ECLI:NL:RBAMS:2023:2282

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
13/242623-22 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor woningoverval, voorbereiden van moord en wapenbezit door jonge verdachte

Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval, het voorbereiden van een moord en wapenbezit. De verdachte, geboren in 2003, was ten tijde van de feiten achttien en negentien jaar oud. De rechtbank oordeelde dat er geen toepassing van het adolescentenstrafrecht kon plaatsvinden vanwege te veel contra-indicaties. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren. De zaak omvatte twee hoofdpunten: zaak A, waarin de verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot moord en het voorhanden hebben van vuurwapens, en zaak B, waarin hij werd beschuldigd van een gewelddadige woningoverval. In zaak A werd vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte zich op 1 juni 2022 in de nabijheid van het beoogde slachtoffer bevonden, gewapend en in het zwart gekleed, met de intentie om het leven van het slachtoffer te beroven. In zaak B werd de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van een diefstal met geweld, waarbij slachtoffers onder druk werden gezet om waardevolle goederen af te geven. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de jonge leeftijd van de verdachte mee, maar concludeerde dat de ernst van de delicten een lange gevangenisstraf rechtvaardigde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/136588-22 (A) en 13/242623-22 (B)
Datum uitspraak: 13 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres verdachte] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2023.
De rechtbank heeft de twee zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht op de terechtzitting van 20 januari 2023 gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. van Haeringen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.G.M. Rijkhoff, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlasteleggingen

Zaak A:
Aan verdachte wordt – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1.
primair:het op 1 juni 2022 medeplegen van een poging tot moord op [slachtoffer zaak A] door
a. met een scooter en/of een of meerdere (twee) (doorgeladen) vuurwapen(s) en/of
donkere kleding (met een capuchon over zijn/hun hoofd(en)) en/of een mondmasker voor zijn/hun gezicht(en) en/of (plastic) handschoenen aan zijn/hun handen naar de directe omgeving van de woning van die [slachtoffer zaak A] is/zijn gegaan en/of
b. zich aldaar (in de directe omgeving van de woning van die [slachtoffer zaak A] ) enige tijd
heeft/hebben opgehouden;
subsidiair:het in de periode van 29 mei tot en met 1 juni 2022 medeplegen van het voorbereiden van een moord op [slachtoffer zaak A] door
a. een of meerdere (doorgeladen) vuurwapen(s), te weten een pistool (merk Glock,
model 19X, kaliber 9x19 mm) en/of een (3D geprint) pistool (merk FCG-9, kaliber
9x19mm) en/of
b. een of meerdere patroonmagazijn(en) (met daarin een of meer patro(o)n(en)
(model hexagon, kaliber 9x19mm) en/of (model volmantel rondneus, kaliber 9x19
mm)) en/of
c. een scooter en/of
d. een of meerdere la(a)g(en) zwarte/donkerkleurige kleding (over elkaar) en/of
e. een of meerdere pa(a)r(en) (plastic) handschoenen en/of
f. een of meerdere zwarte/donkerkleurige mondmasker(s) en/of
h. een of meerdere telefoontoestel(len) (met daarop berichten en/of afbeeldingen
en/of informatie en/of instructies betrekking hebbende op de identiteit en/of de
(reis)bewegingen en/of het vervoermiddel en/of (de omgeving van) de verblijfplaats
van het beoogde slachtoffer),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of
voorhanden heeft gehad.
2. het medeplegen van het voorhanden hebben van
a. een (doorgeladen) vuurwapen (merk Glock, model 19X, kaliber 9x19 mm) en/of
b. een (doorgeladen) vuurwapen (3D geprint) pistool (merk FCG-9, kaliber 9x19mm) en/of
b. een of meerdere patroonmagazijn(en) (met daarin een of meer patro(o)n(en) (model hexagon, kaliber 9x19mm) en/of (model volmantel rondneus, kaliber 9x19 mm)).
Zaak B:
Aan verdachte wordt – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 6 april 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld van goederen van [slachtoffer zaak B 1] en/of [slachtoffer zaak B 2] en/of [slachtoffer zaak B 3] en/of afpersing van [slachtoffer zaak B 1] en/of [slachtoffer zaak B 3] .
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
In zaak A heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde en tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde op basis van de bewijsmiddelen in het dossier. De officier van justitie acht ook feit 2 bewezen op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting.
In zaak B heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring op basis van de bewijsmismiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich in zaak A primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet had op de dood van [slachtoffer zaak A] . Verdachte heeft immers verklaard dat zijn opzet was gericht op het stelen van tassen wiet uit de woning waar [slachtoffer zaak A] verbleef. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde, omdat nog geen sprake was van een begin van de uitvoering van de poging tot moord. Voor feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft zich in zaak B gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar verzocht met terughoudendheid te kijken naar de weggenomen goederen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Zaak A
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
3.3.1.1 Aantreffen verdachte en de medeverdachte op de [adres 1] op 1 juni 2022
Op 1 juni 2022 om 07:32 uur heeft [slachtoffer zaak A] een 112-melding gedaan bij de meldkamer van de politie van de Eenheid Amsterdam. [slachtoffer zaak A] was op dat moment op bezoek bij zijn ex-vrouw en kinderen aan de [adres 1] in Amsterdam. Hij wilde vanuit daar naar zijn werk vertrekken, maar zag toen twee verdachte mannen, in het zwart gekleed met capuchon op, in zijn straat staan. Toen verdachte vanaf de galerij (op één hoog) zag dat zij met versnelde pas richting het trappenhuis liepen, is hij direct weer bij de woning van zijn ex-vrouw naar binnen gegaan. [slachtoffer zaak A] zei dat hij in 2014 door de politie is gewaarschuwd omdat hij op een dodenlijst staat. Even later doet [slachtoffer zaak A] nogmaals een 112-melding. Hij vertelde dat zijn ex-vrouw op de galerij had gekeken en dat zij de jongens verderop in de straat met een halve bivakmuts en handschoenen aan zag staan. [2]
Om 07:48 uur zijn de verbalisanten ter plaatse gekomen. Op de [adres 1] zagen zij twee jongens, naar later bleek verdachte en [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte), in een hoekje tegen de muur staan. Zij waren beiden in het zwart gekleed, droegen een donkergekleurde capuchon over hun hoofd en hun gezichten waren voor de helft afgeschermd door een donkerkleurig gezichtsmasker. Verdachte droeg zwarte handschoenen en de medeverdachte had transparante plastic handschoenen aan. Om 07:49 uur antwoordde verdachte, op de vraag van de verbalisanten wat zij aan het doen waren, dat hij op een vriend stond te wachten en tikte hij met zijn rechterhand op zijn mobiele telefoon die hij vervolgens weer in zijn kleding stopte. De verbalisanten besloten verdachte en de medeverdachte, na meerdere malen gevraagd te hebben of zij hun handen uit hun zakken wilden halen, waar verdachten uiteindelijk gehoor aan gaven, om 07:50 uur aan te houden. [3] Verdachte en de medeverdachte bleken meerdere lagen donkere kleding aan te hebben. [4]
De verbalisanten openden de rits van de jas van de medeverdachte, waarna een 3D geprint semiautomatisch pistool van het merk FGC-9 met kaliber 9x19mm op de grond viel. Uit nader onderzoek bleek dat dit vuurwapen was geladen met acht volmantel rondneus patronen. Bij verdachte werd tijdens de fouillering in zijn rechterjaszak een semiautomatisch pistool van het merk Glock, model 19X met het kaliber 9x19mm aangetroffen. Uit nader onderzoek bleek dat er elf hexagon patronen in dit vuurwapen zaten. De Glock was doorgeladen en dus gereed voor onmiddellijk gebruik. Bij verdachte werden ook een uitgeschakelde telefoon (Apple iPhone 6s), een schroevendraaier en twee bivakmutsen in zijn kleding aangetroffen. [5]
Ook zagen verbalisanten aan de waterzijde van de [adres 1] een scooter met kenteken [kentekennummer] staan waarvan het contactslot was geforceerd. [6] Uit onderzoek bleek dat deze scooter was gestolen. [7] De scooter stond zodanig geparkeerd dat er meteen op kon worden weggereden. [8]
3.3.1.2 Onderzoek aan de in beslag genomen telefoon
Er is onderzoek gedaan naar de telefoon die verdachte op 1 juni 2022 op de [adres 1] bij zich had. In de telefoon zat een simkaart van Lebara behorende bij het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ook bleek dat op 25 mei 2022 een zogenaamde
factory resetop de telefoon was uitgevoerd.
Op 29 mei 2022 om 03:49 uur was de applicatie Signal, een berichtendienst, op de telefoon geïnstalleerd, waarna om 03:51 uur het contact ‘ [contactnaam] ’ met telefoonnummer [telefoonnummer 2] werd toegevoegd. Om 3:53 uur werd ingesteld dat berichten op Signal na driehonderd seconden automatisch werden verwijderd. Die ochtend werd om 07:24 uur een cookie van Google geplaatst, waarna aansluitend werd gezocht op “ [adres 1] ” en “ [adres 1] , Amsterdam”. Deze locatie werd ook bekeken op Google Maps. Een minuut later vond er een (inkomend) telefoongesprek plaats van meer dan zeven minuten met ‘ [contactnaam] ’. Ook om 07:34 uur en 07:43 uur werd gebeld door ‘ [contactnaam] ’. Ook was om 07:38 uur een route met locatiegegevens in de telefoon aanwezig met als startlocatie de [adres 2] en als eindlocatie de [adres 1] .
Vanaf 07:44 uur vond er een berichtenwisseling plaats met ‘ [contactnaam] ’. Deze berichten werden niet verstuurd via Signal maar via een andere applicatie en de inhoud daarvan was als volgt:
Datum en tijd
Afzender
Inhoud
29 mei 2022 om 07:44 uur
[contactnaam]
Yo
29 mei 2022 om 07:45 uur
[telefoonnummer 1]
Yo
29 mei 2022 om 07:45 uur
[contactnaam]
Oké bro
29 mei 2022 om 07:45 uur
[contactnaam]
Check ook Signal ff
29 mei 2022 om 07:45 uur
[telefoonnummer 1]
Wat nu
29 mei 2022 om 07:45 uur
[telefoonnummer 1]
Zou
29 mei 2022 om 07:45 uur
[contactnaam]
Stuur me een bericht daarop
29 mei 2022 om 07:45 uur
[telefoonnummer 1]
Ai
Op de telefoon stonden meerdere foto’s die leken te zijn genomen van een beeldscherm, waaronder drie foto’s van een man die waren gemaakt op 29 mei om 07:54 uur. Die man werd door de verbalisant herkend als [slachtoffer zaak A] . Ook werden foto’s van een fietskar waarmee kinderen worden vervoerd, een blauwgroene elektrische damesfiets en een blauwe heren sportfiets aangetroffen. De blauwe sportfiets betrof de fiets van [slachtoffer zaak A] . De andere fiets en de fietskar betroffen de vervoersmiddelen van de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] . Deze foto’s leken te zijn gemaakt op de [adres 1] ter hoogte van de woning van de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] . Op de telefoon stonden ook nog andere foto’s van de [adres 1] en omgeving, waaronder een foto van het portiek van huisnummers [huisnummer 1] tot en met [huisnummer 2] en het trapportaal waarmee vanaf straatniveau de galerij van de woning van de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] kan worden bereikt.
Daarnaast was ook op 30 mei 2022 een route met locatiegegevens in de telefoon aanwezig met als startlocatie om 16:57 uur het fiets-/voetpad [locatie 1] en als eindlocatie om 16:58 uur het [locatie 2] ter hoogte van eindhalte trams [tramlijnen] . Ook waren er tussen 30 mei 2022 om 18:12 uur en 1 juni 2022 om 07:05 uur meerdere telefoongesprekken met ‘ [contactnaam] ’ via Signal zichtbaar. Tevens werd een gesprek via Signal met ‘ [contactnaam] ’ aangetroffen, waarbij de volgende berichten (nog) leesbaar waren: [9]
Datum en tijd
Afzender
Inhoud
1 juni 2022 om 07:45 uur
[contactnaam]
Rij gelijk Diemen bro
1 juni 2022 om 07:45 uur
[telefoonnummer 1]
Ns
1 juni 2022 om 07:46 uur
[telefoonnummer 1]
Hoelaat zou hij weer de deur uitgaan
1 juni 2022 om 07:46 uur
[contactnaam]
Kan elk moment vanaf nu bro
1 juni 2022 om 07:46 uur
[contactnaam]
Doe spits
1 juni 2022 om 07:48 uur
[telefoonnummer 1]
Ns
3.3.1.3 De dag voorafgaand aan 1 juni 2022
Meerdere getuigen verklaarden dat zij een dag eerder, namelijk op 31 mei 2022, twee jongens in donkere kleding met een capuchon over hun hoofd op een scooter in de [adres 1] hadden gezien. Een getuige had hiervan op 31 mei 2022 om 08:31 uur en 09:27 uur foto’s gemaakt. Hieruit bleek dat er op dat moment twee personen zaten op diezelfde scooter met kenteken [kentekennummer] . De persoon voor op de scooter heeft een donkere huidskleur, droeg een zwarte jas van het merk Under Armour met daaronder een trui met capuchon over zijn hoofd, een grijze trainingsbroek, zwarte handschoenen en zwartkleurige schoenen. Hij vertoont zeer sterke gelijkenissen met verdachte. De persoon achter op de scooter heeft een (lichter) getinte huidskleur, droeg een donker gewatteerde jas met capuchon over zijn hoofd, een zwarte broek en zwarte schoenen met witte zolen. Hij vertoont gelijkenissen met de medeverdachte. [10]
3.3.2
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij op 31 mei 2022 en 1 juni 2022 samen met de medeverdachte op de [adres 1] is geweest. Verdachte had van zijn opdrachtgever een telefoon gekregen en via die telefoon contact met hem onderhouden. Toen hij die telefoon van zijn opdrachtgever kreeg, stonden de foto’s van [slachtoffer zaak A] en de fietsen al op de telefoon. Deze foto’s heeft verdachte ook gezien. De opdracht was om in te breken in de woning van [slachtoffer zaak A] omdat daar twee tassen met wiet zouden staan. Deze tassen wiet zouden verdachten vervolgens met de scooter naar Diemen brengen. De foto’s van de fietsen waren van belang, omdat zij daaraan konden zien of [slachtoffer zaak A] nog thuis was. Verdachte had van zijn opdrachtgever te horen gekregen dat [slachtoffer zaak A] verschillende fietsen, waaronder de damesfiets, gebruikte. Ten behoeve van de inbraak hadden verdachte en de medeverdachte op 31 mei 2022 een koevoet bij zich, en op 1 juni 2022 geen koevoet maar wel een schroevendraaier. Ook hadden zij op 1 juni 2022 wapens bij zich, zodat zij [slachtoffer zaak A] konden afschrikken als hij thuis zou komen tijdens de inbraak. Deze wapens hadden verdachte en de medeverdachte die ochtend van de opdrachtgever gekregen.
3.3.2.1 Oordeel van de rechtbank over het alternatieve scenario van verdachte
De verdachte heeft een scenario geschetst dat overeenkomt met de bewijsmiddelen en derhalve een alternatief is voor het scenario geschetst door de officier. De rechtbank is echter van oordeel dat het alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk is. Niet alleen hebben verdachte en de medeverdachte op een laat moment wisselende en tegenstrijdige verklaringen over hun aanwezigheid en hun bedoelingen afgelegd, maar ook de inhoud van het dossier maakt dat het alternatieve scenario ongeloofwaardig is. Immers waren zij op 31 mei 2022 al aanwezig op de [adres 1] en hebben zij daar die dag een tijd gepost, zonder een poging te ondernemen om in te breken. Een dag later waren verdachte en de medeverdachte wederom vroeg in de ochtend aanwezig op de [adres 1] en hadden zij geen inbrekerswerktuig bij zich. Verdachte heeft ook niet duidelijk kunnen maken hoe zij met een schroevendraaier in de woning dachten te komen, waar de wiet zou zijn, en in wat voor tassen de wiet zou zitten en of die tassen geschikt zouden zijn om de wiet in te vervoeren. Verdachten hadden zelf geen tassen bij zich. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachten wisten dat de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] en hun kinderen in de woning waren gelet op de aangetroffen foto’s van haar fiets en fietskar. Ondanks dat deze aanwezigheid de inbraak zou compliceren heeft verdachte in zijn scenario hiermee geen rekening gehouden. De rechtbank vindt het bovendien onaannemelijk dat verdachte en de medeverdachte van plan waren om rond acht uur in de ochtend in te breken, wetende dat [slachtoffer zaak A] op dat tijdstip naar zijn werk zou gaan. Daarnaast is onlogisch dat verdachten al voorafgaand aan een inbraak op deze wijze gekleed (capuchons op, gezichtsbedekking, handschoenen aan, dubbele lagen bovenkleding) en gewapend (met semiautomatische pistolen, binnen handbereik, waarvan één pistool zelfs doorgeladen) in de straat van [slachtoffer zaak A] stonden te wachten en zo naar de woning van de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] zouden zijn gelopen. Daarbij is van belang dat de galerij en voordeur van de woning zichtbaar zijn vanaf de straat. Rond dit tijdstip zijn er veel mensen op straat en verdachten zouden door hun kleding juist zijn opgevallen. De foto’s op de telefoon en de berichten van die ochtend wijzen er juist op dat het verdachten om de persoon van [slachtoffer zaak A] te doen was, en niet om wiet in zijn woning. De rechtbank verwerpt dan ook het door verdachte geschetste alternatieve scenario.
3.3.3
Vrijspraak feit 1 primair en bewezenverklaring feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat geen sprake is geweest van een begin van de uitvoering van moord. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van feit 1 primair, het medeplegen van een poging tot moord.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de in de tenlastelegging omschreven middelen bestemd waren tot het begaan van een moord, zoals ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair. Daartoe moet worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte en de medeverdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat verdachte en de medeverdachte met het gebruik daarvan voor ogen hadden. Dit misdadige doel, namelijk de moord, moet met voldoende bepaaldheid blijken.
De rechtbank neemt daarbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
Verdachte en de medeverdachte waren op 31 mei 2022 en 1 juni 2022 aanwezig op de [adres 1] . Op 31 mei 2022 zaten verdachte en de medeverdachte in de ochtend met donkerkleurige kleding op een scooter in de [adres 1] , waar zij zich enige tijd ophielden en de aandacht van verschillende buurtbewoners trokken. Verdachte en de medeverdachte waren op 1 juni 2022, wederom vroeg in de ochtend, in de [adres 1] aanwezig en wederom donker gekleed. Zij droegen een donkergekleurde capuchon over hun hoofd en hun gezichten waren voor de helft bedekt door een donkerkleurig gezichtsmasker. Zij hielden zich verdekt op in de nabije omgeving van de woning van de ex-vrouw van [slachtoffer zaak A] . Verdachte droeg zwarte handschoenen en had een semiautomatisch pistool bij zich dat elf patronen bevatte en bleek te zijn doorgeladen, en dus gereed was voor onmiddellijk gebruik. De medeverdachte had transparante plastic handschoenen aan en had een semiautomatisch pistool bij zich dat bleek te zijn geladen met acht patronen. Op de telefoon die verdachte bij zich had, stonden verschillende zoekslagen over de [adres 1] , foto’s van de omgeving van de [adres 1] en – meer specifiek – van het portiek en het trapportaal die [slachtoffer zaak A] moest passeren bij het verlaten van de woning van zijn ex-vrouw. Ook stonden er op de telefoon meerdere foto’s van [slachtoffer zaak A] en van verschillende fietsen die toebehoorden aan [slachtoffer zaak A] en zijn ex-vrouw. Verdachte en de medeverdachte werden, zoals volgt uit de verklaring van verdachte en de berichten die (nog) leesbaar waren op Signal, geïnformeerd over de te verwachten reisbewegingen van [slachtoffer zaak A] . Zij werden door ‘ [contactnaam] ’ namelijk op de hoogte gehouden over de verwachtte vertrektijd van [slachtoffer zaak A] uit de woning en ook hadden verdachte en de medeverdachte informatie over de wijze waarop [slachtoffer zaak A] vertrok, namelijk dat hij wisselend gebruik maakte van verschillende fietsen. Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte en de medeverdachte ook beschikten over een gestolen scooter, die zo stond geparkeerd dat zij meteen weg konden rijden.
De rechtbank is op basis van al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien van oordeel dat verdachte en de medeverdachte planmatig te werk zijn gegaan met het doel om [slachtoffer zaak A] op 1 juni 2022 van het leven te beroven. Dat [slachtoffer zaak A] het beoogde slachtoffer was, blijkt uit de foto’s van [slachtoffer zaak A] op de telefoon en de informatie die verdachte en de medeverdachte hadden over zijn reisbewegingen en vervoersmiddelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de middelen, waaronder twee (door)geladen semiautomatische vuurwapens, die verdachte en de medeverdachte op 1 juni 2022 bij zich hadden dienstig konden zijn aan dat doel. De rechtbank acht daarom feit 1 subsidiair, het medeplegen van voorbereidingshandelingen van de moord op [slachtoffer zaak A] , bewezen. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte en de medeverdachte op diezelfde dag de vuurwapens en patronen zoals tenlastegelegd onder feit 2 tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad.
Zaak B
3.3.4
Woningoverval op de [adres 3] op 6 april 2022
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [11]
Op 6 april 2022 kregen verbalisanten de opdracht van het Operationeel Centrum te gaan naar de [adres 3] in Amsterdam in verband met een melding over een woningoverval. Beide verdachten zouden zijn gevlucht. De verbalisanten kwamen om 18:55 uur ter plaatse en troffen in de woning [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] (hierna: de aangevers) aan. Zij waren hevig geëmotioneerd. In de woning stonden alle lades open en lagen veel kledingstukken, papieren en documenten op de grond. Ook lagen er op de grond in de woonkamer een tweetal tiewraps. [12]
De aangevers verklaarden dat zij rond 18:05 uur bij de woning van [slachtoffer zaak B 1] en haar partner [slachtoffer zaak B 2] arriveerden. Ongeveer tien minuten na aankomst in de woning werd er aangebeld. [slachtoffer zaak B 1] hoorde een man door de intercom zeggen: “pakketje voor nummer [huisnummer 3] ”. [slachtoffer zaak B 1] besloot de deur te openen, maar hoorde geen beweging of geluid bij de voordeur. Nadat er weer was gebeld en [slachtoffer zaak B 1] weer niets hoorde, is zij de trap afgelopen naar de voordeur. Toen [slachtoffer zaak B 1] halverwege de trap was, zag zij dat een man de voordeur met kracht naar binnen openduwde. Zij zag de man (hierna: NN1) met snelheid op haar afkomen, voelde dat hij haar vastpakte en haar mond probeerde af te dekken met zijn hand. Zij hoorde dat NN1 meerdere malen tegen haar zei: “
don’t yell”. NN1 draaide [slachtoffer zaak B 1] weer om richting haar woning terwijl hij haar van achteren vast had en hij probeerde haar met een arm in bedwang te houden. NN1 duwde [slachtoffer zaak B 1] de trap op en zij werd door hem in de richting van de woonkamer geduwd. Ondertussen was [slachtoffer zaak B 3] vanuit de woonkamer naar de trap gelopen. [slachtoffer zaak B 3] zag hoe [slachtoffer zaak B 1] door NN1 werd vastgehouden en naar boven werd geduwd en rende daarom naar zijn telefoon die nog in de woonkamer lag. Hij hoorde NN1 meerdere keren tegen hem zeggen: “
don’t call the police or else I will kill you”.NN1 heeft vervolgens in de woonkamer met tiewraps de handen van [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] vastgemaakt. De tiewraps schoten bij [slachtoffer zaak B 3] de eerste keer los. Daarom deed NN1 de tiewraps opnieuw strak om de handen van [slachtoffer zaak B 3] .
Daarna verscheen een tweede man (hierna: NN2) in de woning van [slachtoffer zaak B 1] . NN2 controleerde de tiewraps om de polsen van [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] en zei daarbij: “
don’t look at me”.Vervolgens zei NN2 dat [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] allebei op hun mobiele telefoons moesten uitloggen op iCloud. NN1 was op dat moment in een andere kamer bezig. Toen NN1 weer terugkwam in de woonkamer, pakten NN1 en NN2 een deken die op de bank lag om deze vervolgens over [slachtoffer zaak B 3] heen te gooien. NN1 liep daarna naar de gordijnen toe en sloot deze. Hierna voelde [slachtoffer zaak B 1] dat de jas van [slachtoffer zaak B 3] over haar hoofd heen werd gelegd. Hierna vroeg NN1 haar meermalen “
where are the watches”, terwijl hij met zijn hand op haar hoofd tikte. Even later pakte NN1 de jas van [slachtoffer zaak B 3] die over het hoofd van [slachtoffer zaak B 1] heen lag van haar af en zei hij tegen haar:
“come let me see”, waarna hij haar arm vastpakte en [slachtoffer zaak B 1] richting de slaapkamer bracht. [slachtoffer zaak B 1] zag dat de lade van de kast geopend was en dat daarin meerdere sieradendoosjes geopend waren. [slachtoffer zaak B 1] besloot NN1 twee (valse Rolex) horloges te overhandigen. Vervolgens werd [slachtoffer zaak B 1] door NN1 weer naar de woonkamer gebracht en moest zij weer gaan zitten. Toen vroegen NN1 en NN2 waar het geld was. [slachtoffer zaak B 3] reageerde hierop dat hij zijn portemonnee wilde pakken en vroeg of hij op mocht staan. [slachtoffer zaak B 3] voelde vervolgens een hand op zijn rug en hoorde dat een van de mannen zei:
“waar ligt het?”[slachtoffer zaak B 3] mocht onder begeleiding van NN2 naar zijn tas lopen en heeft vervolgens zijn tas aan NN2 gegeven. Hierna verlieten NN1 en NN2 de woning. NN1 en NN2 hebben sierraden, tassen, kleding en zonnebrillen meegenomen. [13] [slachtoffer zaak B 2] verklaarde later dat hij en [slachtoffer zaak B 1] ook nog een set Apple Airpods misten. [14]
3.3.5
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft op de zitting van 30 maart 2023 bekend de woningoverval samen met de medeverdachte te hebben gepleegd. Zij zouden hiertoe opdracht hebben gekregen van een derde. Verdachte heeft verklaard dat hij de tiewraps niet heeft aangeraakt, maar wel een deken en de jas over het hoofd van [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] heeft gegooid. Daarna is verdachte op zoek gegaan naar horloges. Ook heeft verdachte verklaard AirPods te hebben meegenomen uit de woning van [slachtoffer zaak B 1] .
3.3.6
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte zich op 6 april 2022 in Amsterdam samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld van [slachtoffer zaak B 1] , [slachtoffer zaak B 2] en [slachtoffer zaak B 3] en de afpersing van [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] . De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte van [slachtoffer zaak B 1] en acht om die reden dan ook bewezen dat de goederen die daarin staan vermeld door verdachte en de medeverdachte zijn weggenomen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A
1.
subsidiair: op tijdstippen gelegen in de periode van 31 mei 2022 tot en met 1 juni 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord als bedoeld in de artikelen 289 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
a. (door)geladen vuurwapens, te weten een pistool (merk Glock, model 19X, kaliber 9x19 mm) en een 3D geprint pistool (merk FGC-9, kaliber 9x19mm) en
b. een of meerdere patroonmagazijnen met daarin patronen model hexagon, kaliber 9x19mm en model volmantel rondneus, kaliber 9x19 mm en
c. een scooter en
d. meerdere lagen donkerkleurige kleding en
e. meerdere paren handschoenen en
f. meerdere donkerkleurige mondmaskers en
h. een telefoontoestel met daarop berichten en afbeeldingen en informatie betrekking hebbende op de identiteit en de reisbewegingen en het vervoermiddel en de omgeving van de verblijfplaats van het beoogde slachtoffer bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
2.
op 1 juni 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander meerdere wapens en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
a. een doorgeladen vuurwapen (merk Glock, model 19X, kaliber 9x19 mm) en
b. een geladen vuurwapen 3D geprint pistool (merk FGC-9, kaliber 9x19mm) en
c. een of meerdere patroonmagazijnen met daarin patronen model hexagon, kaliber
9x19mm en model volmantel rondneus, kaliber 9x19 mm
voorhanden heeft gehad;
Zaak B
op 6 april 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander
- horloges
- diverse sieraden
- vier, althans een of meerdere waardevolle (merk)damestassen en
- vier, althans een of meerdere waardevolle (merk)damesjassen en
- twee, althans een of meerdere waardevolle (merk)zonnebrillen en
- een rugzak van het merk Gucci en
- een paar damessneakers van het merk Gucci en
- een paar damesboots van het merk Prada en
- drie, althans een of meerdere waardevolle (merk)hoeden en
- een of meerdere geldbedragen en
- een of meerdere andere goederen
in elk geval goederen, die geheel aan [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 2] en/of aan [slachtoffer zaak B 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer zaak B 2] en [slachtoffer zaak B 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- horloges en
- een geldbedrag
in elk geval goederen, die geheel of ten dele aan [slachtoffer zaak B 1] en aan [slachtoffer zaak B 3] , in elk geval aan een ander toebehoorden door:
- aan te bellen bij de woning van voornoemde [slachtoffer zaak B 1] en
- te zeggen dat hij, verdachte en/of zijn mededader een pakketje had(den), in elk geval dat er een pakketje werd bezorgd en
- de toegangsdeur van de woning, althans van het pand, met kracht (naar binnen toe) open te duwen en
- snel op die [slachtoffer zaak B 1] af te lopen en
- haar vast te pakken en/of haar mond af te dekken, althans probeerde af te dekken en
- meerdere malen tegen haar te zeggen: "Dont Yell" en
- haar om te draaien en/of van achteren vast te pakken en haar daarbij met zijn
arm in bedwang te houden en
- die [slachtoffer zaak B 1] de trap op te duwen en de woonkamer in te duwen en
- meerdere malen tegen [slachtoffer zaak B 3] te zeggen: "Don’t call the police or else i will kill you" en
in de woning van [slachtoffer zaak B 1]
- tegen die [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] te zeggen dat zij moesten gaan zitten en
- de handen van [slachtoffer zaak B 3] vast te maken met een tiewrap en
- de handen van [slachtoffer zaak B 1] vast te binden met een tiewrap en
- meerdere malen te vragen: "Where are the watches?" en
- de handen van die [slachtoffer zaak B 3] opnieuw en strak vast te maken met een tiewrap;
- plotseling als tweede dader in de woning te verschijnen en
- tegen die [slachtoffer zaak B 1] te zeggen: "Dont look at me" en
- tegen die [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] te zeggen dat zij hun telefoons moesten uitloggen op iCloud en
- een deken over het hoofd van [slachtoffer zaak B 3] heen te gooien en
- de gordijnen van de woning te sluiten en
- de jas van [slachtoffer zaak B 3] over het hoofd van [slachtoffer zaak B 1] te leggen en
- meerdere malen aan die [slachtoffer zaak B 1] te vragen: "Where are the watches", en
- daarbij op het hoofd van die [slachtoffer zaak B 1] te tikken en
- na het weghalen van de jas van het hoofd van [slachtoffer zaak B 1] tegen die [slachtoffer zaak B 1] te zeggen: "Come let mee see" en
- de arm van die [slachtoffer zaak B 1] vast te pakken en haar mee te nemen naar de slaapkamer en
- aan [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] te vragen waar het geld was en
- aan [slachtoffer zaak B 3] te vragen waar zijn portemonnee lag en door die [slachtoffer zaak B 3] te begeleiden en met die [slachtoffer zaak B 3] mee te gaan naar zijn tas.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het strafrecht voor volwassenen moet worden toegepast
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, wordt opgelegd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte en het adolescentenstrafrecht toe te passen, waarbij verdachte volgens het jeugdstrafrecht kan worden veroordeeld. Verdachte woonde nog thuis bij zijn moeder en was van haar afhankelijk. Bij verdachte is mogelijk sprake van een licht verstandelijke beperking en hij heeft eerder op speciaal onderwijs gezeten voor kinderen met leerproblematiek. Verdachte had op 9 juni 2022 een gesprek gepland om te starten met een nieuwe opleiding. Het is daarom in het belang van verdachte en de maatschappij om het adolescentenstrafrecht toe te passen om verharding van verdachte te voorkomen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Op 6 april 2022 heeft verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een woningoverval. De slachtoffers zijn beroofd van hun persoonlijke goederen, waaronder erfstukken van de overleden moeder van [slachtoffer zaak B 1] . Spullen die een grote emotionele waarde vertegenwoordigen. Verdachte en zijn medeverdachte zijn hierbij op berekende wijze te werk gegaan en hebben zich met geweld toegang tot de woning van [slachtoffer zaak B 1] verschaft, waarna zij [slachtoffer zaak B 1] en [slachtoffer zaak B 3] met tiewraps hebben vastgebonden. Dit is voor hen ontzettend angstig en traumatisch geweest, zoals blijkt uit hun aangiften. Zij hebben vastgebonden, met een deken en jas over hun hoofd, maar vooral hulpeloos moeten meemaken hoe de woning werd doorzocht. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Zeker omdat een woning een plek is waar iemand zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De rechtbank vindt daarnaast het toegepaste geweld en de bedreiging daarmee laf en kwalijk. Verdachte heeft door zo te handelen geen enkel respect getoond voor het eigendom en de lichamelijke integriteit van anderen en heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en de verkrijging van andermans waardevolle spullen.
Daarbij komt dat verdachte zich nog geen twee maanden later, op 1 juni 2022, met de medeverdachte opnieuw schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten, namelijk het voorbereiden van een moord en het voorhanden hebben van (door)geladen vuurwapens en bijbehorende munitie. Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte vroeg in de ochtend in een woonwijk opgehouden, terwijl zij donker gekleed en bewapend waren. Zij hadden het doel om [slachtoffer zaak A] die dag van het leven te beroven. Dat er die dag geen liquidatie heeft plaatsgevonden, is te danken aan de alertheid van [slachtoffer zaak A] en geenszins aan verdachte en zijn medeverdachte. Moord, het opzettelijk en doelbewust gewelddadig beëindigen van een mensenleven, is één van de zwaarste delicten die ons strafrecht kent. Een moord is bovendien zeer schokkend voor de rechtsorde. Wanneer die moord plaatsvindt in de vorm van een liquidatie, overdag en midden op straat in een woonwijk zoals ook in dit geval de bedoeling was, heeft dat nog meer impact. Toevallige passanten, buren of familie van het beoogde slachtoffer hadden er letsel bij kunnen oplopen of getuige kunnen zijn van een dergelijke schokkende gebeurtenis. Dergelijke feiten dragen in hoge mate bij aan gevoelens van onveiligheid en verontwaardiging van de samenleving. Iemand die bereid is te moorden, zonder het slachtoffer te kennen of zich te bekommeren over het lot van anderen, verdient een lange gevangenisstraf.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij sinds 2019 in aanraking komt met politie en justitie. Verdachte is in 2019 veroordeeld voor een straatroof en een overtreding van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 28 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte bij de reclassering niet veel heeft verteld over de beschuldigingen. Dit maakt het voor de reclassering lastig om inzicht te krijgen in het verband tussen het delictgedrag van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt en ook bestaan er grote zorgen over het sociale netwerk van verdachte. De reclassering ziet weinig mogelijkheden om voor verdachte een plan van aanpak op te stellen. Bovendien schat de reclassering de kans op recidive gemiddeld tot hoog en daarmee bestaat ook een kans op gewelddadig gedrag.
Geen toepassing van het adolescentenstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), kan de rechtbank ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr (het jeugdstrafrecht), indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij respectievelijk achttien en negentien jaar oud was. De rechtbank ziet in de handelingsvaardigheden van verdachte enige indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Verdachte heeft een laag opleidingsniveau en woonde nog bij zijn moeder, waardoor nog geen sprake was van volledige zelfstandigheid bij verdachte. Toch zijn er naar het oordeel van de rechtbank te veel contra-indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Verdachte moet, ondanks zijn opleidingsniveau, de gevolgen van zijn handelen hebben kunnen overzien. Er zijn althans geen indicaties die op het tegendeel wijzen. Ook ging verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde niet naar school, kon hij zich staande houden in de maatschappij en zichzelf een (legaal) inkomen verschaffen. Bovendien lijkt verdachte niet onder de indruk van justitiële autoriteiten en niet (meer) pedagogisch te beïnvloeden. De rechtbank neemt in dat kader mee dat verdachte in detentie een disciplinaire straf heeft gehad voor de handel in verdovende middelen. Ook laat het bewezenverklaarde een toename zien van de ernst van delicten. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat een detentie in een penitentiaire inrichting voor verdachte het meest passend is. Van verdachte kan namelijk door de ernst van de bewezenverklaarde feiten en zijn getoonde bereidheid om ook in detentie in strafwaardig gedrag te volharden een dreiging uitgaan, wat negatief kan doorwerken op andere jongvolwassenen in een Justitiële Jeugdinrichting. De rechtbank zal daarom het strafrecht voor volwassenen toepassen.
Strafmaat
Al het bovenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat alleen een lange gevangenisstraf passend is. De rechtbank ziet in de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de delicten aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Daarnaast weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij, voor wat betreft de woningoverval, op zitting alsnog verantwoordelijkheid heeft genomen door zijn betrokkenheid bij dit feit te bekennen en spijt te betuigen aan de slachtoffers. Alles afwegend, vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.Vordering benadeelde partij

7.1
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer zaak B 1] , heeft € 27.900,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk is, omdat de vordering pas op 29 maart 2023 is ingediend. Dit is in strijd met een eerlijk proces, omdat verdachte beperkt de tijd heeft gehad de vordering te bestuderen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de gevorderde materiële schade af te wijzen, omdat niet voldoende is onderbouwd dat de weggenomen spullen meer geld waard zijn dan reeds door haar verzekering is uitgekeerd.
De raadsvrouw heeft meer subsidiair verzocht de gevorderde materiële schade te matigen, omdat niet kan worden aangetoond dat al de goederen zijn weggenomen.
7.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding tijdig is ingediend en merkt daarbij op dat de benadeelde partij de vordering zelfs nog ter zitting had mogen indienen. De rechtbank verwerpt dan ook het primaire verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Het door de benadeelde partij ingebrachte overzicht van door de verzekering vergoede bedragen biedt de rechtbank onvoldoende houvast om een schatting te kunnen maken van de dagwaarde van de gestolen goederen, en daarmee van de resterende schade. De gestelde vervangingswaarde is niet met stukken onderbouwd en het betreft luxe goederen waarvan de afschrijving zonder nadere informatie niet kan worden geschat. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tot materiële schade.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 2.500,-.
De rechtbank zal daarom ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 2.500,- hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2022. De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregelen opleggen, aangezien verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit aan de benadeelde partijen is toegebracht.

8.Beslag

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten het pistool (merk Glock) en de patronen, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder feit 1 subsidiair bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 46, 47, 55, 57, 63, 289 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
In zaak A
de eendaadse samenloop van
medeplegen van voorbereiding van moord
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
In zaak B
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer zaak B 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer zaak B 1] , van een bedrag van € 2.500,- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 april 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering tot materiële schade en immateriële schade niet-ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer zaak B 1] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer zaak B 1] van een bedrag van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 april 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan hiervoor 35 dagen gijzeling worden opgelegd. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslag
Onttrekt aan het verkeer:
  • 1 STK Pistool (G6193895);
  • 1 DV Patroon (G6193896).
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mrs. E. Slager en N.T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kanters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 april 2023.
[...]

Voetnoten

1.[...]
2.[...]
3.[...]
4.[...]
5.[...]
6.[...]
7.[...]
8.[...]
9.[...]
10.[...]
11.[...]
12.[...]
13.[...]
14.[...]