In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 5 april 2023, wordt het beroep van eiseres, die in Sydney woont, tegen de afwijzing van haar verzoek om herziening van een bestuurlijke boete van € 6.000,- behandeld. Deze boete was opgelegd wegens het niet melden van vakantieverhuur van haar woning, wat in strijd was met de Huisvestingswet. Eiseres had geen beroep ingesteld tegen het oorspronkelijke boetebesluit van 12 april 2019, waardoor dit onherroepelijk was geworden. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het herzieningsverzoek terecht is, omdat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 januari 2020, die de meldplicht onverbindend verklaarde, niet kan worden aangemerkt als een nieuw feit of veranderde omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat er geen evidente onredelijkheid is in de beslissing van verweerder om het verzoek af te wijzen, en dat eiseres geen bijzondere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die tot een andere conclusie zouden moeten leiden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.