ECLI:NL:RBAMS:2023:2283

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
13/136560-22 (A) en 13/243297-22 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval, voorbereiden van moord en wapenbezit met toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval, het voorbereiden van moord en wapenbezit. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/136560-22 (A) en 13/243297-22 (B) zijn geregistreerd, samengevoegd behandeld. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van twee jaren, met bijzondere voorwaarden, waarbij rekening is gehouden met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en de toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 juni 2022 samen met een medeverdachte een poging heeft gedaan om [slachtoffer zaak A] te vermoorden, en dat zij daarbij vuurwapens en andere middelen voorhanden hadden. Daarnaast heeft de verdachte op 6 april 2022 samen met de medeverdachte een woningoverval gepleegd, waarbij geweld is gebruikt tegen de slachtoffers [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van poging tot moord, maar het subsidiair ten laste gelegde feit van voorbereidingshandelingen voor moord is bewezen verklaard. De rechtbank heeft ook de diefstal met geweld in zaak B bewezen verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, alsook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in haar oordeel meegewogen. De verdachte is onderworpen aan jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling en begeleiding door de jeugdreclassering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/136560-22 (A) en 13/243297-22 (B)
Datum uitspraak: 13 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres verdachte] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2023.
De rechtbank heeft de twee zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht op de terechtzitting van 20 januari 2023 gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. van Haeringen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlasteleggingen

Zaak A:
Aan verdachte wordt – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1.
primair:het op 1 juni 2022 medeplegen van een poging tot moord op [slachtoffer zaak A] door
a. met een scooter en/of een of meerdere (twee) (doorgeladen) vuurwapen(s) en/of
donkere kleding (met een capuchon over zijn/hun hoofd(en)) en/of een mondmasker voor zijn/hun gezicht(en) en/of (plastic) handschoenen aan zijn/hun handen naar de directe omgeving van de woning van die [slachtoffer zaak A] is/zijn gegaan en/of
b. zich aldaar (in de directe omgeving van de woning van die [slachtoffer zaak A] ) enige tijd
heeft/hebben opgehouden;
subsidiair:het in de periode van 29 mei tot en met 1 juni medeplegen van het voorbereiden van een moord op [slachtoffer zaak A] door
a. een of meerdere (doorgeladen) vuurwapen(s), te weten een pistool (merk Glock,
model 19X, kaliber 9x19 mm) en/of een (3D geprint) pistool (merk FCG-9, kaliber
9x19mm) en/of
b. een of meerdere patroonmagazijn(en) (met daarin een of meer patro(o)n(en)
(model hexagon, kaliber 9x19mm) en/of (model volmantel rondneus, kaliber 9x19
mm)) en/of
c. een scooter en/of
d. een of meerdere la(a)g(en) zwarte/donkerkleurige kleding (over elkaar) en/of
e. een of meerdere pa(a)r(en) (plastic) handschoenen en/of
f. een of meerdere zwarte/donkerkleurige mondmasker(s) en/of
h. een of meerdere telefoontoestel(len) (met daarop berichten en/of afbeeldingen
en/of informatie en/of instructies betrekking hebbende op de identiteit en/of de
(reis)bewegingen en/of het vervoermiddel en/of (de omgeving van) de verblijfplaats
van het beoogde slachtoffer),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of
voorhanden heeft gehad.
2. het medeplegen van het voorhanden hebben van
a. een (doorgeladen) vuurwapen (merk Glock, model 19X, kaliber 9x19 mm) en/of
b. een (doorgeladen) vuurwapen (3D geprint) pistool (merk FCG-9, kaliber 9x19mm) en/of
b. een of meerdere patroonmagazijn(en) (met daarin een of meer patro(o)n(en) (model hexagon, kaliber 9x19mm) en/of (model volmantel rondneus, kaliber 9x19 mm)).
Zaak B:
Aan verdachte wordt – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 6 april 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld van goederen van [slachtoffer zaak B 1] en/of [slachtoffer zaak B 2] en/of [slachtoffer zaak B 3] en/of afpersing van [slachtoffer zaak B 1] en/of [slachtoffer zaak B 3] .
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
In zaak A heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde en tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde op basis van de bewijsmiddelen in het dossier. De officier van justitie acht ook feit 2 bewezen op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting.
In zaak B heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring op basis van de bewijsmismiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in zaak A primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet had op de dood van [slachtoffer zaak A] . Verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard dat zijn opzet was gericht op het beroven van [slachtoffer zaak A] . Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde, omdat nog geen sprake was van een begin van de uitvoering van de poging tot moord.
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het in zaak A onder feit 2 en zaak B ten laste gelegde.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Zaak A
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
3.3.1.1 Aantreffen verdachte en de medeverdachte op de [adres 1] op 1 juni 2022
Op 1 juni 2022 om 07:32 uur heeft [slachtoffer zaak A] een 112-melding gedaan bij de meldkamer van de politie van de Eenheid Amsterdam. [slachtoffer zaak A] was op dat moment op bezoek bij zijn ex-vrouw en kinderen aan de [adres 1] in Amsterdam. Hij wilde vanuit daar naar zijn werk vertrekken, maar zag toen twee verdachte mannen, in het zwart gekleed met capuchon op, in zijn straat staan. Toen verdachte vanaf de galerij (op één hoog) zag dat zij met versnelde pas richting het trappenhuis liepen, is hij direct weer bij de woning van zijn ex-vrouw naar binnen gegaan. [slachtoffer zaak A] zei dat hij in 2014 door de politie is gewaarschuwd omdat hij op een dodenlijst staat. Even later doet [slachtoffer zaak A] nogmaals een 112-melding. Hij vertelde dat zijn ex-vrouw op de galerij had gekeken en dat zij de jongens verderop met een halve bivakmuts en handschoenen zag staan. [2]
Om 07:48 uur zijn de verbalisanten ter plaatse gekomen. Op de [adres 1] zagen zij twee jongens, naar later bleek verdachte en [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte), in een hoekje in die straat tegen de muur aan staan. Zij waren beiden in het zwart gekleed, droegen een donkergekleurde capuchon over hun hoofd en hun gezichten waren voor de helft afgeschermd door een donkerkleurig gezichtsmasker. De medeverdachte droeg zwarte handschoenen en verdachte had transparante plastic handschoenen aan. Om 07:49 uur antwoordde de medeverdachte, op de vraag van de verbalisanten wat zij aan het doen waren, dat hij op een vriend stond te wachten en tikte hij met zijn rechterhand op zijn mobiele telefoon die hij vervolgens weer in zijn kleding stopte. De verbalisanten besloten verdachte en de medeverdachte, na meerdere malen gevraagd te hebben of zij hun handen uit hun zakken wilden halen, waar verdachten uiteindelijk gehoor aan gaven, om 07:50 uur aan te houden. [3] Verdachte en de medeverdachte bleken meerdere lagen donkere kleding aan te hebben. [4]
De verbalisanten openden de rits van de jas van verdachte, waarna een 3D geprint semiautomatisch pistool van het merk FGC-9 met kaliber 9x19mm op de grond viel. Uit nader onderzoek bleek dat dit vuurwapen was geladen met acht volmantel rondneus patronen. Bij de medeverdachte werd tijdens de fouillering in zijn rechterjaszak een semiautomatisch pistool van het merk Glock, model 19X met het kaliber 9x19mm aangetroffen. Uit nader onderzoek bleek dat er elf hexagon patronen in dit vuurwapen zaten. De Glock was doorgeladen en dus gereed voor onmiddellijk gebruik. Bij de medeverdachte werden ook een uitgeschakelde telefoon (Apple iPhone 6s), een schroevendraaier en twee bivakmutsen in zijn kleding aangetroffen. [5]
Ook zagen verbalisanten aan de waterzijde van de [adres 1] een scooter met kenteken [kentekennummer] staan waarvan het contactslot was geforceerd. [6] Uit onderzoek bleek dat deze scooter was gestolen. [7] De scooter stond zodanig geparkeerd dat er meteen op kon worden weggereden. [8]
3.3.1.2 Onderzoek aan de in beslag genomen telefoon
Er is onderzoek gedaan naar de telefoon die de medeverdachte op 1 juni 2022 op de [adres 1] bij zich had. In de telefoon zat een simkaart van Lebara behorende bij het telefoonnummer + [telefoonnummer] . Ook bleek dat op 25 mei 2022 een zogenaamde
factory resetop de telefoon was uitgevoerd.
Op 29 mei 2022 om 03:49 uur was de applicatie Signal, een berichtendienst, op de telefoon geïnstalleerd, waarna om 03:51 uur het contact ‘ [contactnaam] ’ met telefoonnummer [telefoonnummer] werd toegevoegd. Om 3:53 uur werd ingesteld dat berichten op Signal na driehonderd seconden automatisch werden verwijderd. Die ochtend werd om 07:24 uur een cookie van Google geplaatst, waarna aansluitend werd gezocht op “ [adres 1] ” en “ [adres 1] , Amsterdam”. Deze locatie werd ook bekeken op Google Maps. Een minuut later vond er een (inkomend) telefoongesprek plaats van meer dan zeven minuten met ‘ [contactnaam] ’. Ook om 07:34 uur en 07:43 uur werd gebeld door ‘ [contactnaam] ’. Ook was om 07:38 uur een route met locatiegegevens in de telefoon aanwezig met als startlocatie de [adres 2] en als eindlocatie de [adres 1] .
Vanaf 07:44 uur vond er een berichtenwisseling plaats met ‘ [contactnaam] ’. Deze berichten werden niet verstuurd via Signal en de inhoud daarvan was als volgt:
Datum en tijd
Afzender
Inhoud
29 mei 2022 om 07:44 uur
[contactnaam]
Yo
29 mei 2022 om 07:45 uur
+ [telefoonnummer]
Yo
29 mei 2022 om 07:45 uur
[contactnaam]
Oké bro
29 mei 2022 om 07:45 uur
[contactnaam]
Check ook Signal ff
29 mei 2022 om 07:45 uur
+ [telefoonnummer]
Wat nu
29 mei 2022 om 07:45 uur
+ [telefoonnummer]
Zou
29 mei 2022 om 07:45 uur
[contactnaam]
Stuur me een bericht daarop
29 mei 2022 om 07:45 uur
+ [telefoonnummer]
Ai
Op de telefoon stonden meerdere foto’s die leken te zijn genomen van een beeldscherm, waaronder drie foto’s van een man die waren gemaakt op 29 mei om 07:54 uur. Die man werd door de verbalisant herkend als [slachtoffer zaak A] . Ook werden foto’s van een fietskar waarmee kinderen worden vervoerd, een blauwgroene elektrische damesfiets en een blauwe herensportfiets aangetroffen. De blauwe sportfiets betrof de fiets van [slachtoffer zaak A] . De andere fiets en de fietskar betroffen de vervoersmiddelen van de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] . Deze foto’s leken te zijn gemaakt op de [adres 1] ter hoogte van de woning van de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] . Op de telefoon stonden ook nog andere foto’s van de [adres 1] en omgeving, waaronder een foto van het portiek van huisnummers [nummer 1] tot en met [nummer 2] en het trapportaal waarmee vanaf straatniveau de galerij van de woning van de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] kan worden bereikt.
Daarnaast was ook op 30 mei 2022 een route met locatiegegevens in de telefoon aanwezig met als startlocatie om 16:57 uur het fiets-/voetpad [locatie 1] en als eindlocatie om 16:58 uur het [locatie 2] ter hoogte van eindhalte trams [tramlijnen] . Ook waren er tussen 30 mei 2022 om 18:12 uur en 1 juni 2022 om 07:05 uur meerdere telefoongesprekken met ‘ [contactnaam] ’ via Signal zichtbaar. Tevens werd een gesprek via Signal met ‘ [contactnaam] ’ aangetroffen, waarbij de volgende berichten (nog) leesbaar waren: [9]
Datum en tijd
Afzender
Inhoud
1 juni 2022 om 07:45 uur
[contactnaam]
Rij gelijk Diemen bro
1 juni 2022 om 07:45 uur
[telefoonnummer]
Ns
1 juni 2022 om 07:46 uur
[telefoonnummer]
Hoelaat zou hij weer de deur uitgaan
1 juni 2022 om 07:46 uur
[contactnaam]
Kan elk moment vanaf nu bro
1 juni 2022 om 07:46 uur
[contactnaam]
Doe spits
1 juni 2022 om 07:48 uur
[telefoonnummer]
Ns
3.3.1.3 De dag voorafgaand aan 1 juni 2022
Meerdere getuigen verklaarden dat zij een dag eerder, namelijk op 31 mei 2022, twee jongens in donkere kleding met een capuchon over hun hoofd op een scooter in de [adres 1] hadden gezien. Een getuige had hiervan op 31 mei 2022 om 08:31 uur en 09:27 uur foto’s gemaakt. Hieruit bleek dat er op dat moment twee personen zaten op diezelfde scooter met kenteken [kentekennummer] . De persoon voor op de scooter heeft een donkere huidskleur, droeg een zwarte jas van het merk Under Armour met daaronder een trui met capuchon over zijn hoofd, een grijze trainingsbroek, zwarte handschoenen en zwartkleurige schoenen. Hij vertoont zeer sterke gelijkenissen met de medeverdachte. De persoon achter op de scooter heeft een (lichter) getinte huidskleur, droeg een donker gewatteerde jas met capuchon over zijn hoofd, een zwarte broek en zwarte schoenen met witte zolen. Hij vertoont gelijkenissen met verdachte. [10]
3.3.2
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft eerder verklaard dat hij op de [adres 1] was in verband met de levering van een wapen. Ter terechtzitting is verdachte op die verklaring teruggekomen.
Verdachte heeft op de zitting van 30 maart 2023 verklaard dat hij op 31 mei 2022 en 1 juni 2022 vanaf ongeveer 07:00 uur samen met de medeverdachte op de [adres 1] is geweest. Op 31 mei hadden zij alleen een koevoet bij zich en wilden zij de deur van de woning openen op het moment dat [slachtoffer zaak A] niet thuis zou zijn om daar vervolgens spullen weg te nemen. Dit ging om geld en tassen met verdovende middelen. Deze tassen met verdovende middelen zouden verdachten vervolgens met de scooter naar Diemen brengen. Een dag later hadden verdachte en de medeverdachte geen koevoet bij zich, maar omdat zij hadden gehoord dat [slachtoffer zaak A] gevaarlijk was en zij indruk op hem moesten maken, hadden zij wapens meegenomen. Deze wapens hadden ze diezelfde ochtend gekregen van de opdrachtgever, waarmee [medeverdachte] in contact stond. Verdachte had via [medeverdachte] ook de foto’s gezien die op de telefoon stonden.
3.3.2.1 Oordeel van de rechtbank over het alternatieve scenario van verdachte
De verdachte heeft een scenario geschetst dat overeenkomt met de bewijsmiddelen en daarom een alternatief is voor het scenario geschetst door de officier. De rechtbank is van oordeel dat het alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk is. Niet alleen hebben verdachte en de medeverdachte op een laat moment wisselende en tegenstrijdige verklaringen over hun aanwezigheid en hun bedoelingen afgelegd, maar ook de inhoud van het dossier maakt dat het alternatieve scenario ongeloofwaardig is. Immers waren zij op 31 mei 2022 al aanwezig op de [adres 1] en hebben zij daar die dag een tijd gepost, zonder een poging te ondernemen om in te breken. Een dag later waren verdachte en de medeverdachte wederom vroeg in de ochtend aanwezig op de [adres 1] en hadden zij geen inbrekerswerktuig bij zich. Verdachte heeft ook niet duidelijk kunnen maken hoe zij die dag in de woning dachten te komen, waar de verdovende middelen zouden zijn, en hoe ze die zouden meenemen. Verdachten hadden zelf geen tassen bij zich. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachten wisten dat de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] en hun kinderen in de woning waren, gelet op de aangetroffen foto’s van haar fiets en fietskar. Ondanks dat deze aanwezigheid de inbraak zou compliceren heeft verdachte hiermee geen rekening gehouden. De rechtbank vindt het bovendien onaannemelijk dat verdachte en de medeverdachte van plan waren om rond acht uur in de ochtend in te breken, wetende dat [slachtoffer zaak A] op dat tijdstip naar zijn werk zou gaan. Daarnaast is onlogisch dat verdachten al voorafgaand aan een inbraak op deze wijze gekleed (capuchons op, gezichtsbedekking, handschoenen aan, dubbele lagen bovenkleding) en gewapend (met semi automatische pistolen, binnen handbereik, waarvan één pistool zelfs doorgeladen) in de straat van [slachtoffer zaak A] stonden te wachten en zo naar de woning van de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] zouden zijn gelopen. Daarbij is van belang dat de galerij en voordeur van de woning zichtbaar zijn vanaf de straat. Rond dit tijdstip zijn er veel mensen op straat en verdachten zouden door hun kleding juist zijn opgevallen. De foto’s op de telefoon en de berichten van die ochtend wijzen er juist op dat het verdachten om de persoon van [slachtoffer zaak A] te doen was, en niet om spullen uit zijn woning. De rechtbank verwerpt dan ook het door verdachte geschetste alternatieve scenario.
3.3.3
Vrijspraak feit 1 primair en bewezenverklaring feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat geen sprake is geweest van een begin van de uitvoering van moord. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van feit 1 primair, het medeplegen van een poging tot moord.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de in de tenlastelegging omschreven middelen bestemd waren tot het begaan van een moord, zoals ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair. Daartoe moet worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte en de medeverdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat verdachte en de medeverdachte met het gebruik daarvan voor ogen hadden. Dit misdadige doel, namelijk de moord, moet met voldoende bepaaldheid blijken.
De rechtbank neemt daarbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
Verdachte en de medeverdachte waren op 31 mei 2022 en 1 juni 2022 aanwezig op de [adres 1] . Op 31 mei 2022 zaten verdachte en de medeverdachte in de ochtend met donkerkleurige kleding op een scooter in de [adres 1] , waar zij zich enige tijd ophielden en de aandacht van verschillende buurtbewoners trokken. Verdachte en de medeverdachte waren op 1 juni 2022, wederom vroeg in de ochtend, in de [adres 1] aanwezig en wederom donker gekleed. Zij droegen een donkergekleurde capuchon over hun hoofd en hun gezichten waren voor de helft bedekt door een donkerkleurig gezichtsmasker. Zij hielden zich verdekt op in de nabije omgeving van de woning van de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] . De medeverdachte droeg zwarte handschoenen en had een semiautomatisch pistool bij zich dat elf patronen bevatte en bleek te zijn doorgeladen, en dus gereed was voor onmiddellijk gebruik. Verdachte had transparante plastic handschoenen aan en had een semiautomatisch pistool bij zich dat bleek te zijn geladen met acht patronen. Op de telefoon die de medeverdachte bij zich had, stonden verschillende zoekslagen over de [adres 1] , foto’s van de omgeving van de [adres 1] en – meer specifiek – van het portiek en het trapportaal die [slachtoffer zaak A] moest passeren bij het verlaten van de woning van de ex-vrouw. Ook stonden er op de telefoon meerdere foto’s van [slachtoffer zaak A] en van verschillende fietsen die toebehoorden aan [slachtoffer zaak A] en zijn ex-vrouw. Verdachte en de medeverdachte werden, zoals volgt de berichten die (nog) leesbaar waren op Signal, geïnformeerd over de te verwachten reisbewegingen van [slachtoffer zaak A] . Zij werden door ‘ [contactnaam] ’ namelijk op de hoogte gehouden over de verwachtte vertrektijd van [slachtoffer zaak A] uit de woning en ook hadden verdachte en de medeverdachte informatie over de wijze waarop [slachtoffer zaak A] vertrok, namelijk dat hij wisselend gebruik maakte van verschillende fietsen. Tot slot neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat verdachte en de medeverdachte ook beschikten over een gestolen scooter, die zo stond geparkeerd dat zij meteen weg konden rijden.
De rechtbank is op basis van al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien van oordeel dat verdachte en de medeverdachte planmatig te werk zijn gegaan met het doel om [slachtoffer zaak A] op 1 juni 2022 van het leven te beroven. Dat [slachtoffer zaak A] het beoogde slachtoffer was, blijkt uit de foto’s van [slachtoffer zaak A] op de telefoon en de informatie die verdachte en de medeverdachte hadden over zijn reisbewegingen en vervoersmiddelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de middelen, waaronder twee (door)geladen semiautomatische vuurwapens, die verdachte en de medeverdachte op 1 juni 2022 bij zich hadden dienstig konden zijn aan dat doel. De rechtbank acht daarom feit 1 subsidiair, het medeplegen van voorbereidingshandelingen van de moord op [slachtoffer zaak A] , bewezen. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte en de medeverdachte op diezelfde dag de vuurwapens en patronen zoals tenlastegelegd onder feit 2 tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad.
Zaak B
3.3.4
Woningoverval op de [adres 3] op 6 april 2022
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [11]
Op 6 april 2022 kregen verbalisanten de opdracht van het Operationeel Centrum te gaan naar de [adres 3] in Amsterdam in verband met een melding over een woningoverval. Beide verdachten zouden zijn gevlucht. De verbalisanten kwamen om 18:55 uur ter plaatse en troffen in de woning [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] (hierna: de aangevers) aan. Zij waren hevig geëmotioneerd. In de woning stonden alle lades open en lagen veel kledingstukken, papieren en documenten op de grond. Ook lagen er op de grond in de woonkamer een tweetal tiewraps. [12]
De aangevers verklaarden dat zij rond 18:05 uur bij de woning van [slachtoffer zaak B 1] en haar partner [slachtoffer zaak B 2] arriveerden. Ongeveer tien minuten na aankomst in de woning werd er aangebeld. [slachtoffer zaak B 1] hoorde een man door de intercom zeggen: “pakketje voor nummer [huisnummer] ”. [slachtoffer zaak B 1] besloot de deur te openen, maar hoorde geen beweging of geluid bij de voordeur. Nadat er weer was gebeld en [slachtoffer zaak B 1] weer niets hoorde, is zij de trap afgelopen naar de voordeur. Toen [slachtoffer zaak B 1] halverwege de trap was, zag zij dat een man de voordeur met kracht naar binnen openduwde. Zij zag de man (hierna: NN1) met snelheid op haar afkomen, voelde dat hij haar vastpakte en haar mond probeerde af te dekken met zijn hand. Zij hoorde dat NN1 meerdere malen tegen haar zei: “
don’t yell”. NN1 draaide [slachtoffer zaak B 1] weer om richting haar woning terwijl hij haar van achteren vast had en hij probeerde haar met een arm in bedwang te houden. NN1 duwde [slachtoffer zaak B 1] de trap op en zij werd door hem in de richting van de woonkamer geduwd. Ondertussen was [slachtoffer zaak B 3] vanuit de woonkamer naar de trap gelopen. [slachtoffer zaak B 3] zag hoe [slachtoffer zaak B 1] door NN1 werd vastgehouden en naar boven werd geduwd en rende daarom naar zijn telefoon die nog in de woonkamer lag. Hij hoorde NN1 meerdere keren tegen hem zeggen: “
don’t call the police or else I will kill you”.NN1 heeft vervolgens in de woonkamer met tiewraps de handen van [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] vastgemaakt. De tiewraps schoten bij [slachtoffer zaak B 3] de eerste keer los. Daarom deed NN1 de tiewraps opnieuw strak om de handen van [slachtoffer zaak B 3] .
Daarna verscheen een tweede man (hierna: NN2) in de woning van [slachtoffer zaak B 1] . NN2 controleerde de tiewraps om de polsen van [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] en zei daarbij: “
don’t look at me”.Vervolgens zei NN2 dat [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] allebei op hun mobiele telefoons moesten uitloggen op iCloud. NN1 was op dat moment in een andere kamer bezig. Toen NN1 weer terugkwam in de woonkamer, pakten NN1 en NN2 een deken die op de bank lag om deze vervolgens over [slachtoffer zaak B 3] heen te gooien. NN1 liep daarna naar de gordijnen toe en sloot deze. Hierna voelde [slachtoffer zaak B 1] dat de jas van [slachtoffer zaak B 3] over haar hoofd heen werd gelegd. Hierna vroeg NN1 haar meermalen “
where are the watches”, terwijl hij met zijn hand op haar hoofd tikte. Even later pakte NN1 de jas van [slachtoffer zaak B 3] die over het hoofd van [slachtoffer zaak B 1] heen lag van haar af en zei hij tegen haar:
“come let me see”, waarna hij haar arm vastpakte en [slachtoffer zaak B 1] richting de slaapkamer bracht. [slachtoffer zaak B 1] zag dat de lade van de kast geopend was en dat daarin meerdere sieradendoosjes geopend waren. [slachtoffer zaak B 1] besloot NN1 twee (valse Rolex) horloges te overhandigen. Vervolgens werd [slachtoffer zaak B 1] door NN1 weer naar de woonkamer gebracht en moest zij weer gaan zitten. Toen vroegen NN1 en NN2 waar het geld was. [slachtoffer zaak B 3] reageerde hierop dat hij zijn portemonnee wilde pakken en vroeg of hij op mocht staan. [slachtoffer zaak B 3] voelde vervolgens een hand op zijn rug en hoorde dat een van de mannen zei:
“waar ligt het?”[slachtoffer zaak B 3] mocht onder begeleiding van NN2 naar zijn tas lopen en heeft vervolgens zijn tas aan NN2 gegeven. Hierna verlieten NN1 en NN2 de woning. NN1 en NN2 hebben sierraden, tassen, kleding en zonnebrillen meegenomen. [13] [slachtoffer zaak B 2] verklaarde later dat hij en [slachtoffer zaak B 1] ook nog een set Apple Airpods misten. [14]
3.3.5
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft op de zitting van 30 maart 2023 bekend de woningoverval samen met de medeverdachte te hebben gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij degene is die heeft aangebeld en naar binnen is gestormd. Verdachte zou tegen [slachtoffer zaak B 1] hebben gezegd dat zij naar boven moest lopen en zou haar naar boven hebben geduwd. Eenmaal in de woning heeft verdachte tegen [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] gezegd dat zij op een stoel moesten gaan zitten en heeft hij tiewraps om hun handen gedaan. Daarna kwam de medeverdachte ook naar boven. Verdachte heeft het huis doorzocht voor waardevolle spullen en gevraagd aan [slachtoffer zaak B 1] waar de horloges lagen.
3.3.6
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte zich op 6 april 2022 in Amsterdam samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld van [slachtoffer zaak B 1] , [slachtoffer zaak B 2] en [slachtoffer zaak B 3] en de afpersing van [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] .
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A
1.
subsidiair: op tijdstippen gelegen in de periode van 31 mei 2022 tot en met 1 juni 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord als bedoeld in de artikelen 289 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
a. (door)geladen vuurwapens, te weten een pistool (merk Glock, model 19X, kaliber 9x19 mm) en een 3D geprint pistool (merk FGC-9, kaliber 9x19mm) en
b. een of meerdere patroonmagazijnen met daarin patronen model hexagon, kaliber 9x19mm en model volmantel rondneus, kaliber 9x19 mm en
c. een scooter en
d. meerdere lagen donkerkleurige kleding en
e. meerdere paren handschoenen en
f. meerdere donkerkleurige mondmaskers en
h. een telefoontoestel met daarop berichten en afbeeldingen en informatie betrekking hebbende op de identiteit en de reisbewegingen en het vervoermiddel en de omgeving van de verblijfplaats van het beoogde slachtoffer bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
2.
op 1 juni 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander meerdere wapens en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
a. een doorgeladen vuurwapen (merk Glock, model 19X, kaliber 9x19 mm) en
b. een geladen vuurwapen 3D geprint pistool (merk FGC-9, kaliber 9x19mm) en
c. een of meerdere patroonmagazijnen met daarin patronen model hexagon, kaliber
9x19mm en model volmantel rondneus, kaliber 9x19 mm
voorhanden heeft gehad;
Zaak B
op 6 april 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander
- horloges
- diverse sieraden
- vier, althans een of meerdere waardevolle (merk)damestassen en
- vier, althans een of meerdere waardevolle (merk)damesjassen en
- twee, althans een of meerdere waardevolle (merk)zonnebrillen en
- een rugzak van het merk Gucci en
- een paar damessneakers van het merk Gucci en
- een paar damesboots van het merk Prada en
- drie, althans een of meerdere waardevolle (merk)hoeden en
- een of meerdere geldbedragen en
- een of meerdere andere goederen
in elk geval goederen, die geheel aan [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 2] en/of aan [slachtoffer zaak B 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- horloges en
- een geldbedrag
in elk geval goederen, die geheel of ten dele aan [slachtoffer zaak B 1] en aan [slachtoffer zaak B 3] , in elk geval aan een ander toebehoorden door:
- aan te bellen bij de woning van voornoemde [slachtoffer zaak B 1] en
- te zeggen dat hij, verdachte en/of zijn mededader een pakketje had(den), in elk geval dat er een pakketje werd bezorgd en
- de toegangsdeur van de woning, althans van het pand, met kracht (naar binnen toe) open te duwen en
- snel op die [slachtoffer zaak B 1] af te lopen en
- haar vast te pakken en/of haar mond af te dekken, althans probeerde af te dekken en
- meerdere malen tegen haar te zeggen: "Dont Yell" en
- haar om te draaien en/of van achteren vast te pakken en haar daarbij met zijn
arm in bedwang te houden en
- die [slachtoffer zaak B 1] de trap op te duwen en de woonkamer in te duwen en
- meerdere malen tegen [slachtoffer zaak B 3] te zeggen: "Don’t call the police or else i will kill you" en
in de woning van [slachtoffer zaak B 1]
- tegen die [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] te zeggen dat zij moesten gaan zitten en
- de handen van [slachtoffer zaak B 3] vast te maken met een tiewrap en
- de handen van [slachtoffer zaak B 1] vast te binden met een tiewrap en
- meerdere malen te vragen: "Where are the watches?" en
- de handen van die [slachtoffer zaak B 3] opnieuw en strak vast te maken met een tiewrap;
- plotseling als tweede dader in de woning te verschijnen en
- tegen die [slachtoffer zaak B 1] te zeggen: "Dont look at me" en
- tegen die [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] te zeggen dat zij hun telefoons moesten uitloggen op iCloud en
- een deken over het hoofd van [slachtoffer zaak B 3] heen te gooien en
- de gordijnen van de woning te sluiten en
- de jas van [slachtoffer zaak B 3] over het hoofd van [slachtoffer zaak B 1] te leggen en
- meerdere malen aan die [slachtoffer zaak B 1] te vragen: "Where are the watches", en
- daarbij op het hoofd van die [slachtoffer zaak B 1] te tikken en
- na het weghalen van de jas van het hoofd van [slachtoffer zaak B 1] tegen die [slachtoffer zaak B 1] te zeggen: "Come let mee see" en
- de arm van die [slachtoffer zaak B 1] vast te pakken en haar mee te nemen naar de slaapkamer en
- aan [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] te vragen waar het geld was en
- aan [slachtoffer zaak B 3] te vragen waar zijn portemonnee lag en door die [slachtoffer zaak B 3] te begeleiden en met die [slachtoffer zaak B 3] mee te gaan naar zijn tas.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte ter observatie dient te worden opgenomen op de klinische observatieafdeling ( [afdeling] ) van de [detentieplaats 2] . De psycholoog en psychiater hebben weliswaar rapporten uitgebracht over verdachte, maar zij kunnen op verschillende belangrijke vragen geen antwoord formuleren waardoor het in dit stadium niet goed mogelijk is om te oordelen over de vraag of verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en of het jeugdrecht moet worden toegepast. Het is noodzakelijk om alsnog een beter beeld van verdachte te krijgen. Hiertoe zou het onderzoek volgens de officier van justitie moeten worden heropend.
Indien het onderzoek niet wordt heropend, gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en dat het strafrecht voor volwassenen moet worden toegepast. De meest recente rapportage betreffende verdachte is de rapportage van de psychiater en de psychiater komt niet tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. Verdachte heeft in de jeugdinrichting weinig extra pedagogische ondersteuning nodig en de strafbare feiten betreffen geen jeugdig, ondoordacht en impulsief handelen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van elf jaren, met aftrek van voorarrest, wordt opgelegd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen een opname ter observatie. Verdachte heeft meegewerkt aan de persoonlijkheidsonderzoeken die zijn uitgevoerd door de psycholoog en psychiater. Een opname zou betekenen dat verdachte nog minimaal zes maanden langer in voorarrest zou zitten.
De raadsman heeft verzocht om, gelet op de persoonlijkheid van verdachte, verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten. Verdachte is in zijn doen en laten jong, maakt een kinderlijke indruk, is beïnvloedbaar en laat meeloopgedrag zien. De psycholoog heeft geconcludeerd dat het adolescentenstrafrecht het beste aansluit bij de behandelbehoeften van verdachte en de psycholoog is, na overleg met de psychiater, bij deze conclusie gebleven. De psychiater ziet ook geen duidelijke contra-indicatie voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte is gemotiveerd voor pedagogische beïnvloeding. Hij staat op dit moment op een kruispunt in zijn leven waarbij hij de keuze heeft al dan niet verder te gaan in de criminaliteit. Het is van belang dat verdachte intensief wordt begeleid om stappen in de juiste richting te zetten.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank acht zich over de persoon van de verdachte voldoende geïnformeerd, zodat het onderzoek niet behoeft te worden heropend.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Op 6 april 2022 heeft verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een woningoverval. De slachtoffers zijn beroofd van hun persoonlijke goederen, waaronder erfstukken van de overleden moeder van [slachtoffer zaak B 1] . Spullen die een grote emotionele waarde vertegenwoordigen. Verdachte en zijn medeverdachte zijn hierbij op berekende wijze te werk gegaan en hebben zich met geweld toegang tot de woning van [slachtoffer zaak B 1] verschaft, waarna zij [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] met tiewraps hebben vastgebonden. Dit is voor hen ontzettend angstig en traumatisch geweest, zoals blijkt uit hun aangiften. Zij hebben vastgebonden, met een deken en jas over hun hoofd, maar vooral hulpeloos moeten meemaken hoe de woning werd doorzocht. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Zeker omdat een woning een plek is waar iemand zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De rechtbank vindt daarnaast het toegepaste geweld en de bedreiging daarmee laf en kwalijk. Verdachte heeft door zo te handelen geen enkel respect getoond voor het eigendom en de lichamelijke integriteit van anderen en heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en de verkrijging van andermans waardevolle spullen.
Daarbij komt dat verdachte zich nog geen twee maanden later, op 1 juni 2022, met de medeverdachte opnieuw schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten, namelijk het voorbereiden van een moord en het voorhanden hebben van (door)geladen vuurwapens en bijbehorende munitie. Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte vroeg in de ochtend in een woonwijk opgehouden, terwijl zij donker gekleed en bewapend waren. Zij hadden het doel om [slachtoffer zaak A] die dag van het leven te beroven. Dat er die dag geen liquidatie heeft plaatsgevonden, is te danken aan de alertheid van [slachtoffer zaak A] en geenszins aan verdachte en zijn medeverdachte. Moord, het opzettelijk en doelbewust gewelddadig beëindigen van een mensenleven, is één van de zwaarste delicten die ons strafrecht kent. Een moord is bovendien zeer schokkend voor de rechtsorde. Wanneer die moord plaatsvindt in de vorm van een liquidatie, overdag en midden op straat in een woonwijk zoals ook in dit geval de bedoeling was, heeft dat nog meer impact. Toevallige passanten, buren of familie van het beoogde slachtoffer hadden er letsel bij kunnen oplopen of getuige kunnen zijn van een dergelijke schokkende gebeurtenis. Dergelijke feiten dragen in hoge mate bij aan gevoelens van onveiligheid en verontwaardiging van de samenleving. Iemand die bereid is te moorden, zonder het slachtoffer te kennen of zich te bekommeren over het lot van anderen, verdient een forse straf.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in 2021 een strafbeschikking heeft gehad voor het overtreden van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de Pro Justitia Rapportage van 22 november 2022, opgesteld door GZ-psycholoog drs. J. Yntema, over de feiten van 1 juni 2022. Hieruit blijkt onder meer dat eerder een stoornis op kinderleeftijd en ouder-kindrelatieproblemen zijn vastgesteld. Uit een intelligentieonderzoek uit 2018 is gebleken dat verdachte een IQ heeft van 79, waarmee hij op de grens van een beneden gemiddeld tot moeilijk lerend intelligentieniveau presteert. Ook is verdachte in het verleden bij de Forensische Formatie binnen de Bascule in behandeling geweest. Genoemd wordt dat verdachte in het verleden veel heeft meegemaakt, waaronder een hersenbloeding en een pestverleden. Dit heeft invloed gehad op zijn ontwikkeling en maakt hem kwetsbaar. De psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast is sprake van een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Dit was volgens de psycholoog ten tijde van de bewezenverklaarde feiten op 1 juni 2022 ook zo en beïnvloedde de gedragingen van verdachte destijds deels. Daarom adviseert de psycholoog om de feiten van 1 juni 2022 in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De stoornissen maken dat verdachte opportunistisch is en kan handelen gericht op directe behoeftebevrediging. Er is op deze momenten bij hem een gebrek aan inzicht en overzicht in de oorzaak-gevolgrelatie van zijn handelen. Bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij acht de psycholoog het risico op recidive matig tot hoog. Ook komt naar voren dat verdachte een hechte band heeft met zijn moeder en er in enige mate sprake is van empathie. Ook blijkt dat in enige mate sprake is van motivatie voor behandeling, een positieve houding tegenover autoriteit en dat verdachte positieve levensdoelen heeft. De psycholoog adviseert daarom om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia Rapportage van 26 maart 2023, opgesteld door kinder- en jeugdpsychiaters B. van Baaren en B.G.J. Gunnewijk, over alle feiten uit deze strafzaak en over twee andersoortige verdenkingen uit 2020. De psychiaters concluderen dat sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en ouder-kind relatieproblematiek. Deze stoornissen bestonden ook op 6 april 2022 en 1 juni 2022. De psychiaters hebben geen uitspraken gedaan over de mate van doorwerking in de feiten die op deze data gepleegd zijn. Ook konden de psychiaters de mate van beïnvloedbaarheid en kwetsbaarheid van verdachte onvoldoende vaststellen, waardoor zij niet konden beoordelen of er indicaties zijn voor het al dan niet toepassen van het adolescentenstrafrecht.
GZ-psycholoog drs. J. Yntema heeft aanvullend gerapporteerd op 29 maart 2023, en daarbij ook het feit van 6 april 2022 en de verdenkingen uit 2020 meegewogen. In die rapportage adviseert de psycholoog hetzelfde over de aanwezigheid van stoornissen ten tijde van de feiten uit deze strafzaak, en over de toepassing van het jeugdstrafrecht, maar onthoudt de psychloog zich van een advies over de mate van toerekenbaarheid.
Geen heropening onderzoek ten behoeve van klinische observatie
De rechtbank vindt het niet noodzakelijk om verdachte klinisch te laten observeren om zo meer informatie over zijn persoon te verkrijgen. Verdachte heeft meegewerkt aan alle onderzoeken en uitvoerig gesproken met de psycholoog en psychiater. Op basis hiervan hebben de deskundigen stoornissen vastgesteld, en hebben zij kunnen vaststellen dat die stoornissen al bestonden bij het plegen van de feiten uit deze strafzaak. Verdachte heeft ook met de deskundigen gesproken over deze feiten: hij bekende op 31 mei en 1 juni 2022 met criminele intenties op de [adres 1] in Amsterdam te zijn geweest, en bij de psychiater bekende hij de woningoverval te hebben gepleegd. Of en in hoeverre een klinische observatie nog meer duidelijkheid zal geven over de persoon van verdachte is maar zeer de vraag. Daarbij weegt de rechtbank mee dat zo’n observatie een zeer ingrijpend middel is. Al met al vindt de rechtbank dat zij voldoende informatie heeft om te kunnen oordelen over de toerekenbaarheid en de toepassing van jeugdrecht, en zal verdachte dus niet klinisch laten observeren.
Toerekenbaarheid
De rechtbank stelt op basis van de conclusies van de psycholoog vast dat bij verdachte sprake is van normoverschrijdende gedragsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast is sprake van een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Hiervan was volgens de psycholoog ten tijde van het bewezen geachte in de zaken A en B ook sprake. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze gebrekkige ontwikkeling van verdachte in causaal verband staat met de bewezen verklaarde feiten en welk oordeel over de toerekenbaarheid moet worden gegeven.
Volgens de psycholoog leiden de stoornissen van verdachte ertoe dat hij opportunistisch en gericht op directe behoeftebevrediging kan handelen. Daardoor ontstaat bij verdachte een gebrek aan inzicht en kan hij de gevolgen van zijn handelen minder goed inschatten. De rechtbank is van oordeel dat sprake moet zijn geweest van enige doorwerking van deze problematiek in de bewezen verklaarde feiten. Daarom vindt de rechtbank dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Adolescentenstrafrecht
Krachtens artikel 77c Sr, kan de rechtbank ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van achttien jaren maar nog niet die van drieëntwintig jaren heeft bereikt recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr (het jeugdstrafrecht), indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij achttien jaar oud was.
In een eerder stadium van deze strafzaak is verdachte overgeplaatst vanuit de penitentiaire inrichting naar een jeugdinrichting. Aanleiding hiervoor was de tussentijdse reclasseringsrapportage van 8 maart 2022, waarin werd geconcludeerd dat verdachte zich niet goed staande wist te houden binnen een penitentiaire inrichting en dat het raadzaam was hem over te plaatsen naar een jeugdinrichting. Op dat moment konden vragen over het psychosociaal functioneren en de beïnvloedbaarheid van verdachte nog niet worden beantwoord. Naar het oordeel van de rechtbank zijn die vragen door de Pro Justitia Rapportages opgemaakt door J. Yntema inmiddels voldoende beantwoord.
Over de handelingsvaardigheden van verdachte heeft de psycholoog gerapporteerd dat verdachte de risico’s van zijn handelen nauwelijks kan inschatten, zijn eigen gedrag nauwelijks kan organiseren, verdachte handelt zonder nadenken en in contact jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd. Voor wat betreft de pedagogische beïnvloeding is van belang dat verdachte scholing continueert en lijkt verdachte gezien zijn beïnvloedbaarheid vatbaar om in bepaalde situaties te geraken. Ter zitting heeft verdachte aangegeven open te staan voor pedagogische beïnvloeding en dat hij zal meewerken aan alle behandelingen. De rechtbank onderschrijft het advies van de psycholoog en merkt daarbij op dat de psycholoog de antisociale persoonlijkheidsstoornis niet bij verdachte heeft vastgesteld. Nu de rechtbank de mogelijkheid van pedagogische beïnvloeding waardeert als voldoende kansrijk en er geen sprake lijkt van een pedagogische onmogelijkheid, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafmaat
Alles afwegende acht de rechtbank een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist passend, te weten de maximale jeugddetentie voor de duur van twee jaren, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal daarbij bijzondere voorwaarden opleggen.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij open staat voor behandeling, graag begeleid wil wonen en dat school en werk belangrijk voor hem zijn. De rechtbank vindt het van belang dat verdachte wordt behandeld bij De Waag of een andere zorgverlener, zal meewerken aan een traject voor begeleid wonen en aan het verkrijgen van een dagbesteding. Daarnaast vindt de rechtbank het ook van belang dat verdachte zich meldt bij de reclassering en wordt geholpen in zijn stoornis in het gebruik van cannabis. De rechtbank geeft daarnaast opdracht aan de jeugdreclassering om toezicht te houden en verdachte te begeleiden.

7.Vordering benadeelde partij

7.1
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer zaak B 1] , heeft € 27.900,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd, nu de stukken van de verzekering en de taxatie ontbreken. De raadsman heeft verzocht ten aanzien van de immateriële schade gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid en daartoe aangevoerd dat in vergelijkbare gevallen € 2.000,- tot € 2.500,- aan immateriële schade is toegekend.
7.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Het door de benadeelde partij ingebrachte overzicht van door de verzekering vergoede bedragen biedt de rechtbank onvoldoende houvast om een schatting te kunnen maken van de dagwaarde van de gestolen goederen, en daarmee van de resterende schade. De gestelde vervangingswaarde is niet met stukken onderbouwd en het betreft luxe goederen waarvan de afschrijving zonder nadere informatie niet kan worden geschat. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tot materiële schade.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 2.500,-.
De rechtbank zal daarom ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 2.500,- hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2022. De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregelen opleggen, aangezien verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit aan de benadeelde partijen is toegebracht.

8.Beslag

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten het 3D geprint vuurwapen en de patronen, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder feit 1 subsidiair bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 46, 47, 55, 57, 63, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 289 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
In zaak A
de eendaadse samenloop van
medeplegen van voorbereiding van moord
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
In zaak B
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeeld verdachte tot een jeugddetentie van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft:
1. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
3. Veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding.
4. Veroordeelde werkt mee aan toeleiding naar een vorm van begeleid wonen, te bepalen door de jeugdreclassering. Dit traject kan plaatsvinden met de begeleiding van CurrentWerkt of een vergelijkbare instelling, te bepalen door de jeugdreclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
5. De veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van cannabis om inzicht te krijgen in het middelengebruik en dit te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden – met uitzondering van het contactverbod – en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer zaak B 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer zaak B 1] , van een bedrag van € 2.500,- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 april 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering tot materiële schade en immateriële schade niet-ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer zaak B 1] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer zaak B 1] van een bedrag van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 april 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan hiervoor 35 dagen gijzeling worden opgelegd. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslag
Onttrekt aan het verkeer:
  • 1 STK geprint vuurwapen (G6193883);
  • 1 DV patroon (G6193885).
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mrs. E. Slager en N.T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kanters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 april 2023.
[... 2]

Voetnoten

1.[... 2]
2.[... 2]
3.[... 2]
4.[... 2]
5.[... 2]
6.[... 2]
7.[... 2]
8.[... 2]
9.[... 2]
10.[... 2]
11.[... 2]
12.[... 2]
13.[... 2]
14.[... 2]