ECLI:NL:RBAMS:2023:2203

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
10183631 CV EXPL 22-14540
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Pompe
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na gebrekkige uitvoering van aannemingsovereenkomst met betrekking tot verbouwing en lekkage

In deze zaak vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Braat, betaling van schadevergoeding van gedaagde, die een aannemersbedrijf voert onder de naam [handelsnaam]. Eiser heeft een aannemingsovereenkomst gesloten met gedaagde voor de realisatie van een aanbouw en een overkapping aan haar woning. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zijn er schade aan de ruiten en lekkages ontstaan. Gedaagde heeft toegezegd deze schade te verhelpen, maar heeft dit niet gedaan, ondanks herhaalde verzoeken van eiser. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor de vordering van eiser niet is betwist.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schade aan de ruiten en de lekkage voldoende is onderbouwd door eiser. De vordering tot schadevergoeding van € 12.730,-, bestaande uit herstelkosten voor de ruiten en waterschade, is toegewezen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 25 augustus 2022 toegewezen, evenals een bedrag voor buitengerechtelijke incassokosten, dat is vastgesteld op het wettelijke tarief. Gedaagde is verder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.619,82. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van een aannemer bij gebrekkige uitvoering van werkzaamheden en de mogelijkheden voor de opdrachtgever om schadevergoeding te vorderen. De kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder de erkenning van gedaagde dat hij de ruiten niet heeft vervangen, en de opschorting van betaling door eiser in verband met nieuwe lekkages.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 10183631 / CV EXPL 22-14540
Uitspraak: 24 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.M. Braat,
t e g e n
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 oktober 2022, met 6 producties,
- het proces-verbaal van mondeling antwoord van 15 november 2022,
- het tussenvonnis van 29 november 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties van [eiser] (productie 5 in kleur en aanvullende productie 7).
1.2. Op 31 januari 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, tezamen met haar gemachtigde. [gedaagde] is niet verschenen. [eiser] heeft vragen van de kantonrechter beantwoord. De zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling zijn in het dossier gevoegd. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
[gedaagde] voert een aannemersbedrijf onder de naam [handelsnaam] .
2.2.
Tussen [eiser] en [gedaagde] is een aannemingsovereenkomst tot stand gekomen. [gedaagde] heeft op grond daarvan een aanbouw en een overkapping aan de woning van [eiser] gerealiseerd voor een aanneemsom van € 28.555,56 inclusief btw. Daarnaast heeft [gedaagde] een glazen schuifpui geplaatst voor een bedrag van € 12.100,-.
2.3.
Tijdens de bouw zijn de ruiten van de pui beschadigd en is er een lekkage in de uitbouw ontstaan. Op 27 december 2021 en 16 februari 2022 heeft [eiser] dit via Whatsapp bij [gedaagde] gemeld. [gedaagde] heeft [eiser] toegezegd de schade aan de ruiten en de lekkage te zullen verhelpen. Dit is niet gebeurd, ook niet na herhaalde verzoeken van [eiser] .
2.4.
Bij brief van 13 juli 2022 en per e-mail van dezelfde datum heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade aan de ruiten van de pui en de schade als gevolg van de lekkage. Daarnaast heeft [eiser] [gedaagde] een termijn van veertien dagen gegeven om de ruiten te laten vervangen en de lekkageschade te verhelpen. [gedaagde] heeft niet op deze brief gereageerd.
2.5.
Bij brief van 10 augustus 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] gesommeerd om de herstelkosten voor de schade aan de ruiten van € 10.429,86 en de herstelkosten voor de lekkageschade van € 2.300,- (in totaal € 12.730,-) te voldoen. [gedaagde] heeft ook op deze brief niet gereageerd.
2.6.
Bij brief van 13 september 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] nogmaals gesommeerd om een bedrag van € 12.730,- te voldoen, ditmaal vermeerderd met rente en incassokosten. [gedaagde] heeft dit bedrag niet betaald.

3.Vordering en verweer

3.1.
[eiser] vordert - kort samengevat - dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 12.730,- aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2022, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
b. € 1.091,78 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. de proces- en nakosten, met rente.
3.2.
[eiser] stelt - kort weergegeven - dat [gedaagde] tijdens de bouw schade heeft veroorzaakt. Omdat [gedaagde] niet is overgegaan tot herstel, heeft [eiser] de vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
3.3.
[gedaagde] heeft erkend dat hij de ruiten niet heeft vervangen, dit vanwege persoonlijke omstandigheden. [gedaagde] heeft verklaard dat hij alsnog bereid is de ruiten te vervangen, maar onder de voorwaarde dat [eiser] de laatste termijnbetaling van ongeveer € 5.000,- aan hem betaalt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] het gevorderde bedrag van € 12.730,- aan [eiser] moet betalen. Dit bedrag bestaat uit € 10.429,86 voor vervanging van de ruiten en € 2.300,- voor het herstel van de waterschade.
Vervanging ruiten
4.2.
[eiser] heeft toegelicht dat de schade aan de ruiten bestaat uit cementspetters/metaalslijpresten. [eiser] heeft deze schade eind 2021 bij [gedaagde] gemeld. [gedaagde] heeft de schade bekeken en heeft een glaszettersbedrijf de ruiten laten opmeten. [gedaagde] heeft de ruiten echter nooit (laten) vervangen, terwijl hij wel heeft aangegeven daartoe bereid te zijn, aldus [eiser] .
4.3.
[gedaagde] heeft het voorgaande niet betwist. In zijn antwoord heeft hij erkend voor vervanging van twee ruiten te zullen zorgen. Tijdens de zitting heeft [eiser] toegelicht dat het niet om twee, maar om drie ruiten gaat en dat zij dit ook met [gedaagde] heeft besproken. Ook zou [gedaagde] haar hebben verteld niet te weten waarom in het proces-verbaal van mondeling antwoord twee ruiten staan vermeld. Gelet op deze uitlating en op het feit dat de herstelkosten van € 10.429,86 voor vervanging van de ruiten niet zijn betwist, zal deze vordering worden toegewezen met de volgende kanttekening. [eiser] heeft tijdens de zitting verklaard dat het klopt dat een laatste termijnbetaling openstaat. Het openstaande bedrag is volgens haar ongeveer € 3.200,-. Zij heeft echter in januari 2023 opnieuw een lekkage in de uitbouw gehad, waarna in opdracht van [gedaagde] (een scheur in) het dak van de uitbouw is dichtgemetseld. Zij moet nu nieuwe regenbuien afwachten om te bezien of deze oplossing het houdt. Zij heeft zich bereid verklaard de laatste termijn van € 3.200,- te betalen, als na regen is gebleken dat geen lekkage meer optreedt en de ruiten zijn vervangen. Gelet op de nieuwe lekkage kan [eiser] zich op een opschortingsrecht beroepen. De kantonrechter zal het openstaande factuurbedrag daarom nog niet met het gevorderde schadebedrag verrekenen.
Herstel waterschade
4.4.
[eiser] heeft toegelicht dat zij meerdere malen lekkage heeft ondervonden in de uitbouw die [gedaagde] heeft gerealiseerd. [eiser] heeft onder overlegging van foto’s waarop de lekkageschade te zien is, haar stelling dat van waterschade sprake is voldoende onderbouwd. Dat de herstelkosten daarvan (minimaal) € 2.300,- bedragen heeft [gedaagde] niet betwist. Gelet op de toelichting van [eiser] en het feit dat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering ook voor dit deel worden toegewezen.
Conclusie
4.5.
De conclusie is dat het gevorderde bedrag van € 12.730,- zal worden toegewezen. De wettelijke rente over de gevorderde hoofdsom vanaf 25 augustus 2022 zal eveneens worden toegewezen, nu deze niet is betwist door [gedaagde] en ook overigens in de brief van 10 augustus 2022 is aangezegd.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
[eiser] vordert daarnaast een bedrag van € 1.091,78 voor buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] heeft met verwijzing naar en onder overlegging van de brieven van 13 juli, 10 augustus en 13 september 2022 voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag is echter hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, zijnde
€ 902,30.
Proceskosten
4.7.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser] . Deze kosten worden tot op heden begroot op:
  • explootkosten € 134,82
  • griffierecht € 693,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.619,82
4.8.
De gevorderde nakosten worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld. De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 12.730,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 25 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling,
II. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 902,30 aan buitengerechtelijke incassokosten,
III. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.619,82, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
IV. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Van [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 71,- aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
V. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
VI. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. S. Pompe, kantonrechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2023.
De griffier De kantonrechter