ECLI:NL:RBAMS:2023:2239

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
13/023012-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Bamberg in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1996, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, heeft op 1 februari 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat op 20 januari 2023 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn tijdens de zitting op 30 maart 2023 en was vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. J.H.L. Antonides.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd en heeft de garantie van de Duitse autoriteiten geaccepteerd dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan, mocht hij worden veroordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering kan worden toegestaan, ondanks dat het feit waarop het EAB betrekking heeft, geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan voor het feit dat is omschreven in het EAB, dat onder nummer 18 van bijlage 1 bij de OLW valt, te weten georganiseerde of gewapende diefstal. De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. M.C. Eggink en H.P. Kijlstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/023012-23
RK nummer: 23/309
Datum uitspraak: 13 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 1 februari 2023 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 januari 2023 door het
Amtsgericht Bamberg, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft middels een schriftelijke verklaring afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. J.H.L. Antonides, advocaat in Roermond, die zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van 23 december 2022, uitgevaardigd door het
Amtsgericht Bamberg, dossiernummer: 1 GS 2950/22 (2110 Js 22814/22).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; ; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Senior Public Prosecutorte Bamberg heeft op 21 maart 2023 de volgende garantie gegeven:
Ik garandeer u ten aanzien van alle hier aangehouden verdachten, mits zij de Nederlandse nationaliteit hebben, overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel (2002/584/JBZ) en artikel 6, lid 1, van de Nederlandse Overleveringswet, dat indien de gezochte persoon na overlevering in Duitsland wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke en onherroepelijke vrijheidsstraf, hij zijn straf in Nederland zal kunnen uitzitten (conform Europees Kaderbesluit 2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende, nu de rechtbank begrijpt dat deze garantie betrekking heeft op Nederlanders of daarmee gelijkgestelden die behoren tot de groep waarvoor de overlevering is gevraagd en dat uit het dossier blijkt dat de opgeëiste persoon tot deze groep behoort. Daarom heeft de garantie betrekking op de opgeëiste persoon.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op een feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van toepassing van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
- medeverdachten worden in Duitsland vervolgd;
- de slachtoffers wonen in Duitsland;
- de bewijsmiddelen bevinden zich in Duitsland;
- de aanhouding van de opgeëiste persoon is op verzoek van de Duitse autoriteiten verricht;
- het Nederlandse openbaar ministerie is niet voornemens om zelf de opgeëiste persoon te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie genoemde argumenten vormt het gegeven dat het feit wordt geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Bamberg(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 april 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.