ECLI:NL:RBAMS:2023:2158

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
Ams 21/2110
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging noodopvang en gevolgen voor minderjarige kinderen in bestuursrechtelijke context

In deze einduitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 31 maart 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van de noodopvang op grond van de Wet maatschappelijke opvang 2015 (Wmo 2015) beoordeeld. Eiseres, die samen met haar dochter in de noodopvang verblijft, heeft in het verleden in Nederland gewoond, maar is sinds 2020 dakloos. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de noodopvang beëindigd omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde van minimaal 24 maanden verblijf in Nederland. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft eerder een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoonde. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft onderzocht of eiseres en haar dochter, als Unieburgers, een menswaardig bestaan kunnen leiden na de beëindiging van de noodopvang. De belangen van de minderjarige dochter zijn onvoldoende in de afweging betrokken, ondanks aanwijzingen dat de beëindiging van de opvang een negatieve impact op haar zou kunnen hebben.

In de einduitspraak vernietigt de rechtbank het bestreden besluit en herroept het besluit tot beëindiging van de noodopvang. De rechtbank oordeelt dat het college niet heeft aangetoond dat er alternatieve huisvesting beschikbaar is voor eiseres en haar dochter. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 3.286,50 bedragen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om de rechten van minderjarige kinderen in dergelijke bestuursrechtelijke procedures te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/2110

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. H.M. de Roo),
en

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Amsterdam

(gemachtigde: mr. E.D. Mensing van Charante).

Inleiding

1. In deze einduitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van de noodopvang op grond van de Wet maatschappelijke opvang 2015 (Wmo 2015).
2. Eiseres heeft van 1989 tot 1997 in Nederland gewoond. Haar echtgenoot heeft haar in 1997 in Marokko bij haar schoonfamilie achtergelaten en is zelf teruggekeerd naar Nederland. In mei 2019 is eiseres met haar dochter [naam dochter 1] teruggegaan naar Nederland. Zij hebben een jaar bij eiseres’ dochter [naam dochter 2] in een eenkamerappartement gewoond. Omdat de verhuurder hiermee niet akkoord ging, zijn zij en [naam dochter 1] sindsdien dakloos. Sinds 4 november 2020 verblijven eiseres en [naam dochter 1] in de noodopvang.
3. Het college heeft de noodopvang met het besluit van 4 december 2020 beëindigd, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde dat zij en haar dochter minimaal 24 maanden in Nederland zijn. Het bezwaar van eiseres hiertegen is met het bestreden besluit van 1 maart 2021 ongegrond verklaard.
4. Het beroep is eerst op een zitting van 31 mei 2022 door de rechtbank behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam 1] als tolk en namens het college, [naam 2] . Op de zitting is de zaak geschorst. Afgesproken is dat het college het nieuwe plan van aanpak noodopvang van eiseres zal overleggen.
5. De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2022 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam 1] als tolk en de gemachtigde van het college.
6. De rechtbank heeft op 9 november 2022 een tussenuitspraak gedaan (de tussenuitspraak). Hierbij is het college in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
7. Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
8. Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd.
9. De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

10. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
11. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. Het college heeft namelijk onvoldoende onderzocht of eiseres en [naam dochter 1] als Unieburgers na weigering van de noodopvang een menswaardig bestaan kunnen leiden. Met name de gevolgen van het bestreden besluit voor [naam dochter 1] waren onvoldoende onderzocht, terwijl de belangen van het kind een belangrijke rol hadden moeten spelen in de afweging om noodopvang te beëindigen. Dit was te meer belangrijk, omdat er aanwijzingen waren dat de beëindiging een substantieel negatieve impact op [naam dochter 1] zou kunnen hebben. [naam dochter 1] is volgens haar psycholoog depressief, haar schoolprestaties lijden onder de stress, haar maatschappelijk werker is bang dat zij ‘verdrinkt’ als er geen veilige haven meer was en eiseres en haar dochter hebben eerder op straat geslapen.
12. Het college heeft op 8 februari 2023 een aanvullende motivering gegeven. Het college heeft toegelicht dat eiseres en [naam dochter 1] zijn toegelaten tot de noodopvang, terwijl zij niet voldeden aan de criteria. Zij weten al sinds november 2020 dat zij de noodopvang zullen moeten verlaten. Volgens het college dreigt de noodopvang voor gezinnen dicht te slibben met gezinnen die niet aan de criteria voldoen, maar die wel langdurig in de noodopvang verblijven. Hierdoor ontstaat het risico dat andere gezinnen langer moeten wachten op een plek in de noodopvang. Het college vindt het primair de verantwoordelijkheid van eiseres om in het belang van [naam dochter 1] te handelen. Het college heeft eiseres voldoende geïnformeerd en begeleiding gegeven bij het zoeken van een woning buiten de regio. Eiseres doet hierin het minimaal gevraagde en heeft bovendien een woning geweigerd. Het college begrijpt dat de situatie tot klachten leidt bij [naam dochter 1] , maar er is ook zorg betrokken bij [naam dochter 1] om haar te ondersteunen en te begeleiden. Dit komt onvoldoende op gang, omdat [naam dochter 1] zelf onvoldoende haar afspraken nakomt. Het college ziet geen reden om eiseres en [naam dochter 1] alsnog in de noodopvang te laten verblijven en daarmee hun belangen anders af te wegen dan andere gezinnen met minderjarige kinderen die de noodopvang om dezelfde reden moeten verlaten of geen toegang krijgen.
13. Het college heeft wel aangeboden dat eiseres en [naam dochter 1] drie maanden langer (tot 8 mei 2023) in de noodopvang mogen blijven, zodat [naam dochter 1] voorbereid kan worden op haar vertrek. In die periode kan ook met hun gezin en familieleden een plan gemaakt worden waar [naam dochter 1] na de noodopvang kan verblijven. In het uiterste geval kan Veilig Thuis ingezet worden om mogelijkheden binnen een zorgkader te organiseren. Ook een mogelijkheid is dat eiseres en [naam dochter 1] terugkeren naar Marokko, om daar bij familie te verblijven.
14. In haar reactie van 2 maart 2023 stelt eiseres zich op het standpunt dat het college het geconstateerde gebrek niet heeft gerepareerd. Eiseres vindt dat niet gebleken is onderzoek is gedaan naar het concrete risico dat grondrechten van eiseres en [naam dochter 1] worden geschonden bij de beëindiging van de noodopvang. Er zou zijn gesproken met [naam dochter 1] , haar psycholoog en de school, maar hier blijkt in de aanvullende motivering van het college niet van. Eiseres wijst er verder op dat zij ernstige psychiatrische problemen heeft, waaronder straatvrees. Zij is afhankelijk van haar Amsterdamse netwerk. Dochter [naam dochter 3] verzorgt haar en de echtgenoot van dochter [naam dochter 2] begeleidt haar buitenshuis. [naam dochter 2] zelf is door chronische leukemie aan bed gekluisterd en eiseres is haar mantelzorger. Daarom is verzocht om ontheffing van de voorwaarde om buiten Amsterdam te zoeken. Dit is geweigerd, dus zoekt eiseres toch buiten Amsterdam. Het is niet juist dat eiseres een woning buiten Amsterdam in 2021 geweigerd zou hebben. Tot slot betoogt eiseres dat zij geen alternatief onderdak hebben bij beëindiging van de noodopvang. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar een verslag van een [naam conferentie] , waar geconcludeerd wordt dat eiseres en [naam dochter 1] niet bij familie in Nederland of Marokko terecht kunnen. Als zij uit de noodopvang moeten, zullen zij gescheiden worden.
15. De rechtbank is het met eiseres eens dat met de aanvullende motivering het gebrek in het bestreden besluit niet hersteld is. Nog steeds bestaat onvoldoende duidelijkheid over de gevolgen van het bestreden besluit voor [naam dochter 1] . Er zijn meerdere aanwijzingen dat beëindiging van de noodopvang zal maken dat [naam dochter 1] het nog zwaarder zal krijgen en het college heeft de zorg van de rechtbank dat hiermee haar grondrechten geschonden zullen worden, niet weg kunnen nemen. Dit komt mede omdat niet is weergegeven wat met de psycholoog is besproken. Ook is slechts summier weergegeven dat hulp is geboden, maar niet welke hulp en wat dit zou opleveren als [naam dochter 1] wel op afspraken verscheen. Ook heeft het college ongemotiveerd gesteld dat alternatief onderdak bij familie wellicht mogelijk is, terwijl uit het verslag van de [naam conferentie] blijkt dat er geen alternatief is.

Conclusie en gevolgen

16. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, dat niet is hersteld, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Gelet op de langere periode van onzekerheid voor eiseres en [naam dochter 1] vindt de rechtbank het belangrijk om in deze procedure wel duidelijkheid te bieden. De rechtbank ziet daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het besluit tot beëindiging van de noodopvang van 4 december 2020 te herroepen. Dit betekent dat het besluit tot beëindiging van de noodopvang voor eiseres en [naam dochter 1] niet meer geldt.
17. Omdat het beroep gegrond is, moet het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
18. Daarnaast krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. Eiseres krijgt een vergoeding voor haar proceskosten in beroep, maar ook voor de proceskosten in bezwaar. Eiseres heeft hierom verzocht en aangezien bij deze uitspraak het besluit van 4 december 2020 wordt herroepen wegens aan het college te wijten onrechtmatigheid, zal het college op grond van artikel 8:75 in verbinding met artikel 7:15 van de Awb worden veroordeeld in de kosten van eiseres in bezwaar.
19. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 597,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend, heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen en heeft een schriftelijke zienswijze n een bestuurlijke lus ingediend. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.286,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.286,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.