ECLI:NL:RBAMS:2023:2207
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de koopovereenkomst en de rechtsverhouding tussen partijen in het kader van het Weens Koopverdrag
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Poolse eiser en een Nederlandse gedaagde over de vraag of er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De eiser, die handelt in chiazaad, heeft twee bestellingen geplaatst bij de gedaagde, die ook actief is in de handel in voedingsmiddelen. De eiser heeft de facturen voor deze bestellingen betaald aan een derde partij, Medina Vasquez, en heeft nooit de geleverde goederen ontvangen. De eiser vorderde terugbetaling van het betaalde bedrag, terwijl de gedaagde betwistte dat er een overeenkomst met de eiser was gesloten, en stelde dat de eiser met Medina Vasquez had gecontracteerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet met de gedaagde heeft gecontracteerd, maar met Medina Vasquez. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij met de gedaagde een koopovereenkomst is aangegaan. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste partij bij het aangaan van een overeenkomst en de gevolgen van het dagvaarden van de verkeerde partij.
De rechtbank heeft ook de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, gezien de woonplaats van de gedaagde in Nederland, en het toepasselijke recht, het Weens Koopverdrag, vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet met de gedaagde heeft gecontracteerd, en dat de gedaagde niet als verkoper kan worden aangemerkt. De eiser heeft zijn vordering verloren en is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.