ECLI:NL:RBAMS:2023:210
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WGA-vervolguitkering in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 20 januari 2023, zaaknummer AMS 22/2424, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV beoordeeld. Eiser, die voorheen als allround loodsmedewerker werkte, heeft zich op 29 augustus 2017 ziekgemeld en ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet. Op 23 oktober 2019 werd hem een loongerelateerde uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 64,31%. Na een wijziging van zijn gezondheid heeft het UWV zijn arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 63,67%, maar dit percentage werd later in bezwaar verlaagd naar 62,39%. Eiser is het niet eens met deze beslissing en stelt dat zijn arbeidsongeschiktheidspercentage ten onrechte te laag is vastgesteld, en dat dit 80% of hoger zou moeten zijn, vooral na het doormaken van long-covid.
De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV zorgvuldig onderzocht. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser op 1 oktober 2020 voor 62,39% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts B&B zorgvuldig is uitgevoerd en dat alle door eiser ingebrachte klachten adequaat zijn meegenomen in de beoordeling. De verzekeringsarts heeft overtuigend gemotiveerd dat er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) de mogelijkheden van eiser correct weergeeft.
De rechtbank wijst het beroep van eiser af, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en dat de door hem gemaakte proceskosten niet vergoed worden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.