijd bedoeld is geweest als een onkostenvergoeding voor daadwerkelijk gemaakte kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de regeling daggeldvergoeding een arbeidsvoorwaarde is, maar dat deze niet automatisch geldt voor elke gewerkte dag. De rechter oordeelt dat de communicatie van UWV over de regeling altijd eenduidig is geweest en dat de eiser niet kan vertrouwen op een verkeerde toepassing van de regeling door zijn leidinggevenden. De vordering van de eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechter concludeert dat er geen sprake is van een wijziging van arbeidsvoorwaarden, maar van een juiste toepassing van de bestaande regeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht – team kanton
zaaknummer: 10017828 CV EXPL 22-9824
vonnis van: 18 april 2023
fno.: 245

Vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. L. van Dijk (FNV)
t e g e n

Publiekrechtelijke rechtspersoon Zelfstandig Bestuursorgaan Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: UWV
gemachtigde: mr. C. Nekeman en mr. N. Sluis

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • dagvaarding van 15 juli 2022 met bewijsstukken;
  • antwoord met bewijsstukken;
  • instructievonnis, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling is gehouden op 21 maart 2023. Aanwezig waren namens UWV de heer [naam] met de gemachtigden. [eiser] was eveneens aanwezig met zijn gemachtigde en drie belangstellenden. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] nog één productie ingezonden.
Ter zitting hebben beide partijen hun standpunten nader toegelicht, [eiser] aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord. De kantonrechter heeft de zaak met partijen besproken en de mogelijkheid van een schikking onderzocht. Na verder debat is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Geschil

Tussen [eiser] en UWV is een geschil ontstaan over de uitleg en/of toepassing van de regeling daggeldvergoeding voor medewerkers in de buitendienst bij UWV. Volgens [eiser] mag hij voor iedere gewerkte dag de vastgestelde dagvergoeding declareren en volgens UWV heeft [eiser] slechts recht op de vergoeding voor de dagen waarop hij daadwerkelijk onderweg was, dus zijn werkzaamheden niet op kantoor, een andere UWV-locatie of thuis verrichtte en daardoor kosten moest maken. UWV erkent daarbij dat de regeling jarenlang verkeerd is toegepast cq uitgevoerd.

Feiten

1. Bij de beoordeling van het geschil gaat de kantonrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden:
1.1.
[eiser] is op 27 mei 1980 bij de stichting Sociaal Fonds Bouwnijverheid (verder: SFB), een rechtsvoorganger van UWV, in dienst getreden. Hij is werkzaam in de regio Amsterdam. [eiser] werkt (in elk geval sinds 1989) in de buitendienst. Laatstelijk is zijn functie benoemd als Buitendienstmedewerker Uitkeren. [eiser] is uit hoofde van zijn functie verantwoordelijk voor het verstrekken van inlichtingen en het geven van voorlichting bij betalingsonmacht van werkgevers en het controleren en toetsen van gegevens op locatie. [eiser] werkt op de UWV-vestiging in Alkmaar.
1.2.
De UWV-cao is op de arbeidsovereenkomst van [eiser] van toepassing. [eiser] is lid van de FNV, partij bij het sluiten van de cao. Bij UWV geldt en gold (daarnaast) een onkostenvergoedingsregeling, voor mensen in de buitendienst.
1.3.
De regeling was voorheen genaamd de onkostenvergoedingsregeling en is later omgezet in de daggeldvergoedingsregeling buitendienst (verder ook te noemen de daggeldvergoeding). Het betreft sinds de invoering een netto-vergoeding, waar geen bonnetjes voor behoeven te worden ingeleverd. Per dag of halve dag ontvangt de werknemer, die in de buitendienst werkzaam is, een vergoeding. Het uitkeren van de daggeldvergoeding geschiedt op declaratiebasis, inmiddels digitaal. De declaratie dient door de leidinggevende te worden gefiatteerd.
1.4.
In een brief van 24 mei 1989 over zijn arbeidsvoorwaarden is rond zijn aanstelling als medewerker buitendienst opgenomen:
Voor de kosten welke door u tijdens de uitoefening van uw functie in onze buitendienst worden gemaakt geldt een onkostenvergoeding van f. 13,- per gewerkte dag.
1.5.
In 2002 zijn door de wet SUWI alle verschillende Nederlandse uitvoerings-instellingen voor sociale zekerheid (de zogenoemde uvi’s) samengevoegd tot het UWV. Daarbij was een met de bonden overeengekomen sociaal plan van toepassing, dat als cao is aangemeld. In artikel 6.1 van het sociaal plan is – kort gezegd - opgenomen dat oude regelingen uiterlijk per 1 januari 2007 vervallen en dat alle medewerkers dan onder de nieuwe regeling(en) zouden (gaan) vallen.
1.6.
De tekst van de in 2007 geldende ‘daggeldvergoedingsregeling’ is niet meer voorhanden. De latere teksten vanaf 2009 wel en deze luiden tot en met 2022 onveranderlijk als volgt:
Werkt u in de buitendienst, dan kunt u tijdens uw werkzaamheden onderweg te maken krijgen met kleine uitgaven (koffie, thee, lunch , etc). U krijgt in verband hiermee voor iedere volledig gewerkte dag in de buitendienst een vaste vergoeding van […]U krijgt geen vergoeding over de dagen waarop u als buitendienstmedewerker in de binnendienst werkzaam bent geweest en de dagen waarop u wegens ziekte, een vrije dag of om andere redenen niet in de buitendienst hebt gewerkt.De regeling en deze toelichting is sinds 2009 opgenomen in de bij UWV geldende en op het intranet gepubliceerde Personeelswijzer.
1.7.
In een op het intranet van UWV gepubliceerde brief van UWV aan de OR van
4 oktober 2016 over de daggeldvergoeding is op vragen van de OR over de definitie van wat een gewerkte dag is in de zin van de regeling daggeld-vergoeding, mede in het kader van “SLIM werken”, opgenomen:
Als een buitendienstmedewerker buiten een UWV kantoor werkt [..] wordt dit gezien als een gewerkte dag in de buitendienst.En:
Er kan alleen sprake zijn van een gewerkte dag in de buitendienst als de functie waarin een medewerker werkt ook formeel is aangemerkt als buitendienst functie. Een dag elders werken in het kader van SLIM werken is derhalve géén dag die recht geeft op een daggeldvergoeding.
1.8.
[eiser] heeft vanaf het begin voor alle door hem gewerkte dagen de daggeld-vergoeding gedeclareerd, of hij nu thuis werkte, op locatie bij UWV of op pad was. [eiser] heeft niet gedeclareerd voor de dagen dat hij ziek was of niet werkte in verband met vakantie. Declareren geschiedde bij zijn leidinggevende, die de declaratie diende te fiatteren. De (opvolgende) leidinggevenden hebben zonder uitzondering alle (vanaf een bepaald moment digitaal ingediende) declaraties van [eiser] goedgekeurd.
1.9.
Tijdens de Covid19-pandemie, in de loop van 2020 toen er nog slechts thuis gewerkt werd en geen buitendienst-bezoeken werden afgelegd, heeft UWV bemerkt dat de declaraties voor de daggeldvergoeding niet in het hele land op dezelfde wijze werden goedgekeurd. Door een aantal medewerkers werd de daggeldvergoeding over alle gewerkte dagen gedeclareerd en anderen declareerden alleen de dagen dat ze onderweg waren.
1.10.
In april 2020 heeft UWV de managers binnen de directie Handhaving – het team waartoe [eiser] behoort - bericht dat zij de regeling daggeldvergoeding strikt conform de regeling diende te worden gehandhaafd. Het memo luidt, voor zover van belang:
Een buitendienstmedewerker dient dus daadwerkelijk op pad/onderweg te zijn geweest om de daggeldvergoeding te kunnen declareren. Thuis- en/of op een UWV locatie werken vallen hier niet onder.
1.11.
Bij brief van 15 januari 2021 heeft UWV aan [eiser] bericht dat UWV per januari 2021 de daggeldvergoeding volgens de bestaande regels zal toepassen. Bij brief van 5 mei 2021 heeft FNV namens [eiser] gereageerd dat sprake was van een een-zijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden, dat de daggeldvergoeding aan te merken was als een verworven recht en dat UWV niet bevoegd was de vergoe-ding eenzijdig te wijzigen. Van andere bonden heeft UWV gelijkluidende brieven ontvangen. UWV heeft in dat verband het standpunt ingenomen dat geen sprake was van een eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden maar van een ‘juiste’ toepassing van de betreffende regeling.
1.12.
De vakbonden (o.a. FNV, CNV en de Unie) enerzijds en UWV anderzijds hebben vervolgens overleg gevoerd over een minnelijke regeling. Daar is geen akkoord uitgekomen. Het laatste voorstel van UWV was kort gezegd dat over 2021 nog alle gedeclareerde dagen zouden worden gefiatteerd en de medewerkers een bedrag aan compensatie (over meerdere jaren) kregen uitgekeerd in december 2021, terwijl vanaf januari 2022 de medewerkers alleen nog dagen dat zij daadwerkelijk onderweg zijn, konden declareren. UWV heeft de compensatie, hoewel het voorstel niet door de vakbonden is geaccepteerd, (ook) ten aanzien van [eiser] doorgevoerd.
1.13.
Na 1 januari 2021 is [eiser] de daggeldvergoeding blijven declareren voor iedere gewerkte dag. De leidinggevende van [eiser] heeft zijn declaraties niet gefiatteerd, c.q. goedgekeurd. [eiser] heeft na 1 januari 2021 geen daggeldvergoeding meer ontvangen. Hij heeft na de maand februari 2022 geen declaraties meer ingediend.
1.14.
In de UWV cao is (in elk geval sinds 1 januari 2022) in artikel 8:6 een regeling opgenomen met een vergoeding voor thuiswerken. [eiser] heeft conform die regeling een thuiswerkvergoeding ontvangen. Hij heeft daar niet om gevraagd maar heeft de vergoeding wel behouden.

Vordering

2. [eiser] vordert – aldus weergegeven – primair een verklaring voor recht dat UWV gehouden is aan hem vanaf 1 januari 2021 de vaste daggeldvergoeding uit te betalen zolang zijn arbeidsovereenkomst voortduurt, waarbij hij voor iedere gewerkte dag (onderweg of op kantoor, thuis of op een UWV locatie) de vergoeding mag declareren. Alles te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf 1 juli 2011 tot de dag der voldoening, en met veroordeling van UWV in de kosten van de procedure.
Subsidiair vordert [eiser] – naar de kantonrechter begrijpt voorwaardelijk, namelijk indien geoordeeld wordt dat UWV een redelijke grond heeft de bestaande afspraken te wijzigen - een verklaring voor recht dat UWV gehouden is hem een compensatie-regeling te verstrekken over een periode van 8 jaar, zoals in de dagvaarding omschreven.
3. Kort samengevat legt [eiser] allereerst aan zijn vordering ten grondslag dat bij aanvang van het dienstverband hem is toegezegd, en de regeling ook zo is bedoeld, dat hij voor iedere gewerkte dag de daggeldvergoeding mocht declareren. De vergoeding is mede bedoeld voor het werken thuis of op een UWV locatie. Daarnaast stelt [eiser] dat nu al die jaren op dezelfde wijze aan de regeling daggeldvergoeding uitvoering is gegeven, sprake is van een verworven recht, dat door UWV niet eenzijdig gewijzigd of terug genomen kan worden.
4. Voor het overige zullen de stellingen van [eiser] zo nodig bij de beoordeling aan de orde komen.

Verweer

5. UWV meent dat de vordering van [eiser] dient te worden afgewezen en voert - eveneens kort samengevat – daartoe aan dat zij niet gehouden is aan [eiser] een daggeldvergoeding voor iedere gewerkte dag te betalen. Zo’n vaste daggeldvergoeding is nooit overeengekomen, is geen looncomponent of arbeidsvoorwaarde geweest en zeker niet sinds 2007. Vanaf het begin betreft de regeling een vergoeding voor gemaakte ónkosten en geldt alleen voor de dagen dat men daadwerkelijk onderweg is en kosten maakt. De communicatie van UWV daarover is al die jaren eenduidig geweest. De naam van de functie van [eiser] betekent niet dat men alle dagen op pad is.
6. Weliswaar hebben verschillende elkaar opvolgende leidinggevenden ten onrechte de declaraties van de buitendienstmedewerkers, waarin voor alle gewerkte dagen de daggeldvergoeding werd gedeclareerd, zonder controle gefiatteerd maar dat betekent niet dat sprake is van een arbeidsvoorwaarden of een verworven recht. Het gaat om een wijziging in de uitvoering van een bestaande arbeidsvoorwaarde, niet om een wijziging van een arbeidsvoorwaarde. Mocht anders worden geoordeeld dat vraagt UWV om rekening te houden met de reeds uitgekeerde compensatie (zie 1.12).
7. Voor het overige zullen de stellingen van UWV zo nodig bij de beoordeling aan de orde komen.
Beoordeling
8. Partijen zijn het er over eens dat de regeling daggeldvergoeding een arbeidsvoorwaarde is. Daarbij zijn partijen het er ook over eens dat de daggeldvergoeding geen onderdeel van het loon is dat tijdens vakantie, ziekte of andersoortige afwezigheid dient te worden doorbetaald. Partijen verschillen van mening of de regeling mee brengt dat voor iedere dag dat door een buitendienst medewerker wordt gewerkt een vergoeding verschuldigd is – zoals [eiser] betoogt – of alleen voor die dagen dat de werknemer daadwerkelijk onderweg of op pad is - zoals UWV voorstaat.
9. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat de regeling hem een recht op de daggeldvergoeding geeft voor íedere gewerkte dag, gewezen op de brief van 24 mei 1989 (vgl 1.4). Uit die brief volgt echter niet dat de daggeldvergoeding ook verschuldigd is over een dag dat de medewerker op kantoor of thuis werkzaamheden verricht. De gebruikte woorden (“
kosten die worden gemaakt”) geven daar geen aanleiding toe en het feit dat maandelijks de rechtgevende dagen gedeclareerd moeten worden, wijst ook eerder op het tegendeel. Dat wordt onderstreept door het feit dat het een netto bedrag betreft, dat tijdens ziekte of andere afwezigheid niet wordt door-betaald.
10. De tekst van de regeling, zoals deze sinds 2009 in elk geval luidt (vgl 1.6), wijst ook niet in de richting van de zijdens [eiser] voorgestane uitleg. Integendeel, uit die tekst volgt duidelijk dat men alleen voor de dagen dat men op pad of onderweg is, recht heeft op de daggeldvergoeding en niet voor de dagen dat men in de binnendienst werkzaam was.
11. Van belang daarbij is nog dat niet is gesteld of gebleken dat eerder een op dit punt andersluidende tekst van de regeling gold, die een daggeldvergoeding toekende voor álle dagen dat men werkte. Een logisch doel van een
onkostenvergoedingsregelingis het vergoeden van gemaakte onkosten, welke kosten bij thuis werken niet en onderweg wel worden gemaakt. Het feit dat de opvolgende leidinggevenden van [eiser] lange tijd laks zijn geweest met het controleren van de declaraties en steeds alle declaraties van [eiser] (en zijn collega’s) zonder onderzoek hebben gefiatteerd, leidt niet tot een ander oordeel. De communicatie vanuit UWV is altijd helder en eenduidig geweest, zodat [eiser] wist of kon weten dat hij in feite voor teveel dagen de daggeldvergoeding declareerde. Aan die praktijk kan en mag UWV een einde maken.
12. [eiser] heeft gesteld dat hij er op mocht vertrouwen dat het zo door zou gaan, maar waarom dat zo zou zijn – anders dan dat het al jaren zo ging – heeft [eiser] niet toegelicht. Tegen de achtergrond van de (onbetwiste) stelling van UWV, dat de communicatie over de inhoud van de regeling vanuit UWV steeds eenduidig is geweest, is dat onvoldoende.
13. Ter zitting heeft [eiser] tot slot nog aangevoerd dat hem bij indiensttreding is verteld dat hij voor alle gewerkte dagen de daggeldvergoeding zou mogen declareren, maar heeft dat niet verder onderbouwd. Die stelling zal derhalve worden gepasseerd.
14. Geoordeeld wordt derhalve dat geen sprake is van een wijziging in een arbeids-voorwaarde, maar van een juiste toepassing van een geldende regeling, die door de opvolgende leidinggevenden van [eiser] , anders dan andere leidinggevenden in het land, kennelijk te lankmoedig werd toegepast. UWV heeft nog als verklaring gegeven dat de leidinggevenden een grote hoeveelheid declaraties van uiteenlopende aard dienden te fiatteren en dus voor controle geen tijd zal zijn geweest. Dat moge zo zijn, maar maakt het oordeel in feite niet anders.
15. Dit betekent dat de primaire vordering van [eiser] moet worden afgewezen. Nu de voorwaarde van de subsidiaire vordering niet is vervuld, immers de kantonrechter oordeelt niet dat sprake is van een eenzijdig gewijzigde arbeidsvoorwaarde, komt zij aan de beoordeling daarvan niet toe.
16. Aangezien de vordering van [eiser] wordt afgewezen, dient hij op de voet van artikel 237 Rv in de kosten van de procedure te worden veroordeeld, zoals hieronder bepaald.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot heden gevallen aan de zijde van UWV en begroot op (2x € 199,00) € 498,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
veroordeelt [eiser] tevens in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter