ECLI:NL:RBAMS:2023:2220

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
13/338308-22 en 13/307066-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor verkeersdelicten en mishandeling

Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaken tegen een 33-jarige man, die onder andere werd beschuldigd van het creëren van een gevaarlijke verkeerssituatie en mishandeling. De man was op 27 december 2022 in Amsterdam betrokken bij een incident waarbij hij op zijn motorscooter een politiecontrole probeerde te ontlopen. Tijdens de achtervolging negeerde hij verkeerslichten en reed hij met hoge snelheid over fietspaden en voetpaden, wat leidde tot een ongeval waarbij een motoragent, [slachtoffer 1], zwaar gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de precieze toedracht van het ongeval niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld, waardoor de man werd vrijgesproken van poging tot doodslag en zware mishandeling. Echter, zijn roekeloze rijgedrag werd wel als strafbaar beschouwd, wat resulteerde in een veroordeling voor het overtreden van de Wegenverkeerswet. Daarnaast was de man ook aangeklaagd voor mishandeling van zijn levensgezel, [slachtoffer 2], en vernieling van haar auto. De rechtbank achtte deze feiten bewezen, maar legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk werd de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13.338308.22 en 13.307066.22 (ter terechtzitting gevoegd)
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/338308-22 en 13/307066-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 13 april 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen het adres:
[adres] , [woonplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in
zaak A, na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – kort gezegd – ten laste gelegd, dat hij zich op 27 december 2022 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
een poging doodslag van [slachtoffer 1] , door rijdend op een motorscooter daarmee opzettelijk tegen de door [slachtoffer 1] bestuurde motor aan te rijden waardoor deze ten val kwam, danwel (subsidiair) zware mishandeling van [slachtoffer 1] ;
dat door zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
het verlaten van de plaats van een verkeersongeval, terwijl hij wist dat daarbij aan [slachtoffer 1] letsel of schade was toegebracht;
het besturen van een motorscooter na gebruik van een zodanige hoeveelheid alcohol, waarvan hij wist dat dat hij daardoor niet meer tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
als bestuurder van een motorscooter opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedragen dat daardoor verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
Aan verdachte is in
zaak B– kort gezegd – ten laste gelegd, dat hij zich te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
woordelijke bedreiging van [slachtoffer 2] op 24 november 2022;
vernieling van een ruit van de auto van [slachtoffer 2] op 24 november 2022;
mishandeling van zijn levensgezel [slachtoffer 2] in de periode van 18 november 2022 tot en met 19 november 2022.
De tenlasteleggingen zijn opgenomen in een bijlage, die aan dit vonnis is gehecht, en gelden als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten, en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
Zaak A:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle (primair) ten laste feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Er was sprake van een achtervolgingssituatie, waarbij verdachte een rood stoplicht heeft genegeerd en over een fietspad en een voetpad heeft gereden. Er werden snelheden van rond de 100 km/u bereikt. Getuigen hebben gezien dat verdachte naar links en rechts kijkt, terwijl er geen zijstraten zijn waar hij naar toe zou kunnen rijden, en vervolgens dat hij een sturende beweging naar rechts maakt waar verbalisant [slachtoffer 1] op dat moment rijdt, waarna de motoren ten val komen. Het is een feit van algemene bekendheid dat als je met dergelijke snelheden met een motor ten val komt, er een grote kans bestaat dat je komt te overlijden. Verdachte weet dat ook, want hij vraagt daar ook direct naar als het slachtoffer in de ambulance wordt meegenomen. Verdachte heeft opzettelijk ingestuurd op de motor van [slachtoffer 1] en daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] daardoor zou komen te vallen en overlijden (feit 1 primair). Dit maakt ook dat verdachte schuld had aan het ontstaan van het verkeersongeval wegens roekeloos rijgedrag (feit 2).
Vervolgens heeft een getuige gezien dat verdachte niet meer naar het slachtoffer omkijkt en wegrent van de plaats van het ongeval (feit 3). De overtreding van de verkeersregels door verdachte, met name het rijden over het smalle voetpad, maakte dat voetgangers moesten wegspringen om niet door verdachte geraakt te worden (feit 5).
Zaak B:
Ook ten aanzien van de in zaak B ten laste gelegde feiten stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze bewezen kunnen worden verklaard. Wat betreft feit 1 heeft verdachte aanvankelijk gezegd dat het zou kunnen dat hij tegen aangeefster heeft gezegd dat hij op de woning zou schieten. Feit 2 heeft verdachte bekend. Ten aanzien van feit 3 blijkt uit Whatsapp-gesprekken duidelijk dat er sprake is van het slaan van aangeefster. Als aangeefster in een gesprek zegt: “ik laat me niet meer meppen” reageert verdachte ook helemaal niet.
Standpunt van de verdediging
Zaak A:
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit. Er is onvoldoende bewijs waaruit volgt dat verdachte opzettelijk richting het slachtoffer zou hebben gestuurd waardoor deze ten val is gekomen. Dit volgt alleen, en bovendien pas in tweede instantie, uit de verklaring van verbalisant [naam] . Uit het verkeersongevallenanalyse (VOA) rapport blijkt dat er geen contactsporen zijn waaruit kan worden afgeleid dat de motoren van verdachte en verbalisant [slachtoffer 1] elkaar geraakt hebben. De verklaring van verbalisant [naam] dat [slachtoffer 1] rechts naast verdachte reed zijn bovendien in tegenspraak met de bevindingen uit de VOA. Uit de VOA valt uit sporen op het wegdek af te leiden dat [slachtoffer 1] juist links van verdachte reed.
Ook dient volgens de raadsvrouw vrijspraak van de overige ten laste gelegde feiten te volgen wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs
.
Ten aanzien van de onder feit 2 en feit 5 tenlastegelegde overtredingen van respectievelijk artikel 6 en 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) voert zij daartoe het volgende aan. Weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte te hard heeft gereden en ook een stuk over het trottoir/fietspad heeft gereden, maar niet dat [slachtoffer 1] door het rijgedrag van verdachte ten val is gekomen omdat verdachte en [slachtoffer 1] elkaar zouden hebben geraakt of omdat verdachte tegen [slachtoffer 1] zou zijn aangereden.
Ook zijn er geen aanwijsbare omstandigheden die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat het rijgedrag van verdachte in de gegeven situatie gevaarzettend was. Het is onduidelijk met hoeveel en hoe lang verdachte de maximum snelheid heeft overschreden. Niet gezegd kan worden dat er sprake is van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels en dat daardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
Zaak B:
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van de onder feit 1 ten laste gelegde bedreiging en de onder feit 3 ten laste gelegde mishandeling.
Wat betreft de bedreiging ontbreekt het overtuigende bewijs. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat het zou kunnen dat hij de bedreiging heeft geuit, maar ook dat hij daar geen herinnering aan heeft. Er is geen pistool bij verdachte aangetroffen, en ook in de Whatsapp gesprekken is er van bedreiging met schieten geen sprake. Ook aangeefster spreek hierover niet in haar 112 melding.
Wat betreft de mishandeling wordt de aangifte niet door overige bewijsmiddelen ondersteund. Verdachte ontkent aangeefster te hebben geslagen en heeft verklaard haar hooguit een duw te hebben gegeven.
Voor wat betreft feit 2 refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Zaak A:
Op 27 december 2022 reed verdachte op zijn motorscooter over de Johan Huizingalaan te Amsterdam. Toen hij het politiebureau passeerde zag hij daar twee motoragenten staan. Verdachte reed op een motorscooter zonder kenteken en wilde voorkomen dat hij om die reden zou worden aangehouden. Hij raakte naar eigen zeggen in paniek en heeft daarop fors gas gegeven, waarbij hij tevens een rood stoplicht negeerde. Dit trok de aandacht van de motoragenten. Achtervolgd door de twee verbalisanten werden snelheden van (ver) boven de ter plaatse geldende maximale snelheid van 50 km/u bereikt. Ook reed verdachte stukken over een fietspad en over een smal voetpad langs het water (Westlandpad). Aangekomen op de Vlaardingenlaan heeft verbalisant [slachtoffer 1] verdachte weten te achterhalen, waarna beide motorrijders kort voor de rotonde met de Overschiestraat zijn gevallen. Daarbij heeft verbalisant [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Feit 1, primair en subsidiair en feit 2: vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat de precieze toedracht van het ongeval op basis van het dossier met onvoldoende zekerheid kan worden vastgesteld.
Verbalisant [naam] , die ter plaatse van het ongeval aanwezig was, heeft verklaard op een afstand van ongeveer 30 meter te hebben waargenomen dat - toen verbalisant [slachtoffer 1] rechts naast verdachte kwam te rijden - verdachte naar rechts stuurde, vervolgens een abrupte beweging naar rechts maakte waardoor hij verbalisant [slachtoffer 1] aan de linkerkant raakte waarna beiden door het contact ten val kwamen.
Verbalisant [slachtoffer 1] kan zich niet herinneren of hij links of rechts van verdachte heeft gereden.
Verdachte heeft ontkend richting de verbalisant te hebben gestuurd. Volgens verdachte zou de valpartij zijn veroorzaakt doordat verbalisant [slachtoffer 1] juist tegen de linker achterkant van motor van verdachte was aangereden.
Het sporenonderzoek dat nadien is uitgevoerd geeft geen uitsluitsel over of en hoe de voertuigen elkaar geraakt hebben. Wel bieden de bevindingen in dat onderzoek door sporen op het wegdek steun aan de verklaring van verdachte over de positie van de voertuigen ten opzicht van elkaar kort voordat zij ten val kwamen. Uit deze sporen valt immers af te leiden dat verbalisant [slachtoffer 1] op dat moment niet aan de rechterkant, maar aan de linkerkant van verdachte heeft gereden.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen:
a. a) dat verdachte opzettelijk tegen (de motor van) verbalisant [slachtoffer 1] is aangereden en daarmee (voorwaardelijk) opzet had om hem van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (respectievelijk feit 1 primair en feit 1 subsidiair) en
b) dat verdachte schuld had aan het ontstaan van het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 2),
Verdachte zal daarom van deze feiten worden vrijgesproken.
Feit 3: vrijspraak
De rechtbank zal verdacht ook vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit. Verdachte is ongeveer 20 meter van de plaats van het ongeval aangehouden door de politie. Dat hij na ten val te zijn gekomen niet ter plekke is blijven staan maar, wellicht enkele meters daarvandaan is gerend, is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat hij daarmee daadwerkelijk de bedoeling had om de plaats van het ongeval geheel te verlaten.
Feit 5:
Dit alles laat echter onverlet dat verdachte door te rijden zoals hij heeft gedaan onverantwoorde risico’s heeft genomen waar het de verkeersveiligheid betreft. Gelet op de duur, de plaats, de aard en het samenstel van de door verdachte tijdens de achtervolging door de politie begane verkeersovertredingen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich zodanig op de weg heeft gedragen dat hiervan tenminste gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Het rijgedrag van verdachte, met name door het met hoge snelheid over het smalle voetpad van het Westlandpad rijden, waarbij door verbalisant [slachtoffer 1] is waargenomen dat mensen aan de kant moesten springen om niet door verdachte geraakt te worden, had immers gemakkelijk tot ongelukken kunnen leiden. Dit gevaar was naar algemene ervaringsregels voorzienbaar voor verdachte.
De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde feit.
Feit 4:
Ook is in het dossier voldoende bewijs voorhanden waaruit blijkt dat verdachte de motorscooter heeft bestuurd na gebruik van een meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol.
Zaak B:
Feit 1: vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan zal te worden vrijgesproken. De verklaring van aangeefster dat verdachte heeft gedreigd op haar huis te schieten wordt alleen ondersteund door de verklaring van verdachte dat het zou kunnen dat hij dit tegen aangeefster heeft gezegd, maar dat hij daar geen herinnering aan heeft. Dit acht de rechtbank niet voldoende voor een bewezenverklaring.
Feit 2 en feit 3:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van beide feiten.
Van beide feiten is door [slachtoffer 2] aangifte gedaan.
Wat betreft feit 2 heeft verdachte bekend de autoruit te hebben vernield.
Wat betreft feit 3 heeft verdachte verklaard tijdens een ruzie met aangeefster een vorm geweld tegen haar te hebben uitgeoefend, omdat ze zijn weg blokkeerde toen hij haar woning wilde verlaten, waarschijnlijk door haar weg te duwen waarbij zijn hand tegen haar gezicht is gekomen. Anders dan de raadsvrouw vindt de rechtbank deze verklaring van verdachte voldoende ondersteuning voor de aangifte.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A:
4.
op 27 december 2022 te Amsterdam als bestuurder van motorscooter dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
5.
op 27 december 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende op de weg, te wetende Johan Huizingalaan en Henk Sneevlietweg en Henk Sneevlietpad en Vlaardingenlaan en Maassluisstraat en Heenweegpad en Voorburgstraat en Westlandpad, opzettelijk zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat één of meer verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden,
- door nabij de kruising van de Johan Huizingalaan met de Henk Sneevlietweg niet te stoppen voor een in zijn richting gekeerd en voor het in zijn verkeer geldend rood uitstralend verkeerslicht, en
- door ter hoogte van het viaduct het Henk Sneevlietpad, zijnde een fietspad, op te rijden en hier vervolgens op blijven rijden en
- door op de Henk Sneevlietweg een zeer hoge snelheid, te rijden en
- door op de Vlaardingenlaan en de Henk Sneevlietweg een zeer hoge snelheid te rijden en met deze snelheid over het fietspad te rijden en
- door met onverminderde snelheid over het trottoir te rijden op de Vlaardingenlaan,
door welke verkeersgedragingen van verdachte gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
Zaak B:
2.
op 24 november 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een Fiat 500 (kenteken: [kenteken] ), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft vernield;
3.
in de periode van 18 november 2022 tot en met 19 november 2022 te Amsterdam, zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] in het gezicht, te slaan en/of te duwen.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar in zaak A onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 en in zaak B onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw komt tot een andere bewezenverklaring en heeft verzocht om te volstaan met een zodanige straf, dat verdachte zo spoedig mogelijk in vrijheid wordt gesteld. De raadsvrouw verzoekt om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De vader van verdachte lijdt aan longkanker. Verdachte ondersteunt zijn moeder bij de verzorging van vader. In de hoop dat dit de gezondheid van vader goed doet vertrekt de familie binnenkort voor een bezoek naar Turkije. Verdachte zou hen daar graag bij vergezellen. Ook heeft verdachte de zorg voor zijn zoontje.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
In een poging om aan een controle door de politie te ontkomen heeft verdachte, rijdend door een woonwijk in de stad op zijn motorscooter, gedurende enige tijd een zeer gevaarlijke situatie (op de weg) gecreëerd.
Verdachte reed onder andere door rood licht, over fietspaden en een voetpad. Daarbij werden soms zeer hoge snelheden bereikt. Dat met name het rijden over het voetpad niet reeds tot ernstige ongelukken met de daar aanwezige voetgangers heeft geleid is louter toevallig te noemen. Temeer omdat verdachte ook nog onder invloed van alcohol was, wat zeker een nadelige invloed zal hebben gehad op zijn rijvaardigheid.
Uiteindelijk heeft dit alles er in geresulteerd dat toen de politie hem trachtte te stoppen, zowel verdachte als de hem achtervolgende motoragent [slachtoffer 1] ten val gekomen zijn. Weliswaar wordt het verdachte niet aangerekend dat deze valpartij door zijn toedoen heeft plaatsgevonden, maar het is wel een uitvloeisel van zijn verkeersgedrag en daarnaast zeer betreurenswaardig dat verbalisant [slachtoffer 1] daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Met zijn rijgedrag heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op grove wijze veronachtzaamd en zich onverschillig getoond voor de veiligheid van andere weggebruikers.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin en vernieling van een raam van haar auto. Het is zorgelijk te noemen dat relationele problemen, mede onder invloed van alcoholgebruik, telkens tot geweld leiden. Verdachte heeft daarmee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van zijn vriendin. De mishandeling vond bovendien plaats in haar woning, terwijl dit bij uitstek de plaats moet zijn waar zij zich veilig kan voelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 februari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden al vele malen met politie en justitie in aanraking is gekomen voor tal van misdrijven.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden mat de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die mede naar voren komen in de rapportage van de reclassering van 24 maart 2023.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van met name de ten laste gelegde poging doodslag/zware mishandeling en het schuldig zijn aan het ontstaan van het ernstige verkeersongeval met de motoragent, komt zij tot een veel lagere strafoplegging dan door de officier van justitie geëist.
Ten aanzien van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert voor het in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
€ 2.548,85 aan vergoeding van materiële schade en € 8.500,00 aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte voor deze ten laste gelegde feiten geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
- 5 a, 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 en 3 en in zaak B onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 4 en 5 en in zaak B onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A:
Feit 4:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerwet 1994.
Feit 5:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerwet 1994.
Zaak B:
Feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Feit 3:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte is opgeheven met ingang 31 maart 2023.
Deze beslissing is afzonderlijk schriftelijk vastgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 april 2023.
De oudste rechter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.