ECLI:NL:RBAMS:2023:2194

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/13/724212 / HA ZA 22-847
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake gebreken aan buitenschermen en exoneratiebeding in contractuele relatie tussen theater en softwareleverancier

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen de Stichting Stadsschouwburg en [gedaagde] B.V. De zaak betreft de vraag of de buitenschermen die door [gedaagde] aan Stadsschouwburg zijn geleverd en geïnstalleerd, voldoen aan de overeenkomst. Stadsschouwburg stelt dat de schermen gebreken vertonen, terwijl [gedaagde] zich beroept op een exoneratiebeding in de Service Level Agreement (SLA) die van toepassing is op de overeenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad gebreken aan de schermen zijn, maar de omvang en oorzaak van deze gebreken zijn nog niet vastgesteld. De rechtbank heeft besloten een deskundige te benoemen om de huidige staat van de buitenschermen te onderzoeken en de oorzaak van de gebreken vast te stellen. De rechtbank heeft ook de procedure beschreven, inclusief de indiening van producties door beide partijen en de afwijzing van het bezwaar van [gedaagde] tegen de toevoeging van deze producties aan het dossier. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de benoeming van een deskundige.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/724212 / HA ZA 22-847
Vonnis van 12 april 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
de stichting
STICHTING STADSSCHOUWBURG,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat: mr. O.S.H. Horssius te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. E.R. Jonker te Amersfoort.
Partijen worden hierna Stadsschouwburg en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 oktober 2022, met producties 1 tot en met 13,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 21,
- het tussenvonnis van 1 februari 2023 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 maart 2023 en de daarin genoemde stukken,
- het e-mailbericht van 2 maart 2023 van mr. Horssius, met bijlagen,
- de brief van mr. Horssius van 10 maart 2023 waarin wordt gewezen op een verschrijving in het procesverbaal, namelijk dat met de zin “ [gedaagde] heeft geen onderhouds- of instructieboekje voor de buitenschermen van [gedaagde] gekregen”, bedoeld moet zijn “De Stadsschouwburg heeft geen onderhouds- of instructieboekje voor de buitenschermen van [gedaagde] gekregen”.
1.2.
Stadsschouwburg heeft nog producties 14 tot en met 16 overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de toevoeging van die producties aan het dossier. De rechtbank stelt in het vooruitzicht dat het bezwaar van [gedaagde] wordt afgewezen, zodat de producties 14 tot en met 16 van Stadsschouwburg worden toegevoegd aan het dossier. Dat oordeel wordt hierna onder 4.23 nader toegelicht.
1.3.
Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Stadsschouwburg is een theater te Utrecht.
2.2.
[gedaagde] ontwikkelt narrowcasting-software en levert die onder meer aan theaters. Narrowcasting is een vorm van beeldschermcommunicatie waarbij op beeldschermen informatie wordt getoond die speciaal gemaakt is voor een specifieke doelgroep.
2.3.
Daarnaast bemiddelt [gedaagde] voor haar klanten bij de aanschaf van (narrowcasting-)hardware, zoals beeldschermen.
2.4.
De heer [naam] (hierna: [naam] ) is directeur-eigenaar van [gedaagde] .
2.5.
Stadsschouwburg heeft op 1 juli 2015 met (de rechtsvoorganger van) [gedaagde] een contract (hierna: het contract) gesloten, op basis waarvan [gedaagde] een theater-en posterpresentatiesysteem met de bijbehorende software aan Stadsschouwburg ter beschikking zou stellen. Artikel 9 van het contract bepaalt – samengevat – dat de looptijd daarvan in beginsel twaalf maanden is, maar dat het contract stilzwijgend met dezelfde periode kan worden verlengd.
2.6.
Op het contract is een zogenoemd Service Level Agreement (hierna: SLA) van toepassing. De SLA bepaalt onder meer het volgende:
“4.2 Garantiebepalingen
(…)
De overige hardware (o.a. schermen, bevestigingsoplossingen, behuizingen en
videodistributie hardware) wordt altijd het volledige eigendom van de Opdrachtgever.
Binnen de looptijd van het contract en de duur van de fabrieksgarantie zal [ [gedaagde] ] zorgdragen voor de coördinatie en afhandeling van eventuele problemen. Eventuele
bijkomende kosten die niet gedekt worden door de fabrieksgarantie (waaronder
reiskosten en een vergoeding voor de besteedde uren aan inspectie en reparatie) zijn
voor rekening van de Opdrachtgever.
Buiten de looptijd van het contract dient de Opdrachtgever zelf contact op te nemen met de fabrikant bij eventuele defecten.”
2.7.
Op 12 oktober 2018 hebben partijen een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten op basis waarvan [gedaagde] acht buitenschermen, buitenbehuizingen en spelers (hierna gezamenlijk: de hardware) aan Stadsschouwburg heeft verkocht. Daarnaast hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] de hardware bij Stadsschouwburg zou (laten) installeren. Daarvoor heeft Stadsschouwburg op 21 november 2018 € 79.240,48 aan [gedaagde] betaald.
2.8.
Intussen heeft [gedaagde] de buitenschermen bij leverancier Dynascan besteld. De fabrieksgarantie van Dynascan bepaalt onder meer het volgende:
“DynaScan warrants its professional LCD display product delivered new to the original purchaser against defects in materials and workmanship for THREE (3) YEARS from the date of original purchase.”
2.9.
De behuizing voor de buitenschermen, heeft [gedaagde] bij leverancier Audipack besteld.
2.10.
Op 28 januari 2019 heeft een door [gedaagde] ingeschakelde derde – AV AT LAST – de hardware bij Stadsschouwburg geïnstalleerd.
2.11.
Op 31 maart 2022 heeft Stadsschouwburg – samengevat – aan [gedaagde] gemaild dat een aantal van de buitenschermen lichte kleuren als bruin weergeven en heeft zij [gedaagde] verzocht dat op te lossen.
2.12.
[gedaagde] heeft op 22 april 2022 onder meer het volgende aan Stadsschouwburg gemaild:
“Ik heb contact gehad met Dynascan en uit de foto’s valt op te maken dat in ieder geval de optical sheets beschadigd zijn (waardoor je de bruine vlekken ziet), de LCD panelen zouden ook beschadigd kunnen zijn maar dat kan alleen in het lab vastgesteld worden. Deze beschadigingen zijn warmte en luchtstroom gerelateerd, dus we willen ook inspectie regelen volgende week voor de behuizingen om eventuele verbeteringen door te voeren zoals bijvoorbeeld extra UV-film.”
2.13.
Op 29 april 2022 heeft Audipack de hardware geïnspecteerd.
2.14.
[gedaagde] heeft op 2 mei 2022 onder meer het volgende aan Stadsschouwburg gemaild:
“Wat wij van Audipack vernomen hebben is dat ze een aantal zaken bekeken en afgesteld hebben:
-
Thermostaten van de behuizingen zijn verder naar beneden afgesteld.
-
De schermen zijn in diepte iets verplaatst voor een betere luchtstroom voor het scherm langs.
-
Filters bekeken en van één behuizing vervangen. De andere 7 willen ze ook nog doen, hiervoor moeten we een vervolgafspraak plannen.
-
Alle andere aspecten van de behuizingen zijn ook gecheckt, deze waren verder nog helemaal goed.
Geleverd advies is dat we jaarlijks de filters vervangen, het frame om de behuizingen heen blokkeren wel aardig het grove vuil maar het fijne wordt er juist in vastgehouden is de bevinding.”
2.15.
In reactie daarop heeft Stadsschouwburg op 3 mei 2022 onder meer het volgende aan [gedaagde] gemaild:
“ De kosten van het repareren of vervangen van de schermen zijn aanzienlijk. Als ik jouw bericht zo lees lijkt het alsof door een combinatie van vermijdbare factoren de schermen te warm zijn geworden, met als gevolg dat ze beschadigd zijn geraakt.
De positie van de schermen binnen de behuizing en de instelling van de thermostaten lijken mij respectievelijk een montage- en een inregelfout. Het feit dat de filters op regelmatige basis vervangen dienen te worden was ons niet verteld bij oplevering van de installatie door Screen Impact.
De vraag reist daarom wie verantwoordelijk is voor de schade aan de schermen, en ik ben van mening dat dat niet de SSBU is. Is Screen Impact bereidt de kosten van reparatie en vervanging van de schermen op zich te nemen?”
2.16.
Op 5 mei 2022 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan Stadsschouwburg gemaild:
“Ik heb begrepen dat je gisteren met [naam] gesproken hebt en hij heeft mij verzocht jou onze SLA op te sturen, je vindt deze toegevoegd in de bijlagen.”
2.17.
Bij brief van 20 juni 2022 heeft (de advocaat van) Stadsschouwburg [gedaagde] vervanging van zeven van de acht buitenschermen gevorderd.
2.18.
Op 8 juli 2022 heeft een bespreking tussen partijen plaatsgevonden. Daarbij heeft [gedaagde] – bij monde van [naam] – haar aansprakelijkheid betwist.
2.19.
In de periode tussen 10 augustus en 5 september 2022 hebben partijen gepoogd een schikking te treffen. Die poging heeft tot niets geleid.

3.Het geschil

3.1.
Stadsschouwburg vordert – samengevat – dat de rechtbank [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot:
primair
- vervanging van de hardware, op straffe van een dwangsom,
subsidiair
- herstel van de hardware, op straffe van een dwangsom,
meer subsidiair
- betaling van € 15.161,30 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente,
primair, subsidiair en meer subsidiair
  • betaling van € 900,30 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,
  • betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.
4. De beoordeling
Inleiding
4.1.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of de buitenschermen die [gedaagde] aan Stadsschouwburg heeft verkocht en bij haar heeft geïnstalleerd, beantwoorden aan de overeenkomst. Volgens Stadsschouwburg is dat niet het geval.
4.2.
[gedaagde] heeft zich in het kader van haar verweer onder meer op het standpunt gesteld dat Stadsschouwburg 1) niet-ontvankelijk is in haar vorderingen en 2) niet heeft voldaan aan haar klachtplicht. Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van deze zaak, zal zij die verweren van [gedaagde] hierna eerst behandelen.
Is Stadsschouwburg ontvankelijk in haar vorderingen?
4.3.
[gedaagde] stelt dat Stadsschouwburg niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen. Zij betoogt daartoe dat Stadsschouwburg niet haar, maar de fabrikant van de buitenschermen – Dynascan – had moeten dagvaarden, omdat uit artikel 4.2 SLA volgt dat [gedaagde] alleen binnen de duur van de fabrieksgarantie zal zorgen voor de coördinatie en afhandeling van eventuele problemen aan de buitenschermen. Volgens [gedaagde] kan Stadsschouwburg haar niet langer aanspreken voor gebreken aan de buitenschermen, omdat de looptijd van de fabrieksgarantie van Dynascan voor de buitenschermen inmiddels is verstreken.
4.4.
De rechtbank begrijpt deze stellingen van [gedaagde] niet als een nietontvankelijkheidsverweer, maar als een beroep op een beperking van haar aansprakelijkheid op grond van artikel 4.2 SLA. Dit betekent dat het slagen van dat verweer niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkheid van Stadsschouwburg in haar vorderingen. Op het beroep van [gedaagde] op een beperking van haar aansprakelijkheid, wordt hierna onder 4.17 nader ingegaan.
Heeft Stadsschouwburg voldaan aan haar klachtplicht?
4.5.
[gedaagde] beroept zich daarnaast op artikel 7:23 lid 1 BW. Volgens haar heeft Stadsschouwburg niet voldaan aan de daarin omschreven klachtplicht.
4.6.
Op grond van artikel 7:23 lid 1 BW kan de koper er geen beroep meer doen op dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven.
4.7.
Het beroep van [gedaagde] op artikel 7:23 lid 1 BW slaagt niet. De enkele stelling dat de buitenschermen in 2019 aan Stadsschouwburg zijn geleverd, maakt nog niet dat Stadsschouwburg niet binnen bekwame tijd er bij [gedaagde] over heeft geklaagd dat die buitenschermen niet aan de overeenkomst beantwoorden. [gedaagde] heeft niet gemotiveerd dat Stadsschouwburg op dat moment de door haar gestelde gebreken al had moeten ontdekken, hierover had moeten klagen en dat [gedaagde] door dit alles in haar (verdedigings)belangen is geschaad.
Tussenconclusie
4.8.
Nu de onder 4.2 genoemde verweren worden verworpen, komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van deze zaak.
De overeenkomst
4.9.
De rechtbank zal eerst ingaan op de overeenkomst die partijen hebben gesloten. Daarbij staat voorop dat de overeenkomst een gemengd karakter heeft. Het betreft zowel een koopovereenkomst voor de koop van hardware als een aannemingsovereenkomst voor de plaatsing en installatie van die hardware. De rechtbank zal de vorderingen van Stadsschouwburg op basis daarvan beoordelen.
Gebreken aan de buitenschermen?
4.10.
Stadsschouwburg stelt dat een aantal van de schermen gebreken vertonen. Het ligt op de weg van Stadsschouwburg om dat te motiveren. Dat heeft zij gedaan met een set foto’s waarop de schermen met een witte achtergrond zijn weergegeven. Op die foto’s vertonen een aantal schermen op verschillende plaatsen bruine vlekken. Daarnaast heeft Stadsschouwburg verwezen naar de e-mail van [gedaagde] van 2 mei 2022 waarin zij verslag doet van het onderzoek aan de schermen door Audipack (zie hiervoor onder 2.14).
4.11.
[gedaagde] heeft op haar beurt tijdens de zitting erkend dat (een aantal van) de buitenschermen enige verkleuringen vertonen. Verder heeft [gedaagde] in haar e-mail van 22 april 2022 erkend dat in ieder geval de optical sheets van de buitenschermen beschadigd zijn. Zij laat in die e-mail in het midden of de LCD panelen van de buitenschermen ook beschadigd zijn (zie hiervoor onder 2.12). Zij voert aan dat dit alles echter niet aan het (normale) gebruik van de buitenschermen in de weg staat, omdat de buitenschermen – als zij gebruikt worden – geen volledig witte achtergrond tonen en de bruine vlekken niet waarneembaar zijn. Ook [gedaagde] heeft een set foto’s overgelegd om haar standpunt te onderbouwen.
4.12.
Op basis van de door partijen gegeven toelichtingen en de erkenningen van [gedaagde] is het de rechtbank duidelijk dat er wel iets mis is met een aantal van de buitenschermen, maar dat vooral de omvang van de gebreken aan die buitenschermen ter discussie staat. Beide partijen hebben ieder op een eigen set foto’s gewezen die hun standpunten ondersteunen. Bij deze stand van zaken kan de rechtbank niet de precieze omvang van de gebreken vaststellen. De e-mail van 2 mei 2022 van [gedaagde] waar Stadsschouwburg naar verwijst, maakt dat niet anders. Daarin staat immers niet met zoveel woorden dat [gedaagde] de door Stadsschouwburg gestelde omvang van de gebreken onderschrijft (zie hiervoor onder 2.14). Gelet op dit alles ziet de rechtbank aanleiding om een deskundige te benoemen (zie hierna onder 4.24).
Oorzaak van de gebreken aan de buitenschermen?
4.13.
Verder staat ter discussie wat de gebreken aan de buitenschermen heeft veroorzaakt. Stadsschouwburg stelt dat de gebreken aan de buitenschermen zijn ontstaan door een montage- dan wel inregelfout na de installatie daarvan in januari 2019. In dit verband verwijst Stadsschouwburg ook naar de e-mail van 22 april 2022 van [gedaagde] waarin zij verslag doet van de bevindingen van Audipack en schrijft dat de beschadigingen aan de buitenschermen warmte en luchtstroom gerelateerd zijn (zie hiervoor onder 2.12).
4.14.
Daartegenover voert [gedaagde] aan dat de gebreken aan de buitenschermen te wijten zijn aan gebrekkig onderhoud daarvan en dat Stadsschouwburg tijdens de installatie van de buitenschermen erop gewezen is dat zij de filters van de schermen regelmatig moet vervangen. Zij betoogt daarnaast dat de schermen, mede door hun gebruik buiten, niet langer meegaan dan vier jaar en door ouderdom gebreken vertonen. Zij beroept zich op een exoneratieclausule in de SLA, om haar aansprakelijkheid hiervoor af te wenden (zie hierna onder 4.17).
4.15.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Stadsschouwburg voldoende gemotiveerd gesteld dat de gebreken aan de buitenschermen zijn veroorzaakt door montage- en installatiefouten. In dat verband heeft zij er terecht op gewezen dat [gedaagde] naar aanleiding van de geconstateerde problemen aanpassingen heeft doorgevoerd op de wijze waarop de schermen zijn opgehangen. Deze aanpassingen waren, bij gebreke aan een andersluidend standpunt van [gedaagde] , blijkbaar nodig om het verergeren van de problemen te voorkomen. In de e-mail van 22 april 2022 erkent [gedaagde] ook dat de problemen warmte- en luchtstroom gerelateerd zijn. [gedaagde] heeft op haar beurt er echter terecht op gewezen dat in deze e-mail niet met zoveel woorden staat dat verkeerde montage de (hoofd)oorzaak van de door Stadsschouwburg gestelde gebreken is (zie hiervoor onder 2.12). Gelet op de door haar aangevoerde alternatieve oorzaak van ouderdom en gebrekkig onderhoud, kan de rechtbank dan ook niet vaststellen waardoor de gestelde gebreken zijn veroorzaakt. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de te benoemen deskundige ook onderzoek te laten doen naar de oorzaak van de gebreken aan de buitenschermen (zie hierna onder 4.24).
Onderhoudsinstructie
4.16.
Mocht de deskundige tot de conclusie komen dat de gebreken (mede) zijn veroorzaak door gebrekkig onderhoud, dan overweegt de rechtbank alvast als volgt. Het verweer van [gedaagde] dat zij bij de installatie van de buitenschermen onderhoudsinstructies aan Stadsschouwburg heeft gegeven en dat problemen aan de schermen die worden veroorzaakt door gebrekkig onderhoud daarom voor haar rekening moeten blijven, slaagt niet. Stadsschouwburg heeft namelijk gemotiveerd betwist dat zij deze onderhoudsinstructies heeft gekregen. Uit de door [gedaagde] overgelegde stukken, volgt verder geen onderbouwing van haar standpunt. In de e-mail van Dynascan van 29 november 2022 staat niet dat zij aan Stadsschouwburg instructies zou hebben verstrekt. Uit de door [gedaagde] overgelegde schriftelijke verklaring van AV AT LAST, blijkt dat evenmin. Ook uit de door [gedaagde] overgelegde e-mail van Audipack volgt niet dat Stadsschouwburg de daarbij gevoegde onderhoudsinstructies (bij de installatie van de buitenschermen) daadwerkelijk heeft gekregen. Omdat [gedaagde] op dit punt verder geen concreet bewijsaanbod heeft gedaan, wordt zij ook niet tot het bewijs hiervan toegelaten. Daarmee komt niet vast te staan dat [gedaagde] onderhoudsinstructies heeft verstrekt aan Stadsschouwburg en kan zij zich er dus ook niet op beroepen dat Stadsschouwburg om die reden zelf verantwoordelijk is voor problemen die aan gebrekkig onderhoud te wijten zijn.
Exoneratie?
4.17.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat voor zover de door Stadsschouwburg gestelde gebreken komen vast te staan, zij hiervoor niet aansprakelijk is. In artikel 4.2 SLA heeft zij haar aansprakelijkheid uitgesloten, voor het geval zich problemen aan de buitenschermen voordoen buiten de looptijd van de fabrieksgarantie. [gedaagde] heeft er in dit verband op gewezen dat partijen voor het eerst in 2015 zijn gaan samenwerken en dat het toen ging om de levering van een theaterpresentatiesysteem en een aantal binnenschermen die hierop werden aangesloten. Volgens [gedaagde] hebben partijen in verband met die samenwerking een raamovereenkomst – het contract – opgesteld en daarop de SLA van toepassing verklaard. [gedaagde] bepleit dat de verkoop en installatie van de buitenschermen een voortzetting van die samenwerking is, omdat deze schermen op hetzelfde theaterpresentatiesysteem zijn aangesloten. Dit brengt volgens [gedaagde] mee dat de SLA ook op de onderhavige verkoop en installatie van de buitenschermen van toepassing is.
4.18.
Stadsschouwburg weerspreekt op zichzelf niet dat de SLA van toepassing is op het contract, maar betwist dat de onderhavige verkoop en installatie van de buitenschermen gezien moet worden als een voortzetting van de eerdere samenwerking en dat de SLA daarop van toepassing is. Zij stelt zich op het standpunt dat voor zover de SLA al van toepassing zou zijn, artikel 4.2 SLA alleen een garantietermijn geeft en niet begrepen moet worden als een beperking van de aansprakelijkheid van [gedaagde] .
4.19.
De rechtbank stelt voorop dat de samenwerking van partijen begon met het contract. Stadschouwburg gebruikt het op grond hiervan geleverde theater- en posterpresentatiesysteem, met software en binnenschermen, op dit moment nog steeds. De rechtbank stelt vast dat het contract nog steeds loopt. De door [gedaagde] geleverde binnenschermen zijn aangesloten op het theaterpresentatiesysteem. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de buitenschermen eveneens zijn aangesloten op datzelfde theaterpresentatiesysteem. Gelet daarop kan de verkoop en installatie van de buitenschermen gezien worden als een voortzetting van de samenwerking van partijen. Dit brengt mee dat de SLA – die nadere bepalingen bevat over het theater- en posterpresentatiesysteem en de hierop aangesloten en geleverde hardware – van toepassing is op de onderhavige verkoop en installatie van de buitenschermen. De enkele stelling van Stadsschouwburg dat de overeenkomst, bestaande uit een ondertekende offerte, de toepasselijkheid van de SLA niet expliciet vermeldt leidt bij deze stand van zaken niet tot een ander oordeel.
4.20.
Partijen leggen artikel 4.2 SLA ieder anders uit. Daarom moet de rechtbank artikel 4.2 SLA uitleggen. Bij die uitleg komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan artikel 4.2 SLA mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.21.
Op basis van de tekst van artikel 4.2 SLA wordt de daarin omschreven hardware altijd het eigendom van Stadsschouwburg. Daaronder vallen ook de buitenschermen. Geen van partijen heeft desgevraagd toegelicht wat er ten tijde van het sluiten van het contract over de SLA is opgemerkt of besproken. De rechtbank heeft dan ook weinig andere aanknopingspunten dan de letterlijke tekst om artikel 4.2 SLA uit te leggen. Afgaande op die tekst en het feit dat [gedaagde] in haar e-mail van 5 mei 2022 – in het kader van de discussie over de aansprakelijkheid – ook (nogmaals) de SLA heeft toegezonden aan Stadsschouwburg (zie hiervoor onder 2.16), moet deze als een beperking van de aansprakelijkheid van [gedaagde] worden uitgelegd. Op basis van artikel 4.2 SLA is [gedaagde]
voor de duur van de fabrieksgarantiegehouden zorg te dragen voor de coördinatie en afhandeling van eventuele problemen aan de daargenoemde hardware. Die fabrieksgarantie is drie jaar. Daarnaast volgt uit artikel 4.2 SLA dat indien [gedaagde] bij de afhandeling en coördinatie van problemen aan de hardware binnen die periode wordt geconfronteerd met kosten die niet worden gedekt door de fabrieksgarantie, Stadsschouwburg die kosten zelf moet dragen. Verder bepaalt artikel 4.2 SLA dat Stadsschouwburg buiten de looptijd van het contract zelf contact dient op te nemen met de fabrikant bij eventuele defecten aan door [gedaagde] geleverde hardware. Dit alles betekent dat [gedaagde] zich terecht op het standpunt stelt dat zij artikel 4.2 SLA zo mocht begrijpen dat deze bepaling de aansprakelijkheid van [gedaagde] beperkt tot de duur en reikwijdte van de fabrieksgarantie en de looptijd van het contract.
4.22.
Dit betekent echter nog niet dat [gedaagde] in dit geval gevrijwaard is van haar aansprakelijkheid. Stadsschouwburg heeft terecht aangevoerd dat [gedaagde] in redelijkheid geen beroep op de uitsluiting van haar aansprakelijkheid kan doen als komt vast te staan dat de gebreken aan de buitenschermen niet door ouderdom en slijtage zijn ontstaan, maar door montage- en installatiefouten. Hiervoor is [gedaagde] immers verantwoordelijk. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook als deze gebreken zijn ontstaan naar aanleiding van het niet (tijdig) plegen van onderhoud aan de buitenschermen, omdat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] Stadsschouwburg erop heeft gewezen dat en wanneer dit onderhoud moest plaatsvinden (zie hiervoor onder 4.16).
Toevoeging producties 14 tot en met 16 van Stadsschouwburg aan het dossier
4.23.
[gedaagde] heeft tijdens de zitting bezwaar gemaakt tegen de toevoeging van de door Stadsschouwburg overgelegde producties 14 tot en met 16 aan het dossier. [gedaagde] heeft verklaard dat zij die producties niet heeft ontvangen en dat zij die daarom niet heeft kunnen bestuderen. Het bezwaar van [gedaagde] wordt afgewezen. [gedaagde] is tijdens de zitting in de gelegenheid gesteld om producties 14 tot en met 16 van Stadsschouwburg alsnog door te nemen en met haar advocaat te bespreken. Omdat het gaat om een verslag van een gesprek waarbij [gedaagde] – in de persoon van [naam] – zelf aanwezig was en een tweetal andere producties van beperkte omvang en zonder bijzondere inhoud, valt niet in te zien dat [gedaagde] na de ingelaste lees- en overlegpauze in haar processuele belangen is geschaad. Zij heeft hier in ieder geval onvoldoende voor aangevoerd. Het bezwaar van [gedaagde] wordt daarom afgewezen. Dit betekent dat de door Stadsschouwburg overgelegde producties 14 tot en met 16 worden toegevoegd aan het dossier.
Hoe nu verder?
4.24.
Zoals hiervoor onder 4.12 en 4.15 is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank is van voorlopig oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van elektro- en installatietechniek en dat de navolgende vragen moeten worden voorgelegd:
Wat is de huidige algemene staat van de buitenschermen?
Vertonen de buitenschermen gebreken en wat is de omvang hiervan?
Zijn die gebreken (mede) te wijten aan de montage- en installatie van de schermen?
Zijn er (ook) andere oorzaken van die gebreken aan te wijzen en zo ja, welke?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.25.
Voordat de rechtbank een deskundigenbericht zal bevelen, worden partijen bij akte in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de voorgenomen vraagstelling en de persoon van de deskundige. Indien partijen het in overleg eens worden over een deskundige, kunnen zij die gezamenlijk voordragen. Als zij het niet eens worden, kunnen zij elk maximaal drie namen noemen van deskundigen die naar hun mening in aanmerking komen, waarna de rechtbank een deskundige zal benoemen. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol van 10 mei 2023 verwijzen.
4.26.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het wettelijke uitgangspunt, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door Stadsschouwburg moeten worden betaald.
4.27.
Het staat partijen vrij om met inachtneming van dit vonnis opnieuw in overleg te treden over een schikking.
4.28.
Iedere verdere beslissing in deze zaak wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 mei 2023voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage (zie hiervoor onder 4.25)
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.F. de Groot, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.