In deze zaak verzoekt [verzoeker] de kantonrechter om te verklaren dat Achmea de BGK-declaratie van zijn gemachtigde, Fides Letselschade B.V., integraal moet betalen en Achmea te veroordelen in de kosten van het deelgeschil. Het verzoek is ingediend op 10 november 2022 in het kader van een deelgeschilprocedure ex artikel 1019w Rv. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 januari 2023. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] op 1 maart 2021 betrokken raakte bij een ongeval en letselschade heeft geleden. Achmea heeft op 15 maart 2021 aansprakelijkheid erkend. Fides is sinds 6 november 2021 als gemachtigde van [verzoeker] betrokken en heeft een declaratie van € 4.679,98 ingediend bij Achmea. Achmea heeft echter slechts een deel van de kosten vergoed.
De kantonrechter oordeelt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat de vorderingsrechten zijn gecedeerd aan Fides. Dit betekent dat de aanspraken op buitengerechtelijke incassokosten en het bijbehorende vorderingsrecht zijn overgegaan op Fides, waardoor [verzoeker] niet meer als benadeelde kan optreden in deze procedure. De kantonrechter benadrukt dat de discussie over de buitengerechtelijke incassokosten niet meer tussen [verzoeker] en Achmea wordt gevoerd, maar tussen Fides en Achmea. Bovendien is er al overeenstemming over de hoogte van de schadevergoeding, waardoor een beslissing op het verzoek niet zou bijdragen aan een minnelijke regeling.
Fides wordt als materiële procespartij aangemerkt en veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Achmea. De kantonrechter verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk en wijst het meer of anders verzochte af.