ECLI:NL:RBAMS:2023:2076

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
13-079271-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot verkrachting en aanranding van een wilsonbekwame man in verzorgingstehuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot verkrachting en feitelijke aanranding van een 80-jarige man in een verzorgingstehuis. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat zij niet tot het oordeel kon komen dat de verklaring van de aangever betrouwbaar was. De aangever, die lijdt aan dementie, had verklaard dat hij in de nacht van 3 maart 2021 door de verdachte was aangerand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangever gedetailleerd was, maar ook dat deze niet voldoende steun vond in ander bewijs. De verklaringen van getuigen waren inconsistent en de rechtbank kon niet vaststellen wat er zich precies had afgespeeld die nacht. De verdachte had verklaard dat hij de kamer van de aangever was binnengelopen om een praatje te maken, maar de rechtbank vond deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/079271-21
Datum uitspraak: 6 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.C. van Klaveren, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. primair: poging tot verkrachting van [slachtoffer] (80 jaar oud) op [geboortedag slachtoffer] 2021 te [geboorteplaats slachtoffer] ;
subsidiair ten laste gelegd als poging tot verkrachting van die [slachtoffer] , van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden;
2. primair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer] (80 jaar oud) op [geboortedag slachtoffer] 2023 te [geboorteplaats slachtoffer] ;
subsidiair ten laste gelegd als het plegen van ontuchtige handelingen met die [slachtoffer] , van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden;
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer] geloofwaardig is. Aangever heeft gedetailleerd en consistent verklaard en zijn verklaring wordt ondersteund door een aantal getuigen aan wie [slachtoffer] heeft verteld over hetgeen er is voorgevallen, te weten [naam 1] (facilitair manager van het verzorgingstehuis), [naam 2] (medebewoner) en [naam 3] (zoon van aangever). Daarnaast staat vast dat de kamer van [slachtoffer] met de deurtag van verdachte is geopend op het door aangever aangegeven tijdstip en is er door [naam 1] op de camerabeelden een persoon waargenomen die overeenkomsten vertoont met het uiterlijk van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij de kamer was binnengelopen omdat [slachtoffer] midden in de nacht aangekleed op zijn stoel voor de televisie zat. [slachtoffer] had echter geen hulpmelding gedaan en het is vreemd dat verdachte bij [slachtoffer] naar binnen is gegaan omdat hij die avond niet werkte op de verdieping waar de kamer van [slachtoffer] gelegen was. Deze verklaring van verdachte is dan ook niet geloofwaardig. Op basis van de genoemde stukken in het dossier, kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft aangerand.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Er is onvoldoende wettig bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. De verklaringen van aangever en verdachte staan lijnrecht tegenover elkaar. Voor zover er al bewijs zou zijn, is het in ieder geval onvoldoende overtuigend.
De verklaring van verdachte kan niet worden weerlegd door de stukken in het dossier. Het dossier biedt zelfs ondersteuning voor zijn verhaal.
Daarentegen is [slachtoffer] een warrige, dementerende en vergeetachtige man van destijds 80 jaar oud. Met zijn verklaring dient bijzonder behoedzaam te worden omgegaan. Zijn verklaring is mogelijk ingegeven door confabulatie, een bij dementie voorkomend verschijnsel waarbij iemand overdreven, gefantaseerd of onware verhalen vertelt en die vermengt met de realiteit. Er is geen onderzoek gedaan naar de geestesgesteldheid van aangever. De betrouwbaarheid van zijn verklaring is dan ook lastig te toetsen. De verklaringen die door de getuigen zijn afgelegd zijn allemaal te herleiden tot dezelfde bron, namelijk [slachtoffer] zelf. De aangifte wordt daardoor niet ondersteund door ander bewijs. Dit levert uiteindelijk een unus testis-situatie op, waarop geen bewezenverklaring kan worden gestoeld.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 9 maart 2021 wordt de zedenpolitie gecontacteerd door [naam 1] , facilitair manager van verzorgingstehuis [locatie verzorgingstehuis] . Er wordt melding gemaakt van een zedendelict: bewoner [slachtoffer] zou in de nacht van 3 maart 2021 zijn aangerand door een medewerker. [naam 1] heeft het elektronisch sleutelsysteem geraadpleegd. Gebleken is dat de deur van de kamer van [slachtoffer] met de deurtag van verdachte is geopend in de nacht van 3 maart 2021 om 01.38 uur, zonder aanwijsbare reden. Verdachte werkte niet op de desbetreffende verdieping, aangever stond niet op de looplijst en de naam van aangever komt niet voor op het bewonersmeldsysteem van die nacht.
De verklaringen
Aangever heeft verklaard dat hij op 2 maart 2021 op tijd is gaan slapen. Hij werd wakker, de dekens waren naar beneden. Er zat iemand op zijn bed, ter hoogte van zijn middel. Die persoon was met zijn handen bij zijn kruis met zichzelf bezig en vervolgens ook met aangever. De onderbroek en pyjamabroek van aangever werden naar beneden gedaan en vervolgens werd aangever afgetrokken. Aangever vond het een genot; hij dacht dat het [naam 4] was, een vrouw met wie hij een relatie heeft gehad. De desbetreffende persoon liep vervolgens een paar keer heen en weer naar de gang. Toen hij terug kwam was zijn onderbroek deels uit. Hij masturbeerde zichzelf en begon weer aan aangever te zitten. Hij ging naast aangever in bed liggen en probeerde aangever op zijn buik te duwen. Aangever bleef echter op zijn rug liggen. Hij werd weer afgetrokken, maar aangever kreeg geen erectie. De persoon ging op aangever zitten, met zijn gezicht naar het voeteneinde en probeerde de piemel van aangever in zijn kont te doen. Aangever voelde op dat moment dreadlocks in zijn gezicht. Dit irriteerde hem, aangever vond het niet fijn. Er zat geen liefde bij, enkel geiligheid. Toen realiseerde aangever zich dat het [naam 4] niet was en duwde hij de persoon van zich af. De persoon vroeg of aangever zijn snikkel in zijn mond wilde doen. Vervolgens ging de persoon met zijn piemel in het gezicht van aangever, waarbij hij zijn piemel over de lippen van aangever bewoog. Aangever voelde zich vies. Hij wilde niet met een man vrijen. Het was donker in de kamer. Aangever voelde lange rastaharen in zijn gezicht. Later heeft aangever de man teruggezien in de hal van [locatie verzorgingstehuis] : op dat moment viel het kwartje dat dit degene moest zijn geweest die de ongewenste handelingen heeft verricht. Hij had een donkere huidskleur, een slank postuur en zwart rastahaar. Aangever herinnerde zich verder dat de man werd gebeld toen hij bij aangever op de kamer was. De man is met de sleutel binnengekomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij wel eens bewoners bezocht in hun kamer om een praatje met ze te maken. Dit deed hij met bewoners met wie hij een goede band had, waaronder [slachtoffer] . Verdachte wist dat [slachtoffer] vaak laat ging slapen. In de betreffende nacht hoorde verdachte dat de televisie nog aan stond. Verdachte heeft aangeklopt en de deur open gedaan met zijn tag. [slachtoffer] is volgens verdachte iemand die cognitief niet helemaal in orde is. Hij zegt dingen die niet op de waarheid berusten. Verdachte wist dat [slachtoffer] eenzaam was en hij hoopte een luisterend oor te kunnen bieden omdat [slachtoffer] geen geliefde cliënt was bij de rest van het personeel. Verdachte wilde aardig zijn. Hij heeft [slachtoffer] nooit seksueel aangeraakt.
De betrouwbaarheid van de verklaringen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de tachtigjarige [slachtoffer] gedetailleerd en in grote lijnen en op essentiële onderdelen consistent is. Zijn verklaring komt overeen met hetgeen [naam 1] en zijn zoon verklaren. Hij heeft hetzelfde verhaal in grote lijnen dus meermaals verteld. Getuige [naam 2] heeft verklaard dat aangever hem heeft verteld dat een personeelslid hem heeft gepijpt. Dit stemt niet overeen met de verklaring van aangever. Aangever heeft ook verklaard dat hij hersenschade heeft opgelopen door vier hersenbloedingen, dat hij zaken niet altijd goed in tijd kan plaatsen en dat hij vergeetachtig is. Dit wordt bevestigd door de getuigen [naam 1] en [naam 3] .
Tegenover de verklaring van aangever staat de verklaring van verdachte. Ook deze verklaring dient op de betrouwbaarheid te worden getoetst. In het dossier zitten stukken die maken dat ook zijn verhaal een mogelijk scenario oplevert. Hoewel het officieel niet is toegestaan, is gebleken dat meerdere collega’s zich tijdens hun dienst op andere verdiepingen bevonden om een kop koffie te drinken met collega’s. Ook werd er wel eens van dienst geruild, waardoor een medewerker in praktijk op een andere verdieping werkte dan volgens het rooster het geval zou zijn. Collega [naam 5] heeft verklaard dat medewerkers wel eens bewoners op andere verdiepingen bezochten om daar werkzaamheden te verrichten of als ze een goede band met hen hadden. Volgens collega [naam 6] is het niet raar of verboden om een cliënt op een andere verdieping te bezoeken. Zij verklaart dat aangever ook anderen ervan heeft beschuldigd aan zijn ‘privégedeeltes’ te hebben gezeten.
Unus testis nullus testis
Ten aanzien van de vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering wordt voldaan, is het volgende van belang. Volgens voornoemd wetsartikel kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. De bewijsbeslissing wordt hierdoor gewaarborgd, omdat een verklaring zodoende altijd steun moet vinden in ander bewijsmateriaal. Op grond van bestendigde jurisprudentie geldt ten aanzien van zedenzaken dat een geringe mate aan steunbewijs gecombineerd met een betrouwbare aangifte voldoende wettig en overtuigend bewijs kan opleveren.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangever gedetailleerd is en overeenkomt met hetgeen [naam 1] en de zoon van aangever verklaren. De verklaring van getuige [naam 2] stemt daar niet geheel mee overeen. Voorts heeft aangever de volgende ochtend niets verteld aan de verzorgende [naam 7] . Hier komt bij dat onduidelijk is gebleven of en zo ja, welke gevolgen de hersenschade heeft gehad ten aanzien van zijn waarnemingen ten tijde van het incident en zijn herinneringen achteraf.
De rechtbank kan op grond van hetgeen zich nu in het dossier bevindt niet oordelen dat de verklaring van aangever betrouwbaar is.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangever. De verklaringen van [naam 1] en de zoon van aangever komen uit dezelfde bron, namelijk aangever. Ten aanzien van de andere omstandigheden, die als steunbewijs worden genoemd door de officier van justitie (dat verdachte die nacht geen reden had om in de kamer van aangever te zijn) kan de rechtbank niet vaststellen of dat klopt, gezien de verklaringen van de getuigen [naam 5] en [naam 6] .
Al met al kan de rechtbank niet vaststellen wat er zich die bewuste nacht precies heeft afgespeeld. De rechtbank kan niet tot het oordeel komen dat de verklaring van aangever betrouwbaar is en deze verklaring vindt geen concrete steun in ander bewijsmateriaal, waardoor niet is niet voldaan aan de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en M. van der Horst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 april 2023.
[...]