Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- mr. O. Düzgün;
- mr. J. A. Zee;
- mr. P.J. Kreijger;
- [naam 1] , COO bij Spinnin.
2. De feiten
[band 1]. Daarin is de volgende verdeling van royalty inkomsten bepaald:
- 33,3% voor [eiser] ;
- 33,3% voor [naam 2] ;
- 33,3% voor [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] .
(…)”
[band 1]. In dit addendum is de volgende verdeling van royalty inkomsten bepaald:
- 25% voor [eiser] ;
- 25% voor [naam 2] ;
- 25% voor [naam 3] , [naam 4] ;
- 25% voor [naam 5] .
[band 2]. In dit addendum is de volgende royaltyvergoeding bepaald:
- 50% voor [eiser] ;
- 25% voor [naam 6] ;
- 25% voor [naam 7] .
`Label betaalt (…) na ontvangst van factuur een bedrag van $ 1000,- (…) aan de vocalist [naam 8] , dit bedrag is volledig verrekenbaar met de artiesten royalty’s voorvloeiende uit deze Overeenkomst.
(…)”
3.Het geschil
[band 1]heeft gesloten met [naam 5] ;
[band 2]heeft gesloten met [naam 9] en [naam 8] ;
[band 1];
[band 2];
4.De beoordeling
[band 1]en
[band 2]heeft gemaakt. Spinnin heeft aangevoerd dat de termijn van de aan haar verstrekte licentie die haar het recht geeft om deze tracks te exploiteren, op 31 december 2022 is verstreken (artikel 2 van de Vaststellingsovereenkomst). Daarmee is volgens Spinnin ook het inzagerecht vervallen. Dit argument wordt gepasseerd nu uit artikel 22 van de Vaststellingsovereenkomst niet blijkt van enige termijn of voorwaarde.
[band 2]zijn partijen het oneens. [eiser] beroept zich op het addendum van 22 juni 2015 (zie: 2.7), waarin partijen hebben afgesproken dat Spinnin de vocalist [naam 8] een bedrag van $ 1.000,00 betaalt, waarna Spinnin dit bedrag verrekent met de verschuldigde royalty vergoedingen aan “de artiesten”. [eiser] stelt dat de rechten van deze vocalist onderdeel vormen van “de masterrechten” die aan hem zijn terug geleverd, nu hij voor de rechten van de vocalist heeft betaald. Dit standpunt houdt in kort geding geen stand. Aannemelijk is dat [naam 8] als uitvoerend kunstenaar naburige rechten heeft verkregen op de opname van zijn vocalen op de track
[band 2], in de zin van artikel 2 Wet op de Naburige Rechten (WNR). Levering van deze rechten geschiedt bij akte (artikel 9 lid 2 WNR). Gesteld noch gebleken is dat [naam 8] zijn naburige rechten bij akte aan [eiser] heeft overgedragen.
[band 1]. [eiser] heeft aangevoerd dat het onduidelijk is waarom het aandeel van [naam 5] in de verdeling van de royalty inkomsten destijds is gewijzigd van 33,3%, gezamenlijk met [naam 3] en [naam 4] (zie 2.3), naar een eigen aandeel van 25% in het overeengekomen addendum (zie: 2.6). Beantwoording van die vraag heeft geen consequenties voor de vraag of [eiser] de naburige rechten op de opname van deze vocalen overgedragen heeft gekregen. Ook hier geldt dat gesteld noch gebleken is dat [naam 5] haar naburige rechten bij akte aan [eiser] heeft overgedragen.
[band 1]en
[band 2]heeft maakt echter niet dat hij geen belang heeft bij de gevorderde afschriften. Ten aanzien van
[band 2]stelt Spinnin zich op het standpunt dat zij op 11 juni 2015 een ‘vocal production agreement’ heeft gesloten met [naam 9] en [naam 8] , op grond waarvan zij alle rechten op de vocalen van
[band 2]overgedragen heeft gekregen tegen betaling van een ‘flat fee’ van $ 1000,00. [eiser] heeft belang bij inzage van deze overeenkomst, nu de vraag onbeantwoord is gebleven, hoe de in het addendum van 22 juni 2015 vastgelegde afspraak, dat aan [naam 8] $ 1.000,00 zou worden betaald uit de royalty inkomsten van [eiser] (en de andere bij de track betrokken artiesten), moet worden geduid. Dat deze naburige rechten aan Spinnin zouden zijn overgedragen, terwijl afgesproken is dat de vergoeding daarvoor door [eiser] (en mede-artiesten) zou worden betaald, roept vraagtekens op. Spinnin heeft daarover ter zitting geen duidelijkheid verschaft.
[band 1]en
[band 2]heeft (Spinnin heeft dit standpunt niet onderbouwd) dan zou dit betekenen dat verdere exploitatie van deze opname alleen mogelijk is met toestemming van Spinnin. Nu de aan Spinnin verstrekte licentie ten aanzien van de exploitatie van deze tracks is afgelopen op 31 december 2022, heeft [eiser] belang bij duidelijkheid over de rechten die Spinnin op de opname pretendeert te hebben. Van [eiser] kan niet worden gevergd dat hij voor het verkrijgen van die duidelijkheid de uitslag van een bodemprocedure afwacht.
[band 1]en
[band 2], zodat hij zijn rechtspositie kan bepalen ten behoeve van verdere exploitatie van deze tracks.
[band 1]heeft gesloten met [naam 5] en van alle overeenkomsten die zij met betrekking tot de track
[band 2]heeft gesloten met [naam 9] en [naam 8] . De gevorderde dwangsom zal als prikkel tot nakoming worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd.
[band 1], en tussen Spinnin en [naam 9] en [naam 8] met betrekking tot de track
[band 2], is echter te verstrekkend. Artikel 22 van de Vaststellingsovereenkomst biedt daarvoor onvoldoende basis, nu daarin alleen wordt verwezen naar ‘afspraken en overeenkomsten’. De bevelen om afschriften te verstrekken van deze overeenkomsten zelf worden bovendien geacht het belang van [eiser] bij duidelijkheid over de aanspraak van Spinnin (of mogelijke aanspraken van de vocalisten) op deze tracks voldoende te dekken. [eiser] heeft aangevoerd dat hij met de gevorderde afschriften tevens wil onderzoeken op welke wijze Spinnin en het aan Spinnin gelieerde managementbureau MusicAllStars Management B.V. de Productieovereenkomst heeft uitgevoerd, zodat deze informatie kan worden gebruikt voor het formuleren van stellingen in een op dit moment tussen partijen aanhangige (verwijzings)procedure bij het Gerechtshof Den Bosch. [eiser] lijkt daarmee naar informatie te vissen en heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij rechtmatig belang heeft bij inzage van deze correspondentie. Voor zover hij zijn aanspraken (mede) baseert op artikel 843a Wetboek van Rechtsvordering voldoet zijn vordering aldus niet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden.
1.079,00advocaatkosten
5.De beslissing
[band 1]heeft gesloten met [naam 5] ,
[band 2]heeft gesloten met [naam 9] en [naam 8] ,