ECLI:NL:RBAMS:2023:2193

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/13/722984 / HA ZA 22-756
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in bouwzaak over niet (deugdelijk) uitgevoerd werk en deskundigenbenoeming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een eiseres en een gedaagde, waarbij de eiseres vordert dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding wegens niet (deugdelijk) uitgevoerde bouwwerkzaamheden. De eiseres, eigenaar van een appartement, had een aannemingsovereenkomst gesloten met de gedaagde, die een klus- en onderhoudsbedrijf exploiteert. De partijen kwamen overeen dat de gedaagde verschillende bouwwerkzaamheden zou uitvoeren voor een bedrag van € 48.917,50. Echter, na de uitvoering van enkele werkzaamheden heeft de gedaagde zijn werkzaamheden gestaakt, wat leidde tot een geschil over de kwaliteit van het geleverde werk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres tijdig heeft geprotesteerd tegen de gebreken in de uitvoering van de werkzaamheden, waardoor het beroep van de gedaagde op artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek niet slaagt. De rechtbank heeft ook de gebreken in de uitvoering van de werkzaamheden beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde verschillende werkzaamheden niet heeft uitgevoerd of niet deugdelijk heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft besloten om een deskundige te benoemen om de vastgestelde en resterende gebreken in de woning van de eiseres te beoordelen en de kosten van herstelwerkzaamheden te begroten.

De gedaagde heeft in reconventie een tegenvordering ingesteld voor betaling van € 6.339,95 voor meerwerk, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat partijen het meerwerk hebben afgesproken. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/722984 / HA ZA 22-756
Vonnis van 12 april 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. E. Zondervan te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. M. Maasdam te Berkhout.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 september 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het tussenvonnis van 18 januari 2023 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de op 21 februari 2023 binnengekomen brief van [eiseres] , met één productie,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 maart 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van een appartement aan de [adres] (hierna: de woning).
2.2.
[gedaagde] exploiteert een klus- en onderhoudsbedrijf.
2.3.
[gedaagde] heeft op 17 maart, 8 juni, 10 juni en 29 september 2019 in totaal vier offertes voor verschillende bouwwerkzaamheden aan [eiseres] gestuurd. Partijen zijn de hierop vermelde bouwwerkzaamheden overeengekomen voor een bedrag van € 48.917,50.
2.4.
Naast de geoffreerde bouwwerkzaamheden, zijn partijen een aantal door [gedaagde] in de woning te verrichten bouwwerkzaamheden, mondeling overeengekomen. Die mondeling overeengekomen werkzaamheden heeft [gedaagde] opgenomen in de facturen die hij gedurende de uitvoering van de bouwwerkzaamheden aan [eiseres] heeft gestuurd.
2.5.
[gedaagde] heeft vanaf maart 2019 verschillende bouwwerkzaamheden in de woning verricht.
2.6.
[gedaagde] heeft op 8 maart 2020 een factuur aan [eiseres] gemaild en hem daarbij verzocht die factuur voor 10 maart 2020 te voldoen.
2.7.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 11 maart 2020 de volgende e-mail gestuurd:
“(…) Thank you for the last few days you worked at our place to fix most of the things, we really appreciate it. I understand you will do later what you could not finish yet, like connecting the floor heating, water/sewer and installing the sliding door in the staircase.
As you know our goal was always to use your service to fully finalise the apartment. When you are back from your holidays please come back to us about the installation of the remaining items like, toilet, bathtub, dakluik and second stairs (…)”
2.8.
Hierna heeft [gedaagde] geen bouwwerkzaamheden in de woning meer verricht.
2.9.
In een brief van 6 juni 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om de door hem gestelde niet (deugdelijk) uitgevoerde werkzaamheden te herstellen of te voltooien.
2.10.
In reactie daarop heeft [gedaagde] in een brief van 13 augustus 2020 aan [eiseres] – samengevat – geschreven dat hij de bouwwerkzaamheden correct heeft verricht en heeft hij [eiseres] gesommeerd tot betaling van € 5.637,95.
2.11.
In een e-mail van 25 september 2020 heeft [eiseres] aan [gedaagde] de verschuldigdheid van voornoemd bedrag betwist en geschreven dat hij in plaats van nakoming van de overeenkomst door [gedaagde] , betaling van een vervangende schadevergoeding vordert.
2.12.
Daarna heeft [eiseres] een deskundige ingeschakeld om de door [gedaagde] verrichtte werkzaamheden te beoordelen. Daartoe heeft de deskundige op 21 januari 2021 de woning bezocht. Beide partijen waren daarbij aanwezig. In het naar aanleiding daarvan op 7 mei 2021 verschenen deskundigenrapport is een offerte opgenomen van Bouwbedrijf Werkhoven, waarin de herstelkosten worden begroot op € 59.016,39.
2.13.
Op 18 juni 2021 heeft [eiseres] het deskundigenrapport aan [gedaagde] gemaild en hem daarbij in de gelegenheid gesteld de door hem gestelde niet (deugdelijk) uitgevoerde werkzaamheden binnen zes weken alsnog te herstellen of te voltooien.
2.14.
In reactie daarop heeft [gedaagde] in een brief van 12 augustus 2021 – samengevat – geschreven dat hij geen aanleiding zag om nog iets voor [eiseres] te doen, tenzij hij zich aan de financiële afspraken hield. Daarnaast heeft [gedaagde] [eiseres] gesommeerd om € 6.339,95 te betalen.
2.15.
In een brief van 1 oktober 2021 heeft [eiseres] de verschuldigdheid van voornoemd bedrag betwist. Daarop heeft [gedaagde] niet gereageerd. Op de daaropvolgende emails van 27 oktober en 8 november 2021 waarin [eiseres] [gedaagde] om een reactie heeft gevraagd, heeft [gedaagde] ook niet gereageerd.

3.Het geschil

de vorderingen
3.1.
[eiseres] vordert (in conventie) – samengevat – dat de rechtbank [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van € 58.191,39 aan schadevergoeding, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.
de tegenvordering
3.4.
[gedaagde] vordert (in reconventie) – samengevat – dat de rechtbank [eiseres] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van € 6.339,95, vermeerderd met rente.
3.5.
[eiseres] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

de vorderingen en de tegenvordering
4.1.
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vorderingen en de tegenvordering worden die hierna gezamenlijk behandeld.
Klachtplicht?
4.2.
Deze zaak gaat om de vraag of [gedaagde] de hem opgedragen werkzaamheden (deugdelijk) heeft uitgevoerd en zo nee, of hij dan de door [eiseres] gevorderde schadevergoeding moet betalen. Aan een beoordeling en beantwoording van die vraag komt de rechtbank niet toe, als het beroep van [gedaagde] op artikel 6:89 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), slaagt.
4.3.
Op grond van artikel 6:89 BW kan de schuldeiser geen beroep meer doen op een gebrek in de prestatie van de schuldenaar, als hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar daarover heeft geprotesteerd.
4.4.
In dit geval heeft [eiseres] voldaan aan deze klachtplicht. [gedaagde] heeft vanaf maart 2020 geen werkzaamheden meer verricht in de woning. Daarna heeft [eiseres] in ieder geval in zijn brief van 6 juni 2020 en zijn e-mail van 25 september 2020 aan [gedaagde] laten weten dat hij meende dat [gedaagde] verschillende werkzaamheden niet (deugdelijk) heeft uitgevoerd. Daarnaast heeft [eiseres] een deskundige ingeschakeld om onderzoek te doen naar de door [gedaagde] verrichtte werkzaamheden. Bij dat onderzoek was [gedaagde] aanwezig. [eiseres] heeft de bevindingen van de deskundige vervolgens in een brief van 18 juni 2021 met [gedaagde] gedeeld en hem in de gelegenheid gesteld om de door hem gestelde niet (deugdelijk) uitgevoerde werkzaamheden alsnog te herstellen of te voltooien. Gelet op dit alles moet [gedaagde] redelijkerwijs ervan op de hoogte zijn geweest dat [eiseres] meende dat hij zijn werkzaamheden niet (deugdelijk) heeft uitgevoerd en is niet gebleken dat [gedaagde] in zijn bewijspositie is benadeeld of in zijn mogelijkheden is belemmerd om de gevolgen van de gestelde tekortkomingen te beperken. Het beroep van [gedaagde] op artikel 6:89 BW slaagt dan ook niet.
Afspraken van partijen en de uitvoering daarvan
4.5.
De rechtbank zal bij de beoordeling van de (tegen)vorderingen eerst ingaan op de overeenkomst die partijen hebben gesloten. Het gaat om een aannemingsovereenkomst. Partijen zijn het erover eens dat zij alle werkzaamheden zoals weergegeven op de offertes zijn overeengekomen en dat [gedaagde] die zou uitvoeren voor het bedrag van € 48.917,50. Zo hebben zij op de zitting beiden bevestigd. Zij zijn het ook eens dat zij hierna nog enkele werkzaamheden mondeling zijn overeengekomen. Deze werkzaamheden zijn aldus partijen als meerwerk op de facturen gedateerd voor 10 maart 2020 zijn opgenomen.
4.6.
Anders dan [gedaagde] stelt, heeft oplevering van de werkzaamheden niet plaatsgevonden. Dat [eiseres] de werkzaamheden (stilzwijgend) heeft aanvaard, kan ook niet worden vastgesteld. Vanaf maart 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] immers aanhoudend verzocht om de volgens hem niet (deugdelijk) uitgevoerde werkzaamheden te herstellen of te voltooien.
4.7.
Wel kan worden vastgesteld dat [gedaagde] sinds maart 2020 geen uitvoering meer wenst te geven aan de overeenkomst. [gedaagde] is op dat moment opgehouden met het uitvoeren van zijn werkzaamheden en heeft deze hierna ook niet meer voortgezet. [eiseres] heeft [gedaagde] meermaals in de gelegenheid gesteld om de door hem geconstateerde niet (deugdelijk) uitgevoerde werkzaamheden te herstellen of te voltooien. [gedaagde] heeft daar geen gevolg aan gegeven. Voor zover [gedaagde] in dit verband betoogt dat hij zijn werkzaamheden mocht opschorten, omdat [eiseres] de door hem verschuldigde bedragen voor meerwerk niet betaalde, stelt de rechtbank in het vooruitzicht dat dit betoog wordt verworpen. Dat oordeel wordt hierna – samen met de behandeling van de tegenvordering van [gedaagde] – nader uitgewerkt (zie hierna onder 4.27).
4.8.
[eiseres] stelt zich in deze procedure dan ook terecht op het standpunt dat hij nu aanspraak kan maken op betaling van een (vervangende) schadevergoeding door [gedaagde] , voor zover vast komt te staan dat [gedaagde] bepaalde werkzaamheden niet of niet goed heeft uitgevoerd.
Is sprake van niet (deugdelijk) uitgevoerd werk?
4.9.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] verschillende werkzaamheden niet (deugdelijk) heeft uitgevoerd. Hij motiveert dat aan de hand van verschillende emails en brieven die hij vanaf maart 2020 aan [gedaagde] heeft gestuurd en het deskundigenrapport. Met het herstel of alsnog uit laten voeren van deze werkzaamheden door een ander, is volgens [eiseres] een bedrag van € 59.016,39 gemoeid. Daartegenover betwist [gedaagde] dat sprake is van niet (deugdelijk) uitgevoerd werk. Hij heeft dat gedaan door de in het deskundigenrapport opgenomen gebrekenlijst van handgeschreven commentaar te voorzien. Hij heeft daarbij voor een deel van de werkzaamheden enkel opgemerkt dat deze geen onderdeel uitmaakten van de afgesproken werkzaamheden.
4.10.
De rechtbank zal de ter discussie staande werkzaamheden hierna behandelen. Aan de hand van de in het deskundigenrapport opgenomen genummerde gebrekenlijst en de daarbij door [gedaagde] geplaatste commentaren, wordt eerst beoordeeld of de door [eiseres] gestelde niet (deugdelijk) uitgevoerde werkzaamheden onderdeel uitmaakten van de overeenkomst. De rechtbank stelt daarbij voorop dat partijen het erover eens zijn dat alle werkzaamheden die op de offertes en facturen van voor 10 maart 2020 staan onder de overeenkomst vallen.
Schuifdeur
4.11.
De gebrekenlijst vermeldt onder punt 2 dat de schuifdeur bij de trapopgang van de derde verdieping niet is geplaatst. Uit de door [eiseres] overgelegde factuur van 8 maart 2020 (factuurnummer [fact.nr.] ) blijkt dat [gedaagde] trappen en een schuifdeur zou plaatsen. Omdat [gedaagde] niet afzonderlijk heeft betwist dat hij een schuifdeur bij trapopgang van de derde verdieping de derde verdieping zou plaatsen, wordt aangenomen dat dit onder de afgesproken werkzaamheden viel.
Rookmelder
4.12.
De deskundige heeft onder punt 3 van de gebrekenlijst vermeld dat in de woonkamer en de keuken op de derde verdieping geen rookmelder is aangebracht. Uit de offertes en de facturen van voor 10 maart 2020 blijkt niet dat het aanbrengen van een rookmelder in de woonkamer en de keuken op de derde verdieping, tot de afgesproken werkzaamheden behoorde. [gedaagde] hoefde dit dan ook niet te doen.
Het staalwerk van de hoofddraagconstructie
4.13.
Onder punt 11 van de gebrekenlijst staat dat het staalwerk van de hoofddraagconstructie niet is voorzien van (een) brandwerende voorziening(en). [gedaagde] heeft daarbij opgemerkt dat hij geen staalwerk heeft gedaan, maar dat [eiseres] dit in eigen beheer zou (laten) doen. Op de door [eiseres] overgelegde offerte van 17 maart 2019 (offertenummer [nummer] ), staat alleen dat [gedaagde] een casco nieuwe opbouw zonder staal zou plaatsen. Hieruit blijkt dus niet dat [gedaagde] het staalwerk van de hoofddraagconstructie van (een) brandwerende voorziening(en) moest voorzien. Dat [gedaagde] dit moest doen, blijkt ook niet uit de overige door [eiseres] overgelegde offertes en facturen. Daarmee is niet komen vast te staan dat dit onderdeel was van de afgesproken werkzaamheden.
Isolatie van het staalwerk
4.14.
De gebrekenlijst vermeldt onder punt 12 dat het staalwerk rondom niet is geïsoleerd en geen koudebrug vormt. Ook hierbij heeft [gedaagde] opgemerkt dat [eiseres] dit in eigen beheer zou (laten) doen. Nu uit de door [eiseres] overgelegde offerte van 17 maart 2019 (offertenummer [nummer] ), alleen blijkt dat [gedaagde] een casco nieuwe opbouw
zonder staalzou plaatsen, valt niet in te zien dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] enig staalwerk rondom zou isoleren of daarmee een koudebrug zou vormen.
Ventilatieroosters in de pui
4.15.
Onder punt 13 van de gebrekenlijst staat: “
Geen sleufventilatieroosters in de pui scheef.”[gedaagde] heeft daarbij aangetekend dat hij geen puien heeft geplaatst. [gedaagde] betwist met deze opmerking kennelijk dat hij puien moest plaatsen. Gelet op hetgeen hiervoor in 4.11 is overwogen, wordt hij daarin niet gevolgd. Bovendien heeft [gedaagde] niet afzonderlijk betwist dat de pui voorzien moest worden van ventilatieroosters. Daarom wordt aangenomen dat ook dit onderdeel vormde van de afgesproken werkzaamheden.
Dakranden voorbereiden op plaatsen hekwerk
4.16.
De gebrekenlijst vermeldt onder punt 14 dat de dakrand van het hoge dak niet is voorbereid op de plaatsing van een hekwerk. [gedaagde] heeft daarbij aangetekend “
geen hekwerk
.De rechtbank begrijpt hieruit dat hij meent dat het voorbereiden van het hoge dak op de plaatsing van het hekwerk, geen onderdeel uitmaakt van de afgesproken bouwwerkzaamheden. Daarin wordt [gedaagde] gevolgd, omdat uit de offertes en de facturen van voor 10 maart 2020 niet blijkt dat partijen hebben afgesproken dat hij dit zou doen.
Zandcementvloer
4.17.
Onder punt 18d van de gebrekenlijst staat dat de zandcementvloer (onder meer) niet voldoet, omdat die te dun is en de vloerverwarming onvoldoende bedekt. [gedaagde] heeft daarbij geschreven: “
is alleen ruwbouw vloer nog geen afgewerkte vloer”. De rechtbank begrijpt uit deze opmerking dat [gedaagde] meent dat hij alleen een ruwbouwvloer aan [eiseres] hoefde te leveren. Daarin wordt [gedaagde] niet gevolgd. Uit de door [eiseres] overgelegde factuur van 8 maart 2020 (factuurnummer [fact.nr.] ) blijkt namelijk dat [gedaagde] een vloerverwarming met cementdekvloer zou maken. Daarom wordt aangenomen dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] dit zou doen en niet enkel een ruwbouwvloer aan [eiseres] zou leveren.
Afscheiding trap en trapgat
4.18.
Onder punt 20 van de gebrekenlijst staat dat de trap en het trapgat niet voorzien zijn van een afscheiding. De deskundige heeft daarbij opgemerkt dat dit in strijd is met het Bouwbesluit. [gedaagde] heeft hierbij aangetekend: “
niet aanwezig geleverd bewoner”. De rechtbank leidt hieruit af dat [gedaagde] meent dat het voorzien van de trap en het trapgat van een afscheiding, niet tot de overeengekomen werkzaamheden behoort. In dit verband wordt erop gewezen dat de door [eiseres] overgelegde factuur van 8 maart 2020 (factuurnummer [fact.nr.] ) vermeldt dat [gedaagde] trappen zou plaatsen. Aangezien het Bouwbesluit daarnaast onbestreden voorschrijft dat tussen deze trap en het trapgat een afscheiding moet worden geplaatst, wordt aangenomen dat ook dit onder de afgesproken werkzaamheden viel.
Trap naar dakterras
4.19.
Onder punt 21 van de gebrekenlijst staat dat de trap naar het dakterras niet is gemonteerd en geplaatst. [gedaagde] heeft daarbij opgemerkt dat daar geen offerte voor was. Voor zover [gedaagde] met deze opmerking bedoelt dat het plaatsen van een trap naar het dakterras niet was afgesproken, wordt eveneens verwezen naar de door [eiseres] overgelegde factuur van 8 maart 2020 (factuurnummer [fact.nr.] ) waarop staat [gedaagde] trappen zou plaatsen. Omdat [gedaagde] niet afzonderlijk heeft betwist dat hij een trap naar het dakterras zou plaatsen, wordt aangenomen dat ook het plaatsen van die trap tot de overeengekomen werkzaamheden behoorde.
Aansluitingen waterleidingen binnen
4.20.
De gebrekenlijst vermeldt onder punt 24 dat de waterleidingen binnen niet zijn aangesloten en getest. [gedaagde] heeft daarbij geschreven: “
geen kranen bewoner”. Voor zover [gedaagde] hiermee bedoelt dat hij de waterleidingen binnen niet hoefde aan te sluiten en te testen, wordt verwezen naar de offerte van 29 september 2019 (offertenummer 201922). Hieruit volgt dat [gedaagde] onder meer (een) waterleiding(en) zou aansluiten. Omdat [gedaagde] niet afzonderlijk heeft betwist dat hij de waterleidingen binnen zou aanbrengen en ook niet gemotiveerd heeft aangevoerd dat hij die waterleidingen binnen niet zou aansluiten en testen, mocht [eiseres] begrijpen dat dit onder de afgesproken werkzaamheden viel.
Stuken wanden toilet
4.21.
Onder punt 28 van de gebrekenlijst staat dat de wanden van het toilet niet zijn gestukt. [gedaagde] heeft daarbij opgemerkt dat [eiseres] tegels wilde. Uit de door [eiseres] overgelegde offerte van 8 juni 2019 (offertenummer 201912) blijkt dat [gedaagde] alle wanden en het plafond zou stuken. [gedaagde] heeft niet voldoende gemotiveerd dat deze afspraak niet zou gelden voor de wanden van het toilet, zodat wordt aangenomen dat ook dit tot de afgesproken werkzaamheden behoorde.
Welke gebreken staan nu vast?
4.22.
Voor de door [eiseres] gestelde gebreken waarbij [gedaagde] alleen heeft opgemerkt dat die niet onder de afgesproken werkzaamheden vielen en de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld dat deze wel onder de aannemingsovereenkomst vallen, geldt dat [gedaagde] die gebreken op zichzelf niet heeft betwist. Die gebreken worden daarom als vaststaand aangenomen. Dat geldt ook voor de gestelde gebreken waarbij [gedaagde] in het geheel geen opmerking heeft geplaatst. De volgende gebreken staan daarom vast, waarbij de nummering van de gebrekenlijst in het deskundigenrapport wordt aangehouden (hierna: de vaststaande gebreken):
  • 1. trap naar vierde verdieping te laag geplaatst;
  • 2. schuifdeur;
  • 13. ventilatieroosters schuifpui;
  • 16. koudebrug schoorsteen naar toiletruimte;
  • 17. vloer dakopbouw;
  • 18 a en d. zandcementvloer;
  • 19. vloerverwarming;
  • 20. afscheiding trapgat;
  • 21. trap dakterras;
  • 24. aansluiting waterleidingen binnen; en
  • 28. stuken wanden toilet;
Welke gebreken kan de rechtbank niet vaststellen?
4.23.
Voor de overige door [eiseres] gestelde gebreken geldt dat [gedaagde] die gemotiveerd heeft weersproken. De rechtbank kan ten aanzien van die gebreken op dit moment niet vaststellen of en zo ja, in welke omvang, die gebreken aanwezig zijn. Het gaat daarbij om de volgende nummers in de gebrekenlijst in het deskundigenrapport: 4, 5, 6, 7, 8, 9, 15, 18 b en c, 22, 23, 26, 27, 29, 30, 31, 32 en 33 (hierna: de resterende gebreken). De overige gestelde gebreken zijn door de rechtbank immers reeds afgewezen (zie hiervoor onder nummers 4.12 (rookmelder), 4.13 (staalwerk), 4.14 (isolatie staalwerk) en 4.16 (dakwerk)) of als vaststaand aangenomen (zie hiervoor onder 4.22 hiervoor).
4.24.
De rechtbank ziet aanleiding om ter beoordeling daarvan een onafhankelijke deskundige te benoemen. De te benoemen deskundige mag zich uitlaten over hoe de reeds door de rechtbank vastgestelde gebreken (zie hiervoor onder 4.22) en de eventueel door de deskundige te constateren resterende gebreken dienen te worden hersteld en mag ook de daarmee gepaard gaande kosten begroten (zie hierna onder 4.27).
Eigen werkzaamheden [eiseres] ?
4.25.
Voor zover [gedaagde] bepleit dat [eiseres] na zijn vertrek zelf werkzaamheden in de woning heeft verricht, zodat niet meer kan worden vastgesteld of de door [eiseres] gestelde gebreken het gevolg zijn van de werkzaamheden van [gedaagde] of zijn eigen werkzaamheden, wordt hij daarin niet gevolgd. [eiseres] heeft opgesomd welke beperkte werkzaamheden hij heeft verricht en daarbij – onderbouwd met foto’s – toegelicht dat die werkzaamheden niet zien op de (herstel)werkzaamheden waarvoor in deze zaak een schadevergoeding wordt gevorderd. Daartegen heeft [gedaagde] heeft geen afzonderlijke argumenten naar voren gebracht. Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank ervan uit dat de (herstel)werkzaamheden waarvoor [eiseres] in deze zaak een schadevergoeding vordert, zien op door [gedaagde] niet (deugdelijk) uitgevoerd werk.
De tegenvordering en het beroep op opschorting van [gedaagde]
4.26.
[gedaagde] stelt in zijn tegenvordering dat [eiseres] € 6.339,95 aan hem moet betalen voor door hem verricht meerwerk dat partijen mondeling zijn overeengekomen. [eiseres] betwist dat partijen het door [gedaagde] gestelde meerwerk hebben afgesproken, voor zover dat niet uit de door hem ontvangen en overgelegde facturen van voor 10 maart 2020 blijkt. De door [gedaagde] overlegde facturen zijn volgens hem bewerkt door [gedaagde] en heeft hij nooit ontvangen. Daarop heeft [gedaagde] niet nader gemotiveerd dat het wel om aan [eiseres] verzonden facturen gaat. De rechtbank is ondanks navraag aan [gedaagde] tijdens de zitting, niet duidelijk geworden van welk meerwerk [gedaagde] nu precies betaling vordert. Bij deze stand van zaken kan niet worden vastgesteld dat partijen het door [gedaagde] gestelde meerwerk zijn overeengekomen en dat [gedaagde] in dit verband een (opeisbare) vordering op [eiseres] heeft. De tegenvordering van [gedaagde] wordt dan ook afgewezen.
4.27.
Gelet op dit oordeel mocht [gedaagde] zijn werkzaamheden ook niet opschorten en verkeerde [eiseres] niet in verzuim, omdat hij voor dit meerwerk niet betaalde.
Hoe nu verder?
4.28.
Zoals hiervoor onder 4.24 is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank is van voorlopig oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van bouwkunde en dat de navolgende vragen moeten worden voorgelegd:
Kunt u op basis van het voorhanden materiaal en een uit te voeren plaatsopneming een beschrijving geven van de vaststaande en resterende gebreken in de woning van [eiseres] ?
Kunnen de gebreken (mede) veroorzaakt zijn door de door [gedaagde] in opdracht van [eiseres] uitgevoerde bouwwerkzaamheden? De rechtbank verzoekt u daarbij uit te gaan van de offertes en de facturen van voor 10 maart 2020 die [eiseres] heeft overgelegd.
Zijn er (ook) andere oorzaken aan te wijzen van de gebreken en zo ja, welke?
Wat is volgens u de meest geëigende manier van herstel de gebreken die (kunnen) zijn veroorzaakt door voornoemde bouwwerkzaamheden?
Wat zijn de kosten van die herstelwerkzaamheden?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.29.
Voordat de rechtbank een deskundigenbericht zal bevelen, worden partijen bij akte in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de voorgenomen vraagstelling en de persoon van de deskundige. Indien partijen het in overleg eens worden over een deskundige, kunnen zij die gezamenlijk voordragen. Als zij het niet eens worden, kunnen zij elk maximaal drie namen noemen van deskundigen die naar hun mening in aanmerking komen, waarna de rechtbank een deskundige zal benoemen. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol van 10 mei 2023 verwijzen.
4.30.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het wettelijke uitgangspunt, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eiseres] moeten worden betaald.
4.31.
Het staat partijen vrij om met inachtneming van dit vonnis alsnog in overleg te treden over een schikking.
4.32.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
de vorderingen en de tegenvordering
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 mei 2023voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage (zie hiervoor onder 4.28),
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.F. de Groot, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.