ECLI:NL:RBAMS:2023:2326

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
22/4672
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van gegevens verkregen via Europees Onderzoeksbevel in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2023 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, die de vernietiging van gegevens verkregen via een Europees Onderzoeksbevel (EOB) verzocht. Het klaagschrift werd ingediend op 1 november 2022 en behandeld op 9 februari 2023, waarbij de klager, zijn raadsvrouw mr. E. de Witte, en de officier van justitie mr. C.E.J. Backer in openbare raadkamer werden gehoord. De klager betoogde dat de inbeslagname van zijn mobiele telefoon onrechtmatig was, omdat deze niet gerelateerd was aan de verdenking van fraude met een specifieke cryptocurrency, en dat zijn grondrechten, zoals het recht op eigendom en privacy, waren geschonden.

De rechtbank oordeelde dat de inbeslagname van de telefoon rechtmatig was, aangezien deze plaatsvond onder een EOB dat was uitgevaardigd in verband met een verdenking van fraude. De rechtbank stelde vast dat de telefoon bewijsmateriaal bevatte dat relevant was voor het onderzoek. De argumenten van de klager dat de inbeslagname onrechtmatig was, werden verworpen. De rechtbank concludeerde dat de inbeslagname en het daaropvolgende onderzoek aan de telefoon in overeenstemming waren met de wet en dat er geen grond was om de gegevens te vernietigen. De rechtbank verklaarde het beklag van de klager ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
RK nummer: 22/4672
Datum beschikking: 23 maart 2023
BESCHIKKING
op het klaagschrift
ex artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvorderingvan:
[klager]
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1973,
domicilie kiezende te [adres 1],
klager.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 1 november 2022 ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 9 februari 2023 het klaagschrift behandeld en klager, zijn raadsvrouw, mr. E. de Witte, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr. C.E.J. Backer, in openbare raadkamer gehoord.

2.Inhoud klaagschrift en standpunt klager

Het ingediende klaagschrift strekt tot vernietiging van de middels een EOB-onderzoek verkregen gegevens van de mobiele telefoon van klager. De telefoon werd op 18 oktober 2022 op grond van de artikelen 96c, 125i/125j Wetboek van Strafvordering tijdens de doorzoeking op het kantoor van [naam bedrijf BV] en [naam bedrijf BV] aan de [adres 2] in beslag genomen. De telefoon is al teruggegeven aan klager, maar er is een zogenoemde image gemaakt. Uit het klaagschrift en de toelichting daarop door de raadsvrouw van klager in raadkamer volgt dat wordt verzocht om vernietiging van de gegevens van de telefoon (image) omdat het beslag op de telefoon onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Uit het EOB volgt immers geen grondslag voor inbeslagname van privéspullen van klager. Binnen [naam bedrijf BV] houdt niemand zich bezig met [naam cryptocurrancy] of andere cryptovaluta en klager is geen verdachte. Tevens is door de inbeslagname van de telefoon het recht op eigendom van de telefoon geschonden, alsmede het recht op eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegeven (de artikelen 17, 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
(hierna: Handvest)). Niet is gebleken dat de inperking van het eigendomsrecht van klager in overeenstemming met de wet is gebeurd. Het binnentreden en de inbeslagname bij [naam bedrijf BV] was immers gericht op medewerkers die zich met [naam cryptocurrancy] bezighielden terwijl klager zich daarmee niet bezighield. Gelet daarop is sprake van een ongerechtvaardigde beperking op voormelde grondrechten. Dat maakt het beslag van de telefoon en de daaropvolgende onderzoek aan de telefoon onrechtmatig.
Subsidiair wordt aangevoerd dat de gegevens op de telefoon niet alleen betrekking op [naam bedrijf BV] hebben, maar ook op gegevens betreffende twee andere entiteiten waarop het EOB niet ziet (
naar de rechtbank begrijpt: ‘[entiteiten]). Deze informatie had niet in beslag mogen worden genomen en daarom is de inbeslagname van de telefoon met betrekking tot die informatie niet rechtmatig en derhalve ook het vervolgonderzoek, het maken van de image, niet. De op die wijze verkregen informatie met betrekking tot deze twee entiteiten dient dus te worden vernietigd en niet aan de Estse autoriteiten te worden overgedragen.

3.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag.
Het EOB dient te worden gerespecteerd en er is in dit geval geen reden de uitvoering ervan te weigeren. De door de raadsvrouw aangevoerde de privacy- en eigendomsredenen dienen er niet toe te leiden dat de gemaakte image wordt vernietigd.

4.Het oordeel van de rechtbank

Inleiding
De in beslag genomen telefoon waarop het klaagschrift ziet, is vermeld op de lijst van inbeslaggenomen goederen van 18 oktober 2022. De doorzoeking vond plaats met toestemming van de officier van justitie ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel (EOB) uit Estland met kenmerk EOB-I-2022018739.
Uit
Section G: Grounds for issuing the EIOblijkt, kort gezegd, dat het EOB onder meer op een verdenking van fraude met
cryptocurrency, in het bijzonder ‘[naam cryptocurrancy]’, ziet. De verdenking bestaat dat ‘[naam cryptocurrancy]’ de prijs van de
cryptocurrency‘[naam cryptocurrancy]’ alsmede het aantal gebruikers heeft gemanipuleerd teneinde investeringen aan te trekken, alsmede [naam cryptocurrancy] als een levensvatbare cryptomunt te positioneren die onder meer als betaalmiddel kan worden gebruikt of waar winst mee kan worden gegenereerd. Bovendien is er reden om aan te nemen dat het geld dat met de verkoop van [naam cryptocurrancy] is ontvangen, via verschillende bedrijven, door middel van ogenschijnlijke transacties, wordt overgedragen aan de derde partijen die zijn gekoppeld aan onder meer [naam cryptocurrancy] en [naam bedrijf BV] of aan personen behorende tot haar directie- of eigenaren. Via een webpagina, [webpagina], die wordt beheerd door de firma [naam bedrijf BV] kunnen [naam cryptocurrancy] worden verkregen en via dit bedrijf vindt netwerkmarketing van [naam cryptocurrancy] plaats.
Tevens is in
Section Ghet volgende opgenomen:

The purpose of the search is to find the correspondence, communications and notes of the managers, employees and associated persons of [naam bedrijf BV] dealing with [naam cryptocurrancy], to find databases relating to [naam cryptocurrancy], to find the accounting records of [naam bedrijf BV], to find documents and data of associated companies, to find and seize virtual currency accounts, keys of cryptocurrency wallets and other documents relating to economic activities.
Ten slotte blijkt uit het proces-verbaal ‘Verslag van doorzoeking in bedrijfspand [adres 2]’ en het klaagschrift dat klager binnen [naam bedrijf BV] de functie
Director of Operationsbekleedt en hij heeft desgevraagd aangegeven dat ten tijde van het binnentreden de leiding van het bedrijf in zijn handen was.
Toetsingskader
Het systeem van het EOB is gestoeld op het beginsel van wederzijdse erkenning. Dat brengt met zich mee dat de ruimte om af te zien van erkenning en tenuitvoerlegging van een EOB beperkt is.
In (onder meer) zijn arrest van 21 december 2021 [1] heeft de Hoge Raad het toetsingskader in beklagzaken op basis van artikel 5.4.10 Sv in verbinding met artikel 552a Sv uiteengezet.
Bij de behandeling van een dergelijk klaagschrift wordt geen onderzoek gedaan naar de gronden voor het uitvaardigen van het EOB. Evenmin wordt de proportionaliteit van de inbeslagneming en van de daarop volgende overdracht van voorwerpen getoetst.
Daar staat tegenover dat wel, al dan niet ambtshalve, moet worden beoordeeld of zich – gelet op de artikelen 5.4.3 en 5.4.4 van het Wetboek van Strafvordering – een grond voordoet voor het weigeren van de erkenning of de uitvoering van het EOB. Daarnaast kan, indien aan de orde, ook worden beoordeeld of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB, rechtmatig is toegepast. Die beoordeling is overigens beperkt tot een onderzoek naar de formaliteiten waaraan de inbeslagneming moet voldoen. Verder staat aan de rechtbank ter beoordeling of de in beslag genomen voorwerpen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de uitvaardigende autoriteit met dat bevel beoogt te verkrijgen.
Bij de beoordeling van een klaagschrift dat betrekking heeft op inbeslagneming op grond van een EOB is ten slotte niet de vraag aan de orde of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat wordt verondersteld aanwezig te zijn.
Voor zover de ter uitvoering van het EOB inbeslaggenomen voorwerpen gegevensdragers betreffen, is nog van belang dat deze gegevensdragers worden overgedragen aan de uitvaardigende autoriteit. Dat is slechts anders als uit de inhoud van het EOB blijkt of door de uitvaardigende autoriteit is aangegeven dat de overdracht van een kopie volstaat. Daarnaast is het niet aan de rechter die over het klaagschrift oordeelt, om te bepalen dat kopieën van de op inbeslaggenomen gegevensdragers opgeslagen gegevens aan klager ter beschikking worden gesteld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EOB door de officier van justitie is erkend en tenuitvoergelegd. De doorzoeking en de inbeslagneming naar aanleiding van dit EOB heeft plaatsgevonden overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften, zoals vermeld in de artikelen 96c, 125i/125j Sv. De inzet van deze bevoegdheden is naar Nederlands recht dan ook rechtmatig gebeurd.
Kort gezegd is aangevoerd dat het EOB geen grondslag biedt voor inbeslagname van privéspullen van klager, door de inbeslagname van de telefoon de artikelen 7, 8 en 17 Handvest zijn geschonden en (subsidiair) dat gegevens in beslag zijn genomen waarop het EOB niet ziet.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het verweer niet. Uit het EOB blijkt dat de opbrengst van de fraude met [naam cryptocurrancy] onder meer zou zijn overgedragen aan [naam bedrijf BV], dan wel aan personen behorende tot haar directie- of eigenaren ten goede zou komen. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de inbeslagname van de telefoon onder klager, die immers
Director of Operationsbij [naam bedrijf BV] is en zich ten tijde van de inbeslagname als leidinggevende op het kantoor van [naam bedrijf BV] bevond. Naar het oordeel van de rechtbank betreft de inbeslaggenomen telefoon bovendien bewijsmateriaal waarop het EOB betrekking heeft.
De stelling dat men zich bij [naam bedrijf BV] niet met [naam cryptocurrancy] bezighield en klager geen verdachte is, ziet op de grondslag van het EOB. De rechtbank doet in het kader van de beoordeling van het klaagschrift echter geen onderzoek naar de gronden voor het uitvaardigen van het EOB.
Wat betreft de schending van de artikelen 7, 8 en 17 Handvest is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een gerechtvaardigde inperking van die grondrechten nu er sprake is van een bij wet voorziene beperking, welke noodzakelijk is en daadwerkelijk aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang beantwoordt.
Met betrekking tot hetgeen de raadsvrouw subsidiair heeft aangevoerd overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de telefoon bewijsmateriaal bevat waarop het EOB betrekking heeft; onder meer (zakelijke) correspondentie met betrekking tot [naam bedrijf BV] Dat er op de telefoon eveneens informatie zou zijn aangetroffen met betrekking tot twee aan de genoemde B.V. gerelateerde entiteiten (
naar de rechtbank begrijpt: ‘[entiteiten]), maakt dit niet anders.
Hoewel het niet aan de rechtbank is om te beoordelen of deze informatie al dan niet relevant is voor het lopende strafrechtelijke onderzoek c.q. de waarheidsvinding, geldt in het algemeen dat het aantreffen van enige irrelevante gegevens tot op zekere hoogte onvermijdelijk zal zijn bij de inbeslagname en overdracht van een grote hoeveelheid aan digitale gegevens. Bovendien is de rechtbank in de onderhavige zaak van oordeel dat het belang van een effectieve en doelmatige rechtspleging zwaarder weegt, dan het belang van de betrokkene om de voorbedoelde bijvangst te minimaliseren. [2]
De door de raadsvrouw naar voren gebrachte argumenten kunnen daarom niet leiden tot gegrondverklaring van het beklag namens klager.
Gelet op het voorgaande zal het beklag van de klager ongegrond worden verklaard.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
ONGEGROND.
Deze beslissing is op 23 februari 2023 gegeven en in het openbaar uitgesproken door:
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want griffier.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking