ECLI:NL:RBAMS:2023:2091

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
13/323670-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhandelen en voorhanden hebben van verdovende middelen met vrijspraak voor andere feiten

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben en verhandelen van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 december 2022 in Amsterdam 7,42 gram cocaïne en ongeveer 985 pillen MDMA voorhanden had en in de periode van 22 april tot en met 9 december 2022 deze middelen heeft verkocht en afgeleverd. De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op getuigenverklaringen, inbeslagname van verdovende middelen en de inhoud van de telefoon van de verdachte, waaruit blijkt dat hij actief betrokken was bij de handel in drugs. De verdachte heeft verklaard dat hij de cocaïne voor eigen gebruik had en dat hij slechts sporadisch handelde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de handel in verdovende middelen, ook al heeft hij enkele feiten ontkend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, zoals heling van een laptop en het voorhanden hebben van een ploertendoder, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. De rechtbank heeft ook bepaald dat het onder verdachte in beslag genomen geld, dat vermoedelijk afkomstig is van de drugshandel, verbeurd wordt verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/323670-22
Datum uitspraak: 23 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
Ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
feitelijk verblijvende op het adres:
[verblijfadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.L.J. Smit, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
op 9 december 2022 in Amsterdam 7,42 gram cocaïne en/of ongeveer 985 pillen en/of 0,91 gram MDMA voorhanden heeft gehad;
in de periode van 22 april tot en met 9 december 2022 in Amsterdam heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd 0,17 gram cocaïne en/of onbekend gebleven hoeveelheden MDMA en/of onbekend gebleven hoeveelheden 2C-B;
opzet dan wel schuldheling van een laptop op 9 december 2022 in Amsterdam;
verduistering van ING betaalpassen, rijbewijzen, identiteitskaarten en paspoorten op 9 december 2022 in Amsterdam;
het voorhanden hebben van een ploertendoder op 9 december 2022 in Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en geldt hier als ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
Het is juist dat verdachte cocaïne op zak heeft gehad en verhandeld. Dit geldt evenwel niet voor volledige ten laste gelegde periode. Verdachte heeft rond de zomer maximaal drie weken gedeald in cocaïne.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het verhandelen van 2C-B en MDMA., Uit niets blijkt dat verdachte hierin handelde. Uit de telefoon blijkt niet dat verdachte 2C-B of MDMA heeft afgeleverd. Uit het dossier komen immers aanwijzingen naar voren dat de telefoon rouleerde, zoals verdachte verklaart, en door meerder mensen werd gebruikt.
Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van het bezit van MDMA, de heling van de laptop, de verduistering van de ING betaalpassen, rijbewijzen, identiteitskaarten en paspoorten en het voorhanden hebben van een ploeterdoder, omdat verdachte hierover niet de wetenschap en beschikkingsmacht had, hij verbleef immers niet in de woning waar(bij) deze spullen zijn aangetroffen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
Bij Meld Misdaad Anoniem zijn meldingen binnengekomen dat verdachte, woonachtig aan de [BRP adres] (hierna: de woning), zou handelen in verdovende middelen vanuit zijn woning en/of vanuit de auto, een Volkswagen Polo met kenteken [nummerbord] .
Op 9 december 2022 zagen verbalisanten verdachte als bestuurder in voornoemd voertuig rijden in Amsterdam. Zij besloten verdachte te volgen en zagen dat hij het voertuig even later parkeerde. Zij zagen vervolgens een man plaatsnemen als bijrijder in het voertuig. Deze man, naar later bleek getuige [getuige 1] , stapte na ongeveer twee minuten weer uit. Hij verklaarde dat hij zojuist verdovende middelen in de auto had gekocht. Uit nader onderzoek is gebleken dat dit een bolletje van 0,17 gram cocaïne betrof.
Verdachte is diezelfde dag aangehouden en tijdens de fouillering werd in de onderbroek van verdachte een plastic zak met wikkels met daarin totaal 4,89 gram cocaïne en veertien papiertjes met daarin totaal 2,53 gram cocaïne aangetroffen. Ook werden sleutels die toegang gaven tot de woning en de bijbehorende box tijdens de fouillering aangetroffen. Ook is er een telefoon onder verdachte in beslag genomen. Onder de bestuurdersstoel werd een zak met muntgeld en een zak met een stapel van tieneurobiljetten aangetroffen en in de armsteun werd een kleine portemonnee met muntgeld gevonden. In het dashboard van het de auto werden twee ING-betaalpassen die niet op naam van verdachte stonden aangetroffen. De woning is diezelfde dag doorzocht. In de plankenkast, meteen rechts naast de toegangsdeur, werd een Nederlands rijbewijs, dat niet op naam stond van verdachte, aangetroffen en ook werd in een brillenkoker een zakje met een roze tablet van 0,91 gram MDMA gevonden. In een slaapkamer werd een ploertendoder aangetroffen. Bij de doorzoeking van de box behorende bij de woning werd (gerold in een rode trui) een zak met 984 oranje pillen MDMA met indruk van Donald Trump aangetroffen. In deze box werden tevens passen. die niet op naam van verdachte stonden, gevonden. Bovendien werd in een kartonnen doos een doos met vijftigeurobiljetten gevonden en in een Albert Heijn tas troffen de verbalisanten een laptop aan. Deze laptop bleek in september 2022 te zijn weggenomen bij een inbraak bij een bedrijf in Diemen.
Uit nader onderzoek aan de telefoon in beslag genomen telefoon bleek dat de telefoon werd gebruikt voor de handel in verdovende middelen tussen 21 april 2022 en 9 december 2022. In de telefoon zijn meerdere foto’s en video’s aanwezig waarop verdovende middelen staan afgebeeld. Ook staan er 758 chats, 549 instant messages en 4655 telefoongesprekken in de telefoon. Uit deze gesprekken komt naar voren dat er regelmatig afspraken worden gemaakt met personen. Ook wordt in gesprekken onder andere gevraagd naar “1 gram”, “kleintje”, “halve”, “Keta”, “C”, “B”, “P”, “M”, “snuif”, “Crystal” en “ice”. Op 1 oktober 2022 krijgt de gebruiker van de telefoon, die zichzelf ‘ [schuilnaam 1] ’ noemt, berichten van ‘ [schuilnaam 2] ’:
“ [schuilnaam 2] : Yoo faka
[schuilnaam 2] : Met mij body
[schuilnaam 2] : Is er goeie snoepjes l00st
[schuilnaam 1] : Yoo
[schuilnaam 2] : Yoo
[schuilnaam 2] : Zijn er snoepjes l00stb
[schuilnaam 2] : Maar niet die roze punch
[schuilnaam 1] : Ja ik heb je geappt ook op die andere
[schuilnaam 1] : Ik heb laatst 500 gehaald voor 1 euro
[schuilnaam 1] : Kijk wat je me kan geven.
[schuilnaam 1] : Zijn 230 bruto erin
[schuilnaam 2] : Heb je foto van welke je hebt
[schuilnaam 1] : Ik ga ff douche maak ik foto straks
[schuilnaam 1] : Zijn teump
[schuilnaam 1] : Trump
[schuilnaam 1] : Orange
[schuilnaam 2] : Oké”
De gebruiker van de telefoon stuurt uiteindelijk een video waarin een zak met oranje pillen met indruk van Donald Trump is te zien. Deze pillen komen overeen met de inbeslaggenomen pillen. Ook vraagt ‘ [schuilnaam 2] ’ of de gebruiker van de telefoon verdovende middelen voor hem kan regelen:
“ [schuilnaam 2] : [
een afbeelding met daarin de volgende tekst:
- 50 gram Colo
- 50 gram speed Puur
- 150 pillen
- 150 2 CB pillen
- 100 gram MDMA
- 50 gram Tussi
- 100 gram Keta]
[schuilnaam 2] : Kan je deze lijst regelen
[schuilnaam 2] : En goeie puntje voor me erop op elke
[schuilnaam 2] : En stuur me totale prijs
[schuilnaam 2] : Dan geef ik die totale prijs door
[schuilnaam 1] : Yoo faka was buiten de stad
[schuilnaam 1] : Goeiemorgen
[schuilnaam 1] : Ik kan niet alles fixe
[schuilnaam 2] : Goeie morgen
[schuilnaam 2] : Goeie middag
[schuilnaam 2] : Wat kan je wel regelen van die lijst
[schuilnaam 1] : Middag
[schuilnaam 1] : Aai
[schuilnaam 1] : Die speed denk ik niet
[schuilnaam 2] : Toen was ik wakker Hahahaah
[schuilnaam 2] : Alleen speed niet de rest wel
[schuilnaam 1] : En misschien die tusi en die 2cb
[schuilnaam 2] : Wat is tusi
[schuilnaam 1] : Tussi is die roze spul
[schuilnaam 1] : Ik kan fixe maar alleen groot”.
‘ [schuilnaam 2] ’ sprak de gebruiker van de telefoon vervolgens op 26 november 2022 aan met ‘ [schuilnaam 3] ’. Ook anderen spraken de gebruiker van de telefoon op verschillende momenten tussen april en december aan met ‘ [schuilnaam 3] ’ of ‘ [schuilnaam 4] ’. De gebruiker van de telefoon bevestigde op 6 december 2022 dat hij ‘ [verdachte] ’ heet. In de gesprekken wordt het rekeningnummer dat op naam staat van verdachte meermaals genoemd en ook staan er video’s op de telefoon die zijn gemaakt in de selfiestand, waarop verdachte is te zien.
Verder hebben verbalisanten geprobeerd de personen op wiens naam de passen staan de horen. Dit is niet bij iedereen gelukt. Wel heeft getuige [getuige 2] verklaard dat het zou kunnen dat hij zijn identiteitskaart als onderpand voor drugs aan de dealer heeft afgegeven.
3.3.2
Verklaring van verdachte
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij de cocaïne op zak had voor eigen gebruik en dat hij in de tenlastegelegde periode na de zomer een paar maanden heeft gehandeld in cocaïne. Dit deed hij ongeveer vier keer per maand. Verdachte heeft verklaard dat hij dan door een afnemer werd gebeld op een telefoon die rouleerde en dat verdachte vervolgens met de auto naar een afgesproken locatie toe ging. Verdachte heeft verklaard dat hij niets wist over de oranje pillen met de opdruk van Donald Trump. Verdachte had de telefoon slechts een paar keer per maand in gebruik en verdachte werd ook niet ‘ [schuilnaam 1] ’, ‘ [schuilnaam 4] ’ of ‘ [schuilnaam 3] ’ genoemd. Over de aangetroffen video in selfiestand heeft verdachte verklaard dat hij die telefoon blijkbaar een keer heeft gebruikt, omdat zijn andere telefoon leeg was.
Verdachte heeft verklaard dat hij niets wist over de laptop, de passen op naam van anderen en de ploeterdoder die zijn aangetroffen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij nooit in de box behorende bij de woning kwam.
3.3.3
Bewezenverklaring van de feiten 1 en 2
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat verdachte de gebruiker is geweest van de telefoon. Niet alleen had verdachte deze telefoon tijdens zijn aanhouding bij zich, maar ook uit de inhoud van de telefoon blijkt dat verdachte de gebruiker hiervan is geweest. Voor de beoordeling van de tenlastegelegde feiten doet het er niet aan af dat anderen mogelijk ook gebruik hebben gemaakt van deze telefoon.
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van verdachte en de inhoud van de telefoon vast dat verdachte verdovende middelen aanwezig heeft gehad en daarin heeft gehandeld.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande eveneens vast dat hij verdovende middelen heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. Verdachte sprak met de afnemers immers af op een locatie. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat, anders dan verdachte heeft verklaard, hij tevens in MDMA en 2C-B handelde. De rechtbank leidt de handel daarin af uit de inhoud van de gesprekken op de telefoon.
De rechtbank acht daarnaast ook bewezen dat verdachte de tenlastegelegde cocaïne, pillen en MDMA voorhanden heeft gehad op 9 december 2022 in Amsterdam.
Verdachte, waarvan vast staat dat hij heeft gehandeld in verdovende middelen, had immers de sleutels die toegang verschaften tot de woning en de daarbij behorende box waar verdovende middelen zijn aangetroffen. Verdachte had hierover dus ook de wetenschap en de beschikkingsmacht.
3.3.4
Vrijspraak feit 4
De officier van justitie vindt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het zich wederrechtelijk toe-eigenen van verschillende bankpassen, rijbewijzen en identiteitsbewijzen van drugsgebruikers. . Het is een feit van algemene bekendheid dat identificerende passen door afnemers van verdovende middelen aan een dealer worden gegeven als onderpand, zoals ook door de officier van justitie wordt onderschreven. Dit wordt in dit dossier bovendien bevestigd door de verklaring van getuige [getuige 2] , terwijl een deel van de passen is aangetroffen bij de verdovende middelen. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet zonder meer vaststellen dat verdachte in dat geval opzet heeft gehad op wederrechtelijke toe-eigening van deze passen. Als de passen door de eigenaren aan verdachte gegeven zijn en verdachte deze onder zich hield met het oog op het verkrijgen van een betaling voor de verdovende middelen is de wederrechtelijkheid daarmee niet gegeven. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van feit 4.
3.3.5
Vrijspraak voor de feiten 3 en 5
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de heling van de laptop en het voorhanden hebben van een ploeterdoder op 9 december 2022. Uit het dossier blijkt dat er geen nader onderzoek is gedaan naar deze goederen en uit de telefoon van verdachte blijkt ook niets over de laptop of ploertendoder. Het enkele feit dat verdachte de sleutels had van de woning en de bijbehorende box waarin deze goederen werden gevonden, is onvoldoende. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de feiten 3 en 5.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1. op 9 december 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7,42 gram, cocaïne, en ongeveer 985 pillen en 0,91 gram MDMA, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. in de periode van 22 april 2022 tot en met 9 december 2022 te Amsterdam, opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, cocaïne en MDMA en 2C-B, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is bereid mee te werken met de reclassering. Om dit traject te laten slagen moet eerst de leefsituatie van verdachte stabiel zijn. De eerste stappen in dit kader zijn gemaakt. Verdachte heeft een uitkering aangevraagd. Daarnaast dient er aanvullende diagnostiek te worden uitgevoerd. Een gevangenisstraf zou het hulpverleningstraject doorkruisen. De raadsman heeft primair verzocht een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en daaraan een voorwaardelijk strafdeel met de geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht om een taakstraf in overweging te nemen, zodat verdachte ook een dagbesteding heeft. Verdachte kan zich verder vinden in de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en het verhandelen van verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers daarvan. Niet zelden leidt de verkoop en het gebruik van verdovende middelen bovendien tot andere vormen van criminaliteit. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 februari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in 2017 is veroordeeld voor het bezit van verdovende middelen. De rechtbank zal dit, gelet op de verstreken tijd, niet meenemen in het nadeel van verdachte. Verder valt op dat verdachte in het verleden ook voor andere feiten veroordeeld is waaraan - evenals in deze zaak - waaraan financieel gewin ten grondslag heeft gelegen. Dit patroon gedragspatroon vindt de rechtbank zorgelijk.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 28 februari 2023. Hieruit blijkt dat het gegeven dat verdachte over beperkte financiële middelen beschikt een risicofactor is. Een andere risicofactor is het ontbreken van structuur en regelmaat binnen de leefsituatie van verdachte. Bij verdachte zijn vermoedens van een licht verstandelijke beperking, maar er is geen recente diagnose bekend. Stichting MEE is sinds 2023 bij verdachte betrokken, maar een concreet ambulant hulpverleningsplan is nog niet van de grond gekomen en het is ook nog niet gelukt om interventies in te zetten die zijn gericht op gedragsverandering. Het is onbekend of de oorzaak daarvan ligt in de mogelijk beperkte verstandelijke vermogens van verdachte of dat bij hem sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte is wel gemotiveerd voor gedragsverandering, maar lijkt over onvoldoende vaardigheden te beschikken om positieve veranderingen in zijn leefsituatie te bewerkstelligen. De reclassering vindt het daarom wenselijk dat eerst verdiepingsdiagnostiek wordt ingezet, zodat duidelijk wordt welke gedragsinterventies zullen bijdragen aan een gedragsverandering bij verdachte.
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij woont bij zijn vriendin, maar daar vanwege de moeilijke situatie niet altijd verblijft. Hij heeft inmiddels een uitkering aangevraagd, maar deze nog niet ontvangen. Daarom wordt hij momenteel financieel gesteund door zijn vriendin en vrienden. Verdachte was begonnen met werken als schilder, maar heeft zich in zijn proefweek ziekgemeld, omdat hij last kreeg van zijn voet. Verdachte heeft bij de reclassering maar ook op zitting aangegeven dat hij mee wil werken met het reclasseringstoezicht en de verdiepingsdiagnostiek.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd. De officier van justitie is bij het formuleren van de strafeis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank verklaart minder feiten bewezen. Daarbij komt dat het voorhanden hebben van de verdovende middelen en het handelen daarin eenzelfde soort feitencomplex is. De rechtbank vindt de feiten wel te ernstig om te volstaan met de oplegging van een taakstraf en zal daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank merkt daarbij op dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het hulpverleningstraject van verdachte op dit moment niet doorkruist. Verdachte heeft op dit moment nog geen stabiele leefsituatie, geen werk en hij ontvangt ook nog geen uitkering. Bovendien is de verdiepingsdiagnostiek nog niet gestart. Wel vindt de rechtbank het van belang dat verdachte de motivatie houdt om met de reclassering mee te willen werken, zodat uiteindelijk de juiste gedragsinterventies kunnen worden ingezet die zullen bijdragen aan een gedragsverandering bij verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend is. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Beslag

Verdachte heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de € 442,55 die is aangetroffen in het handtasje van hem is. Van de overige goederen heeft verdachte afstand gedaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het geld moet worden verbeurdverklaard.
Het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geld is vatbaar voor verbeurverklaring en daartoe zal derhalve worden beslist, aangezien dat geld naar het oordeel van de rechtbank geheel of grotendeels uit de baten van de handel in verdovende middelen, zoals het onder feit 2 bewezen geachte is verkregen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder de feiten 3, 4 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
telkens: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
telkens: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres [straat] te Amsterdam. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Daarnaast houdt hij zich aan de aanwijzingen, ook als dat het inhoudt het volgens van een gedragsinterventie;
- Veroordeelde werkt mee aan verdiepingsdiagnostiek en laat zich eventueel aansluitend behandelen door de forensische polikliniek Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- Veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen van huisvesting via HVO-Querido of een andere instelling voor - begeleid - wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd: € 442,55,- (G6273979).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en C.M. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kanters griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2023.
[....]