Overwegingen
1. Eiser is gedupeerde van de toeslagenaffaire. Hij voert aan in grote problemen te zijn gekomen door het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen in het verleden. Zo werd er beslag gelegd op zijn inkomsten zonder dat rekening gehouden werd met de beslagvrije voet. Door de beslagleggingen is hij in 2017 ontslagen door zijn werkgever. Aangiften inkomstenbelasting werden verrekend met de openstaande vorderingen van de kinderopvangtoeslag. Eiser heeft geen idee hoeveel er nog open staat. Er staat nog een schuld open bij familieleden van ruim € 60.000. Er is een periode van tien maanden geweest dat eiser geen huur kon betalen en dat hij daarna in een keer moest ophoesten. Daarbij kwamen ook nog incassokosten. Hij heeft bovendien een schuld bij zijn zorgverzekeraar en heeft al vier jaar geen zorg genoten. Ondanks de acute financiële situatie heeft hij geprobeerd de premie van de ziektekostenverzekering van zijn ex-partner wel te blijven betalen, in verband met de kinderen die dan meeverzekerd worden. Eiser heeft zichzelf weggecijferd en daardoor heeft hij het gevoel niet te bestaan. Sinds februari 2020 is eiser gescheiden. Zowel hij als zijn ex-partner hebben acuut financiële hulp nodig. Hij is sinds juni 2017 werkloos en vanaf 21 september 2020 ook dakloos. Doordat zijn ex-partner niet rond kan komen moeten de kinderen veel missen en ontbreekt het hen aan veel, waaronder speelgoed.
2. Volgens eiser heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten onrechte een bedrag van € 19.583 in mindering gebracht bij de berekening van het compensatiebedrag. Dat voelt voor hem, na alle eerdere verrekeningen en beslagen, als een trap na. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de hoogte van het compensatiebedrag berekend met de gegevens van het Landelijk Incasso Centrum (LIC). Eiser heeft ook aangevoerd dat hij als gedupeerde van de toeslagenaffaire aanleiding heeft om niet zomaar te vertrouwen dat deze overzichten juist zijn. Bovendien zijn de overzichten pas na de hoorzitting van de bezwaaradviescommissie aan eiser ter inzage gelegd, zodat eiser onvoldoende tijd heeft gehad om daarop te reageren.
3. De Belastingdienst/Toeslagen heeft vastgehouden aan zijn berekeningen en conclusies. Hij meent dat er geen reden is om te komen tot een hoger compensatiebedrag. Er is destijds een deel kinderopvangtoeslag uitbetaald aan eiser dat niet is teruggevorderd, verrekend of beslagen. In zoverre heeft eiser destijds wel gekregen waar hij recht op had. Een compensatie daarvoor is niet aan de orde. Het gaat dan om een bedrag van € 19.583. Dat bedrag is daarom in mindering gebracht op het aan eiser toe te kennen compensatiebedrag.
Overwegingen van de rechtbank
4. De Belastingdienst/Toeslagen is in de motivering van de hoogte van de compensatie niet uitgegaan van alle verrekeningen, beslagen, terugvorderingen en stopzettingen van betalingen waarmee eiser zich destijds geconfronteerd heeft gezien. Daardoor verdwijnen de destijds door de Belastingdienst/Toeslagen gemaakte fouten uit beeld, terwijl die juist de oorzaak waren van de geschetste problemen voor eiser en zijn gezin en die bovendien juist de basisreden vormen voor het bieden van compensatie.
Berekening van de Belastingdienst/Toeslagen
5. In het bestreden besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen een andere berekening gehanteerd. De Belastingdienst/Toeslagen is daar uitgegaan van het totaalbedrag aan kinderopvangtoeslag waarop eiser voor de jaren 2012 en 2013 wettelijk recht had (€ 38.571). Op dat bedrag zijn vervolgens in mindering gebracht de bedragen die eiser destijds heeft ontvangen en die daarna juist
nietzijn teruggevorderd, verrekend of beslagen. Dat levert een totaalbedrag op aan niet teruggehaalde bedragen van € 19.583 en dat bedrag heeft de Belastingdienst/Toeslagen in mindering gebracht op het compensatiebedrag.
6. De rechtbank vindt dat de Belastingdienst/Toeslagen dat zo heeft mogen doen. Als de Belastingdienst/Toeslagen dit bedrag niet in mindering zou brengen op het compensatiebedrag, dan zou eiser dit deel van de kinderopvangtoeslag namelijk dubbel ontvangen. Dat is niet de bedoeling van de herstelregeling.
7. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de hoogte van het compensatiebedrag berekend met de gegevens van het Landelijk Incasso Centrum (LIC). Eiser heeft geen enkel punt aangewezen waar mogelijk een fout zou (kunnen) zitten in de overzichten, of welke informatie volgens hem ontbreekt. Naar de rechtbank begrijpt beschikt eiser niet meer over zijn administratie van destijds, omdat het inmiddels al jaren geleden is en eiser in deze periode dakloos is geweest, waarbij al zijn papieren zijn kwijtgeraakt.
8. Voor zover de gegevens in de overzichten van het LIC volgens eiser niet betrouwbaar zijn, wijst de rechtbank erop dat eiser in beroep – anders dan in bezwaar – ruim de tijd heeft gehad om de overzichten te bekijken en erop te reageren. Zowel voor de eerste zitting, als voorafgaand aan de tweede zitting had eiser kunnen aangeven waarom de overzichten zijns inziens niet kloppen. Eiser heeft daar geen poging toe ondernomen. Op de tweede zitting heeft de rechtbank de overzichten met eiser besproken om te kunnen vaststellen welke fouten de Belastingdienst/Toeslagen in het verleden heeft gemaakt en of die voldoende zijn meegenomen door de Belastingdienst/Toeslagen in de berekeningen. Daaruit is het volgende naar voren gekomen. In het jaar 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen volgens die LIC-overzichten bij eiser € 5.436,24 (ten onrechte) teruggevorderd/verrekend. Over het jaar 2013 is in totaal € 12.955 teruggevorderd of niet uitbetaald volgens het LIC-overzicht. Ook daar ging het om fouten van de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser heeft op zitting aangegeven dat de overzichten “wel zouden kunnen kloppen”, maar dat hij het niet zeker weet. De zojuist genoemde bedragen leiden tot een totaal van € 18.391,24 aan basisbedrag voor de compensatie van de door de Belastingdienst/Toeslagen gemaakte fouten.
9. De rechtbank heeft de uitkomsten van de berekening op zitting met partijen vergeleken met de berekening die de Belastingdienst/Toeslagen hanteert. Dat bedrag komt lager uit dan het door de Belastingdienst/Toeslagen berekende basisbedrag aan compensatie van € 18.988 (€ 38.751 min de € 19.583). Dat komt doordat voor 2012 € 12.177 aan kinderopvangtoeslag was toegekend, en destijds maar € 11.581 was uitbetaald. Eiser had dus nog recht op een aanvullend bedrag van € 596 voor dat jaar. Als de rechtbank dit bedrag optelt bij het bedrag van € 18.391,24, leidt dat tot een totaal van € 18.987,24. Afgerond is dit € 18.988: het basisbedrag aan compensatie dat door de Belastingdienst/Toeslagen is toegekend. Zo bezien is er ook geen inhoudelijke reden om te twijfelen aan de juistheid van die berekening en gegevens.
10. Eiser voert aan dat de staatsecretaris in een gesprek van 19 november 2020 heeft toegezegd dat er geen verrekeningen met het compensatiebedrag zouden plaatsvinden.
De vermindering van € 19.583 is in strijd met deze toezegging.
11. Dit argument slaagt niet. Het bedrag van € 19.583 is feitelijk geen
verrekening, maar onderdeel van de manier waarop de Belastingdienst/Toeslagen de compensatie
berekent. Eiser had over 2012 en 2013 recht op € 38.571 aan kinderopvangtoeslag. Eiser heeft van dat bedrag uiteindelijk een deel wel en een deel niet gekregen. Een deel van bijna € 19.000 heeft hij ten onrechte (uiteindelijk) niet gekregen, omdat het niet was uitbetaald of was teruggehaald. Het deel van € 19.583 heeft eiser wel gekregen en dat deel is ook nooit door hem terugbetaald of verrekend met zijn schulden. Daarom wordt dat laatste deel nu op de huidige berekening in mindering gebracht. Anders zou eiser dit deel dubbel krijgen.
Dat de staatssecretaris wilde dat eiser dubbel uitgekeerd zou krijgen, blijkt nergens uit en is ook niet aannemelijk.
12. De rechtbank wijst er verder op dat er op 19 november 2020 al beleidsregels voor compensatie bestonden.Daarin stond al dat het compensatiebedrag verminderd zou worden met het bedrag aan kinderopvangtoeslag dat niet bij de ouder is teruggehaald.Daarnaast had de persoonlijk zaaksbehandelaar namens de UHTde vermindering al voorafgaand aan de toekenning van het definitieve compensatiebedrag met eiser besproken. Dit is bijvoorbeeld terug te lezen in het gespreksverslag van 14 januari 2021. Al die punten wijzen erop dat geen sprake is geweest van een toezegging zoals eiser die heeft begrepen. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de verwijzing van eiser naar zijn gesprek met de staatssecretaris niet betekent dat het bedrag van € 19.583 ten onrechte in mindering is gebracht.
Commissie Werkelijke Schade
13. Zoals ter zitting is besproken, kan eiser desgewenst een verzoek om aanvullende schade indienen. Dat kan hij doen bij de Commissie Werkelijke Schade.
14. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor vergoeding van het betaalde griffierecht of een proceskostenveroordeling.