ECLI:NL:RBAMS:2023:2334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
13/028774-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Litouwse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 12 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Litouwse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Litouwen, behandeld. De opgeëiste persoon was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 29 maart 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd op basis van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de behandeling in hoger beroep in Litouwen, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon zelf hoger beroep had ingesteld en op de hoogte was van de procedure. De rechtbank concludeerde dat er geen schending van de verdedigingsrechten was en dat de overlevering kon plaatsvinden.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Litouwen beoordeeld en vastgesteld dat er geen algemeen gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling bestaat. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan de eisen van de OLW is voldaan en er geen feiten zijn aangevoerd die een ander oordeel rechtvaardigen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/028774-23
Datum uitspraak: 12 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 7 februari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 januari 2023 door
the Kaunas Regional Court(Litouwen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 2000,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.H.J. Kortz, advocaat in Utrecht en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een judgment of Marijampole Chamber of Marijampole District Court of 5 July 2022; ruling of Kaunas Regional Court of 14 December 2022, reference No: 1-127-482/2022; 1A-606-919/2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Naar aanleiding van aanvullende vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit per brief van 17 februari 2023 een nieuwe versie van sectie d) van het EAB ingezonden. Hieruit blijkt dat de opgeëiste persoon in eerste aanleg is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Hij heeft vervolgens zelf hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. De oproep voor de behandeling in beroep is verstuurd naar zijn woonadres. Deze gang van zaken wordt nog eens bevestigd in de aanvullende informatie van 24 februari 2023:
“The sentenced person [opgeëiste persoon] appealed the judgment of Marijampole Chamber of Marijampole District Court of 05 July 2022 to Kaunas Regional Court. He did not agree with the evaluation of evidence performed by the court of first instance and with the imposed sentence. Therefore, the court of appeal examined the issues related to the essence of the matter, as explained in the decision of the Court of Justice of the European Union on of 10 August 2017 in case No C-270/17 PPU.
It should be noted that according to the provisions of Chapter XXV of the Code of Criminal Procedure of the Republic of Lithuania governing the appeal proceedings, appearance of the sentenced person at the appeal trial is not necessary unless the appeal is filed on the grounds worsening his situation or the sentenced person wants to attend the trial, or the court recognises because of other reasons that appearance of the sentenced or exculpatory person at the trial is necessary. If appearance of the sentenced person at trial is not necessary, his absence does not preclude the proceedings, provided the person has been notified about the time of the hearing on time.
In the case in question, no appeals on the grounds worsening the legal situation of [opgeëiste persoon] were filed. The sentenced person [opgeëiste persoon] did not express his wish to attend the appeal trial in person, so the criminal case under his appeal and appeal of the other sentenced person was examined in his absence. Kaunas Regional Court passed the ruling on 14 December 2022 to reject the appeals of [opgeëiste persoon] and another sentenced person. The sentenced person [opgeëiste persoon] was informed about the trials at appeal court by notices sent to the place of residence he had provided. It was stated in the notices that his absence from the trial would not preclude the criminal proceedings. Besides, as the sentenced person [opgeëiste persoon] had not entered into a contract for legal services with a defender of bis choice, a defender from the Service of the State-Guaranteed Legal Assistance was assigned to him. That defender appeared at the trial in the court of appeal. The ruling, where the defender was appointed, was sent to the place of residence of [opgeëiste persoon], as well.’
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de behandeling in hoger beroep en hierbij wel aanwezig had willen zijn. Niet blijkt dat er een door hem gemachtigde advocaat op de zitting aanwezig was. De raadsman vindt de informatie niet genoegzaam, zodat de overlevering op grond van dit artikel primair moet worden geweigerd. Subsidiair vindt de raadsman dat de behandeling van het verzoek moet worden aangehouden zodat hierover nadere vragen kunnen worden gesteld aan de Litouwse autoriteiten.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie vindt dat de rechtbank kan afzien van haar bevoegdheid de overlevering op grond van dit artikel te weigeren. De opgeëiste persoon was op de hoogte van de verdenking. Hij was aanwezig tijdens de procedure in eerste aanleg en heeft zelf hoger beroep ingesteld. Hij was dus op de hoogte van de procedure en kon daarover correspondentie verwachten. Uit aanvullende informatie van 24 februari 2023 blijkt dat de oproep en berichtgeving over de toevoeging van een advocaat naar het door hemzelf opgegeven adres zijn verstuurd. Van schending van zijn verdedigingsrechten is dan ook geen sprake.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat in hoger beroep the Kaunas Regional Court bij arrest van 14 december 2022 definitief uitspraak heeft gedaan over de schuld van de betrokkene en de opgelegde straf na een onderzoek, in feite en in rechte. De opgeëiste persoon is niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Het arrest is - kort gezegd - gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Evenmin is een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Uit het EAB en de hiervoor weergegeven aanvullende informatie volgt dat de opgeëiste persoon aanwezig was gedurende de procedure in eerste aanleg en vervolgens zelf hoger beroep heeft ingesteld. Ter zitting heeft de opgeëiste persoon bevestigd dat hij op de hoogte was van de procedure in hoger beroep. Zijn moeder heeft op zijn verzoek beroep ingesteld omdat hij zelf op dat moment – ondanks de aan hem opgelegde meldplicht - niet meer in Litouwen verbleef. Onder die omstandigheid mocht van de opgeëiste persoon worden verwacht dat hij zich bleef informeren over correspondentie en het verloop van het proces in hoger beroep.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom in de onderhavige situatie worden vastgesteld dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste person heeft uit eigen beweging stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces. Bij deze stand van zaken wijst de rechtbank het subsidiaire verzoek van de raadsman tot aanhouding dan ook af.

5.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van mishandeling.
6.
Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest)
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft gesteld dat de detentieomstandigheden in Litouwen onduidelijk zijn en dat daarover nadere vragen dienen te worden gesteld. Gedetineerden worden mishandeld, zo ook de opgeëiste persoon die daar een litteken aan overhield. Desgevraagd heeft de raadsman meegedeeld die stelling niet te kunnen onderbouwen met objectieve en verifieerbare gegevens.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard niet naar Litouwen terug te willen omdat hij daar in detentie is mishandeld en vreest dat hij weer zal worden mishandeld na overlevering.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft erop gewezen dat de rechtbank geen algemeen gevaar voor een onmenselijke of vernederende behandeling in Litouwse detentiecentra heeft aangenomen. Bovendien heeft de verdediging geen feiten of omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van de stelling dat dat gevaar
welbestaat ten aanzien van de opgeëiste persoon.
Het oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 2 juni 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat niet langer een reëel gevaar bestaat voor een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest ten aanzien van gedetineerden in Litouwse gevangenissen. [4]
Nu door of namens de opgeëiste persoon geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd ter onderbouwing van de stelling dat dit in zijn geval anders is, ziet de rechtbank geen aanleiding om in het onderhavige geval anders te oordelen. De detentieomstandigheden in Litouwen staan dan ook niet in de weg aan overlevering. Voor het stellen van nadere vragen hierover, ziet de rechtbank geen aanleiding. Het verzoek van de raadsman tot aanhouding wordt afgewezen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 en 300 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the Kaunas Regional Court(Litouwen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 april 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.