ECLI:NL:RBAMS:2023:2267

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
C/13/730929 / KG ZA 23-203
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot verstrekking van overeenkomsten door platenmaatschappij aan dj/producer in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een dj/producer, aangeduid als [eiser], en de platenmaatschappij Spinnin Records B.V. [eiser] vorderde dat Spinnin alle overeenkomsten die zij had gesloten met vocalisten op twee tracks aan hem zou verstrekken. De achtergrond van de zaak ligt in een eerder gesloten productieovereenkomst tussen [eiser] en Spinnin, waarin afspraken zijn gemaakt over de rechten en royalty's met betrekking tot de geproduceerde muziek. Tijdens de zitting op 30 maart 2023 heeft [eiser] zijn vorderingen toegelicht, terwijl Spinnin verweer voerde. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] recht had op inzage in de overeenkomsten, omdat dit noodzakelijk was voor het bepalen van zijn rechtspositie en het formuleren van stellingen in een aanhangige procedure bij het Gerechtshof Den Bosch. De rechter wees de vorderingen van [eiser] grotendeels toe, met uitzondering van de vordering tot inzage in correspondentie, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Spinnin werd veroordeeld tot het verstrekken van de gevraagde afschriften binnen een week, met een dwangsom voor het geval van niet-nakoming. Tevens werd Spinnin veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/730929 / KG ZA 23-203 VVV/JD
Vonnis in kort geding van 13 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 22 maart 2023,
advocaat mr. O. Düzgün te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPINNIN RECORDS B.V.,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. P.J. Kreijger te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Spinnin worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 30 maart 2023 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Spinnin heeft verweer gevoerd aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de kant van [eiser] :
  • mr. O. Düzgün;
  • mr. J. A. Zee;
aan de kant van Spinnin:
  • mr. P.J. Kreijger;
  • [naam 1] , COO bij Spinnin.
Vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1.
[eiser] is een dj/producer die muziek produceert en optreedt onder de naam [naam dj] . Spinnin is een platenmaatschappij.
2.2.
Op 30 juli 2013 hebben Spinnin en [eiser] een Productieovereenkomst gesloten. In die overeenkomst is – voor zover van belang – het volgende bepaald.
“[ [eiser] ] draagt bij de ondertekening van deze Overeenkomst aan [Spinnin] over het volledige eigendomsrecht en het exclusieve recht om van de geluidsband en de opname(n) daarop reprodukties te vervaardigen en de aldus vervaardigde reprodukties in het gebied te verkopen of de geluidsband anderszins te exploiteren (...) met dien verstande echter dat genoemd recht beperkt zal zijn tot het gebruik van de geluidsband als vermeld in de Bijlage (…)”
In de bijlage bij de Productieovereenkomst is bepaald dat de geluidsbanden waar de Productieovereenkomst op ziet, nader overeen te komen geluidsbanden (hierna ook aangeduid als “tracks”) betreffen. Deze nader overeen te komen geluidsbanden zijn later gespecificeerd in addenda bij deze overeenkomst.
2.3.
In februari 2014 heeft Spinnin aan [eiser] een (concept) addendum toegestuurd met betrekking tot de geluidsband
[band 1]. Daarin is de volgende verdeling van royalty inkomsten bepaald:
  • 33,3% voor [eiser] ;
  • 33,3% voor [naam 2] ;
  • 33,3% voor [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] .
Dit addendum hebben partijen niet ondertekend.
2.4.
Bij e-mail van 13 maart 2014 heeft Spinnin aan [eiser] – voor zover van belang – geschreven:
“Voor bovenstaande titel [ [band 1] , vzr] is er onverwachts een zangeres bijgekomen die ook recht heeft op een stukje royalty. Kunnen jullie akkoord gaan met 25% voor artiestenroyalty en publishing voor [eiser] ?
(…)”
2.5.
Bij e-mail van dezelfde dag heeft (de vader van) [eiser] gereageerd:
“De voorgestelde verdeling met 25% royalty en publishing voor [ [eiser] ]
is OK.”
2.6.
Op 13 maart 2014 zijn partijen een addendum bij de Productieovereenkomst overeengekomen met betrekking tot de geluidsband
[band 1]. In dit addendum is de volgende verdeling van royalty inkomsten bepaald:
  • 25% voor [eiser] ;
  • 25% voor [naam 2] ;
  • 25% voor [naam 3] , [naam 4] ;
  • 25% voor [naam 5] .
2.7.
Op 22 juni 2015 zijn partijen een addendum bij de Productieovereenkomst overeengekomen met betrekking tot de geluidsband
[band 2]. In dit addendum is de volgende royaltyvergoeding bepaald:
  • 50% voor [eiser] ;
  • 25% voor [naam 6] ;
  • 25% voor [naam 7] .
In het addendum is verder – voor zover van belang – het volgende bepaald.
“Opmerking V:
`Label betaalt (…) na ontvangst van factuur een bedrag van $ 1000,- (…) aan de vocalist [naam 8] , dit bedrag is volledig verrekenbaar met de artiesten royalty’s voorvloeiende uit deze Overeenkomst.
(…)”
2.8.
Eind 2015 heeft [eiser] een kort geding aanhangig gemaakt bij deze rechtbank, waarin hij teruglevering heeft gevorderd van door hem geproduceerde en aan Spinnin geleverde tracks. Ter beëindiging van die procedure hebben partijen op 1 december 2015 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is – voor zover van belang – het volgende bepaald.
“(…)
1. Met ondertekening van deze overeenkomst draagt [Spinnin] aan [ [eiser] ] terug over, welke overdracht [ [eiser] ] aanvaardt, alle rechten van [ [eiser] ] met betrekking tot de in de bijlage 1 opgenomen geluidsbanden en de opname(n) daarop (…) die hij op basis van de Productieovereenkomst 2012 en 2013 (…) aan [Spinnin] heeft overgedragen.
2. [ [eiser] ] verleent voor de op basis van art. 1 aan hem terug overgedragen rechten met betrekking tot de Geluidsbanden aan Spinnin Records een exclusieve licentie voor 7 jaar na 1 januari 2016. Deze licentie geeft het exclusieve wereldwijde recht om, onder de in deze overeenkomst opgenomen voorwaarden, de Geluidsbanden te reproduceren en deze te verkopen of anderszins te exploiteren. (…)
(…)
22. [ [eiser] ] heeft recht op afschrift van, en inzage in alle de door [Spinnin] in het kader van de exploitatie gemaakte afspraken en overeenkomsten. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat –
I Spinnin te bevelen afschrift te verstrekken van alle overeenkomsten die zij met betrekking tot de track
[band 1]heeft gesloten met [naam 5] ;
II Spinnin te bevelen afschrift te verstrekken van alle overeenkomsten die zij met betrekking tot de track
[band 2]heeft gesloten met [naam 9] en [naam 8] ;
III Spinnin te bevelen afschrift te verstrekken van alle correspondentie omtrent de totstandkoming van de overeenkomst(en) tussen Spinnin en [naam 5] met betrekking tot de track
[band 1];
IV Spinnin te bevelen afschrift te verstrekken van alle correspondentie omtrent de totstandkoming van de overeenkomst(en) tussen Spinnin en [naam 9] en [naam 8] met betrekking tot de track
[band 2];
Dit alles binnen een week na betekening van het vonnis, op straffe van
dwangsommen en met veroordeling van Spinnin in de proceskosten.
3.2.
Spinnin voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] baseert zijn vorderingen primair op artikel 22 van de Vaststellingsovereenkomst (zie: 2.8). Voor toewijzing van deze vordering tot nakoming is in kort geding slechts plaats indien voldoende aannemelijk is dat een bodemrechter deze ook zou toewijzen en indien van [eiser] niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.
Rechtsgrond
4.2.
Op grond van artikel 22 van de Vaststellingsovereenkomst heeft [eiser] recht op afschrift van en inzage in alle afspraken en overeenkomsten die Spinnin in het kader van de exploitatie van (onder meer) de tracks
[band 1]en
[band 2]heeft gemaakt. Spinnin heeft aangevoerd dat de termijn van de aan haar verstrekte licentie die haar het recht geeft om deze tracks te exploiteren, op 31 december 2022 is verstreken (artikel 2 van de Vaststellingsovereenkomst). Daarmee is volgens Spinnin ook het inzagerecht vervallen. Dit argument wordt gepasseerd nu uit artikel 22 van de Vaststellingsovereenkomst niet blijkt van enige termijn of voorwaarde.
4.3.
Spinnin heeft daarnaast aangevoerd dat afspraken met derden die aan de track hebben bijgedragen, aan exploitatie voorafgaan. Die afspraken zijn als zodanig geen “in het kader van de exploitatie gemaakte afspraken”, aldus Spinnin. Ook dit argument gaat niet op. De vraag of de vocalisten hun naburige (verbods)rechten op de opname van de vocalen van de tracks hebben overgedragen, dan wel dat zij ten behoeve van de exploitatie daarvan andere afspraken hebben gemaakt met Spinnin, is fundamenteel voor een antwoord op de vraag wie thans gerechtigd is tot exploitatie van deze track en onder welke voorwaarden. Partijen hebben over en weer redelijkerwijs mogen begrijpen dat deze afspraken zijn gemaakt “in het kader van de exploitatie” en dus onder het inzagerecht vallen. De omstandigheid dat deze afspraken aan exploitatie van de track vooraf zijn gegaan doet niet af aan dit oordeel.
Belang
4.4.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij de gevorderde bescheiden nodig heeft om te kunnen duiden (i) wat de omvang is van de aanspraken van diverse betrokkenen op “de master” althans de inkomsten uit die track, (ii) of en in hoeverre de rechten van de vocalisten onderdeel zijn van de aan hem teruggeleverde “masterrechten”, en (iii) op welke wijze Spinnin en het aan Spinnin gelieerde managementbureau MusicAllStars Management B.V. de Productieovereenkomst hebben uitgevoerd, zodat deze informatie kan worden gebruikt voor het formuleren van stellingen in een op dit moment tussen partijen aanhangige (verwijzings)procedure bij het Gerechtshof Den Bosch. Spinnin heeft gemotiveerd aangevoerd dat [eiser] geen belang heeft bij zijn vorderingen. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.5.
Over de omvang van de rechtsaanspraak van diverse betrokkenen op de track
[band 2]zijn partijen het oneens. [eiser] beroept zich op het addendum van 22 juni 2015 (zie: 2.7), waarin partijen hebben afgesproken dat Spinnin de vocalist [naam 8] een bedrag van $ 1.000,00 betaalt, waarna Spinnin dit bedrag verrekent met de verschuldigde royalty vergoedingen aan “de artiesten”. [eiser] stelt dat de rechten van deze vocalist onderdeel vormen van “de masterrechten” die aan hem zijn terug geleverd, nu hij voor de rechten van de vocalist heeft betaald. Dit standpunt houdt in kort geding geen stand. Aannemelijk is dat [naam 8] als uitvoerend kunstenaar naburige rechten heeft verkregen op de opname van zijn vocalen op de track
[band 2], in de zin van artikel 2 Wet op de Naburige Rechten (WNR). Levering van deze rechten geschiedt bij akte (artikel 9 lid 2 WNR). Gesteld noch gebleken is dat [naam 8] zijn naburige rechten bij akte aan [eiser] heeft overgedragen.
4.6.
Evenmin is aannemelijk dat [eiser] eigenaar is van de naburige rechten van de opname van de vocalen van [naam 5] op
[band 1]. [eiser] heeft aangevoerd dat het onduidelijk is waarom het aandeel van [naam 5] in de verdeling van de royalty inkomsten destijds is gewijzigd van 33,3%, gezamenlijk met [naam 3] en [naam 4] (zie 2.3), naar een eigen aandeel van 25% in het overeengekomen addendum (zie: 2.6). Beantwoording van die vraag heeft geen consequenties voor de vraag of [eiser] de naburige rechten op de opname van deze vocalen overgedragen heeft gekregen. Ook hier geldt dat gesteld noch gebleken is dat [naam 5] haar naburige rechten bij akte aan [eiser] heeft overgedragen.
4.7.
Dat [eiser] geen (naburige) rechten op de opname van de vocalen van
[band 1]en
[band 2]heeft maakt echter niet dat hij geen belang heeft bij de gevorderde afschriften. Ten aanzien van
[band 2]stelt Spinnin zich op het standpunt dat zij op 11 juni 2015 een ‘vocal production agreement’ heeft gesloten met [naam 9] en [naam 8] , op grond waarvan zij alle rechten op de vocalen van
[band 2]overgedragen heeft gekregen tegen betaling van een ‘flat fee’ van $ 1000,00. [eiser] heeft belang bij inzage van deze overeenkomst, nu de vraag onbeantwoord is gebleven, hoe de in het addendum van 22 juni 2015 vastgelegde afspraak, dat aan [naam 8] $ 1.000,00 zou worden betaald uit de royalty inkomsten van [eiser] (en de andere bij de track betrokken artiesten), moet worden geduid. Dat deze naburige rechten aan Spinnin zouden zijn overgedragen, terwijl afgesproken is dat de vergoeding daarvoor door [eiser] (en mede-artiesten) zou worden betaald, roept vraagtekens op. Spinnin heeft daarover ter zitting geen duidelijkheid verschaft.
4.8.
Als Spinnin de (naburige) rechten op de opname van de vocalen van
[band 1]en
[band 2]heeft (Spinnin heeft dit standpunt niet onderbouwd) dan zou dit betekenen dat verdere exploitatie van deze opname alleen mogelijk is met toestemming van Spinnin. Nu de aan Spinnin verstrekte licentie ten aanzien van de exploitatie van deze tracks is afgelopen op 31 december 2022, heeft [eiser] belang bij duidelijkheid over de rechten die Spinnin op de opname pretendeert te hebben. Van [eiser] kan niet worden gevergd dat hij voor het verkrijgen van die duidelijkheid de uitslag van een bodemprocedure afwacht.
4.9.
Een belangenafweging maakt dit niet anders. Spinnin heeft aangevoerd zich niet vrij te achten contracten van de ene artiest zomaar met anderen te delen. Dit belang weegt niet op tegen het belang van [eiser] bij duidelijkheid over de aanspraak van Spinnin (of mogelijke aanspraken van de vocalisten) op de geluidsband en opnamen daarop van
[band 1]en
[band 2], zodat hij zijn rechtspositie kan bepalen ten behoeve van verdere exploitatie van deze tracks.
Conclusie
4.10.
Conclusie is dat Spinnin zal worden bevolen om afschriften te verstrekken aan [eiser] van alle overeenkomsten die zij met betrekking tot de track
[band 1]heeft gesloten met [naam 5] en van alle overeenkomsten die zij met betrekking tot de track
[band 2]heeft gesloten met [naam 9] en [naam 8] . De gevorderde dwangsom zal als prikkel tot nakoming worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd.
4.11.
Het gevorderde bevel om afschrift te verstrekken van alle correspondentie omtrent de totstandkoming van de overeenkomst(en) tussen Spinnin en [naam 5] met betrekking tot de track
[band 1], en tussen Spinnin en [naam 9] en [naam 8] met betrekking tot de track
[band 2], is echter te verstrekkend. Artikel 22 van de Vaststellingsovereenkomst biedt daarvoor onvoldoende basis, nu daarin alleen wordt verwezen naar ‘afspraken en overeenkomsten’. De bevelen om afschriften te verstrekken van deze overeenkomsten zelf worden bovendien geacht het belang van [eiser] bij duidelijkheid over de aanspraak van Spinnin (of mogelijke aanspraken van de vocalisten) op deze tracks voldoende te dekken. [eiser] heeft aangevoerd dat hij met de gevorderde afschriften tevens wil onderzoeken op welke wijze Spinnin en het aan Spinnin gelieerde managementbureau MusicAllStars Management B.V. de Productieovereenkomst heeft uitgevoerd, zodat deze informatie kan worden gebruikt voor het formuleren van stellingen in een op dit moment tussen partijen aanhangige (verwijzings)procedure bij het Gerechtshof Den Bosch. [eiser] lijkt daarmee naar informatie te vissen en heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij rechtmatig belang heeft bij inzage van deze correspondentie. Voor zover hij zijn aanspraken (mede) baseert op artikel 843a Wetboek van Rechtsvordering voldoet zijn vordering aldus niet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden.
Proceskosten
4.12.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Spinnin worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op:
€ 129,14 dagvaarding
€ 676,00 griffierecht

1.079,00advocaatkosten
€ 1.884,14 totaal.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt Spinnin binnen 1 week na betekening van dit vonnis afschrift te verstrekken aan [eiser] van alle overeenkomsten die zij met betrekking tot de track
[band 1]heeft gesloten met [naam 5] ,
5.2.
beveelt Spinnin binnen 1 week na betekening van dit vonnis afschrift te verstrekken van alle overeenkomsten die zij met betrekking tot de track
[band 2]heeft gesloten met [naam 9] en [naam 8] ,
5.3.
bepaalt dat Spinnin een dwangsom verbeurt van € 10.000,00 per dag of dagdeel dat zij niet aan het bevel onder 5.1 of 5.2 voldoet, tot een maximum van € 200.000,00 zal zijn bereikt,
5.4.
veroordeelt Spinnin in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.884,14,
5.5.
veroordeelt Spinnin in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J. Dekker, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023. [1]

Voetnoten

1.type: jd