Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift, met producties,
- het verweerschrift, met producties,
- de beschikking van 24 november 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 14 februari 2023, waar partijen om een aanhouding hebben gevraagd om te kunnen praten over een onderlinge regeling,
- de brief van mr. Bakker van 23 februari 2023, waarin de rechtbank wordt verzocht een beschikking af te geven,
- de brief van mr. Van Nimwegen en mr. Boerma van 27 februari 2023, waarin BBH het hiervoor genoemde verzoek van mr. Bakker bevestigt.
2.De feiten
side event’van de Trade Fair in [woonplaats 2] , die van 8 tot 12 november 2022 werd georganiseerd door FloraHolland.
commitmentof overeenkomst wordt gekomen met BBH en FloraHolland en dat het (financiële) risico voor [verzoekster] te groot is. Ook heeft [naam 1] een oplossing beschreven en voorgesteld een bijeenkomst te plannen.
3.Het verzoek
4.De beoordeling
Toetsingskader
fishing expeditiongebruikt en omdat sprake is van een onevenredige verhouding tussen de betrokken belangen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het verzoek wordt gebruikt als pressiemiddel of
fishing expedition. BBH heeft ook in dit kader, kort gezegd, aangevoerd dat het verzoek onvoldoende geconcretiseerd is. Het wordt herhaald dat onder 4.3 reeds is geoordeeld dat het verzoek voldoende duidelijk en specifiek is. Ook is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onevenredige verhouding tussen de betrokken belangen. BBH stelt weliswaar dat het verzoek nu al grote gevolgen voor haar heeft, maar zij heeft dit in het geheel niet onderbouwd. Ook wijst BBH erop dat [naam 2] en [naam 1] partijgetuigen zijn. Dit maakt echter niet dat het buitenproportioneel zou zijn om hen in een voorlopig getuigenverhoor te horen. Nog los van het feit dat [verzoekster] ook nog twee andere getuigen wil horen, kunnen de (onder ede afgelegde) verklaringen van een partijgetuige immers bijdragen aan het door [verzoekster] te leveren bewijs. BBH voert ten slotte aan dat het overbodig is om [naam 3] nog te horen, omdat hij reeds een schriftelijke verklaring heeft gegeven. Dat BBH deze verklaring heeft overgelegd, betekent echter niet dat [verzoekster] geen belang meer heeft om [naam 3] te horen. Tijdens een voorlopig getuigenverhoor zal hij namelijk onder ede worden gehoord en krijgt [verzoekster] ook de gelegenheid om hem vragen te stellen. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van misbruik van bevoegdheid.
5.De beslissing
20 april 2023om partijen in de gelegenheid te stellen hun verhinderdata en die van de op te roepen getuigen voor de maanden
mei tot en met juli 2023door te geven aan de griffier van deze rechtbank (t.a.v. rekestenadministratie van de Afdeling privaatrecht, team Handelszaken), waarna een datum voor verhoor zal worden bepaald,