ECLI:NL:RBAMS:2023:212
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot beëindiging van strafzaak op grond van artikel 29f Sv afgewezen
Op 17 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tot beëindiging van een strafzaak tegen de verzoeker. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.H. Tonino, had verzocht om te verklaren dat de strafzaak met parketnummer 13-186309-22 tegen hem was geëindigd. Het verzoekschrift was op 24 oktober 2022 ingediend en op 3 januari 2023 is de verzoeker in besloten raadkamer gehoord. De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van het Openbaar Ministerie (OM), dat zich op het standpunt stelde dat het verzoek moest worden afgewezen. Het OM gaf aan dat de zaak niet stil had gelegen en dat er voldoende activiteiten waren ondernomen in het onderzoek, dat onderdeel uitmaakt van een grootschalig witwasonderzoek.
De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging en het OM afgewogen. De verzoeker was op 25 november 2019 aangehouden op verdenking van witwassen, valsheid in geschrift en oplichting. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verzoeker had aangevoerd dat de duur van het onderzoek onredelijk was, er geen reden was om aan te nemen dat de vervolging moest worden beëindigd. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot beëindiging van de strafzaak niet kon worden toegewezen, omdat er geen sprake was van een onredelijk lange duur van het opsporingsonderzoek en er voldoende duidelijkheid was over de voortgang van de zaak.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, en deze beslissing is gegeven door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. P.L.C.M. Ficq en de rechters mr. H.E. Hoogendijk en mr. E. van den Brink, in tegenwoordigheid van griffier mr. M. van Randeraat. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.