ECLI:NL:RBAMS:2023:2270

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
C/13/731131 / JE RK 23-172
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzing betreffende omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) te vervallen. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over haar twee minderjarige kinderen, die beiden in een pleeggezin verblijven. JBRA had op 27 februari 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven die de omgang tussen de moeder en haar kinderen beperkte tot eens in de zes weken, vanwege zorgen over de impact van de omgang op de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de wensen van de kinderen, die geen of beperkt contact met hun moeder willen, in overweging genomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige omgangsregeling te belastend is voor de kinderen en dat het belangrijk is dat zij voldoende rust krijgen om te profiteren van hun traumatherapie. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder om de aanwijzing te vervallen te verklaren afgewezen en de schriftelijke aanwijzing van JBRA bekrachtigd. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij hun wensen en behoeften centraal stonden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/731131 / JE RK 23-172
Datum uitspraak: 28 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] , hierna te noemen de moeder,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1] , (Verenigde Staten van Amerika), hierna te noemen: [minderjarige 1] .

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats 2] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan: de minderjarigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (verder: JBRA), gevestigd te Amsterdam.
Het procesverloop
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het per e-mailbericht ingediende verzoek van de moeder van 18 maart 2023;
- nadere producties van JBRA, ingekomen op 24 maart 2023.
Op 28 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. I.R. Feddema, mevrouw
[naam 1] en mevrouw [naam 2] namens JBRA en mevrouw [naam 3] en mevrouw [naam 4] namens Levvel.
De minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling ieder afzonderlijk door de kinderrechter gehoord.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
[minderjarige 2] en [minderjarige 1] verblijven beiden in een apart pleeggezin.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 juli 2022 de ondertoezichtstelling alsmede de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voor verblijf in een pleeggezin verlengd tot 21 augustus 2023.
JBRA heeft op 27 februari 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de contacten tussen de moeder en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Hierin is het volgende opgenomen:
“Jeugdbescherming besluit om het advies van Levvel over te nemen en de omgang tussen u
en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eens in de 6 weken gedurende 1 uur plaats te laten vinden. De wensen
en behoeften van beide meisjes zullen telkens worden meegenomen, op het moment dat een
van hen of beide aangeven niet naar het bezoek te willen gaan zal worden bekeken wat er
nodig is om het bezoek wel doorgang te laten vinden maar zullen de meisje niet worden
gedwongen om naar het bezoek te gaan als dit tegen hun wens in is.
Er zullen gesprekken plaatsvinden om hen te stimuleren om naar het bezoek te gaan en uit te
zoeken wat maakt dat zij niet willen en/of eventueel andere alternatieven gezocht worden als bijvoorbeeld videobellen.”

Het verzoek

De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling geheel, dan wel gedeeltelijk vervallen te verklaren.

De standpunten

JBRA
De afgelopen periode werd zowel bij [minderjarige 2] als [minderjarige 1] duidelijk dat de omgang te veel van hen vraagt. [minderjarige 1] heeft aangegeven [naam 5] , de partner van de moeder, niet meer te willen zien. Na een bezoek ziet Levvel dat [minderjarige 1] ontregelt is en extra externe regulatie nodig heeft. Het duurt ongeveer een week na het bezoek voordat zij weer rust ervaart. De signalen van spanning, ontregeling en terugval zijn zeer zorgelijk en belemmeren [minderjarige 1] in haar ontwikkeling.
Levvel geeft aan dat gezien de beperkte draagkracht van [minderjarige 1] en de wens die ze heeft uitgesproken om haar moeder voorlopig niet te willen zien, geconcludeerd kan worden dat het bezoek in de huidige frequentie te intensief en te belastend is. Het advies van Levvel is om het bezoek eenmaal per zes weken te laten plaatsvinden en om het bezoek te combineren met het bezoek van [minderjarige 2] . Na zes maanden kan deze regeling geëvalueerd worden.
[minderjarige 2] heeft de wens uitgesproken om de bezoekfrequentie te verminderen. [minderjarige 2] heeft nachtmerries rond de omgang en benoemt herbelevingen en zit volop in therapie waar zij werkt aan haar trauma’s. Voor de bezoeken is [minderjarige 2] vaak gespannen. [minderjarige 2] geeft ook aan dat zij wil dat een pleegzorgbegeleider aanwezig is bij de bezoeken. Levvel concludeert doordat [minderjarige 2] aangeeft moeder op dit moment minder te willen zien en zij voldoende rust moet krijgen om goed te kunnen profiteren van de traumabehandeling, dat het bezoek in de huidige frequentie te belastend en intensief is. Het advies is om het bezoek eenmaal per zes weken te laten plaatsvinden samen met [minderjarige 1] .
De (advocaat van) de moeder
De moeder wil niet dat de tijd die zij samen heeft met haar kinderen verder beperkt wordt. De moeder heeft [minderjarige 1] al een half jaar niet gezien. De moeder stelt dat contact belangrijk is om de onderlinge band tussen haar en de kinderen te versterken. De moeder wenst meer omgang zowel in uren als in frequentie. De moeder meent dat de spanningen verminderd kunnen worden als de omgang juist vaker kan plaatsvinden in een meer therapeutische setting in plaats van in een controlerende setting. Gewerkt zou moeten worden aan het bijstellen van het negatieve beeld wat de meisjes nu hebben van de moeder. Daarnaast meent Levvel onterecht dat al het zorgelijke gedrag bij de meisjes het gevolg is van trauma waarbij de moeder een belangrijke rol zou spelen. Er is meer onafhankelijk onderzoek nodig om dit uit te zoeken en kan niet zonder meer worden verondersteld. Daarnaast is mogelijk sprake van een loyaliteitsconflict en speelt beïnvloeding van de pleegouders een rol. De moeder is van mening dat de schriftelijke aanwijzing niet zorgvuldig tot stand is gekomen en dat het niet in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is om de omgang verder te beperken.

De beoordeling

Het wettelijk kader van de ondertoezichtstelling biedt de gezinsmanager de mogelijkheid – tot uitvoering van haar taak – een schriftelijke aanwijzing te geven, die het doel van de ondertoezichtstelling moet dienen. De met het gezag belaste ouder dient de schriftelijke aanwijzing op te volgen. Op grond van artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter onder andere op verzoek van de met het gezag belaste ouder(s) de aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
Artikel 1:265f lid 1 BW bepaalt dat, voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige, de gecertificeerde instelling voor de duur daarvan de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige kan beperken. Die beslissing geldt op grond van het tweede lid als een schriftelijke aanwijzing waar de gezaghebbende ouder vervallenverklaring van kan verzoeken. In die procedure kan de kinderrechter een zodanige regeling vaststellen als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De kinderrechter overweegt het volgende.
De kinderrechter stelt vast dat de aanwijzing die JBRA op 27 februari 2023 heeft gegeven tot doel heeft het contact tussen de moeder en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] op een goede manier te laten verlopen met inachtneming van de belangen, wensen en behoeften van de kinderen. Zowel [minderjarige 2] als [minderjarige 1] hebben ook bij de kinderrechter duidelijk hun wensen naar voren gebracht en aangegeven op dit moment geen of beperkt contact met hun moeder te willen hebben. En als er contact is zij het liefst samen naar hun moeder willen gaan. Hoewel de wens van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] niet leidend is, houdt de kinderrechter hier wel rekening mee. De kinderrechter stelt vast dat door JBRA en Levvel voldoende is onderbouwd dat de huidige frequentie van de omgangregeling te belastend en intensief is voor de kinderen. Voor de bezoeken zijn de kinderen vaak gespannen en na de bezoeken zijn zij ontregeld. Ook om goed te kunnen profiteren van de traumatherapie die de kinderen op dit moment krijgen is het van belang dat zij voldoende rust krijgen en minder spanningen ervaren.
Gelet hierop, alsmede gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en van de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling, is de kinderrechter van oordeel dat JBRA op goede gronden de schriftelijke aanwijzing heeft gegeven. Naleving van de schriftelijke aanwijzing is noodzakelijk om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de [minderjarige 2] en [minderjarige 1] weg te nemen en de omgang op een veilige en onbelaste manier voor hen te laten verlopen.
Dit betekent dat het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de aanwijzing zal worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
- wijst het verzoek van de moeder af;
- bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van JBRA van 27 februari 2023;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023, in tegenwoordigheid van mr. I.P.M. Dijkstra-Bakker als griffier en schriftelijk vastgelegd op 11 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.