ECLI:NL:RBAMS:2023:2074

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
C/13/721866 / HA ZA 22-663
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheekrecht en schadevergoeding in relatie tot overeenkomst en klachtplicht

Op 3 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen twee eiseressen en ING Bank N.V. De eiseressen vorderden doorhaling van het hypotheekrecht op hun woonhuis en schadevergoeding voor ten onrechte betaalde rente. De rechtbank overwoog dat de eiseressen geen partij zijn bij de overeenkomst die zij claimen en dat er geen onrechtmatig handelen of onverschuldigde betaling heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat ING terecht een beroep deed op de klachtplicht uit artikel 6:89 BW, aangezien de eiseressen gedurende twaalf jaar als schuldenaar hebben gehandeld zonder bezwaar te maken tegen de betalingen. De vorderingen van de eiseressen werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van ING, die op € 6.597,00 werden begroot. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/721866 / HA ZA 22-663
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 3 april 2023
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eiseres,
advocaat mr. M.M. Hazewinkel te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiseressen] en ING genoemd.
Tegenwoordig zijn mr. N.C.H. Blankevoort, rechter, en mr. L. Schwalb, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de heer [eiseres 1] ,
  • mr. Hazewinkel voornoemd,
  • de heer [naam 1] , financial risk officer bij ING,
  • mevrouw [naam 2] , medewerker klachtenafhandeling bij ING,
  • mr. Algra, advocaat van ING.
In deze zaak heeft heden een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de zittingsaantekeningen zich in het dossier bevinden. De rechter heeft bepaald dat de uitspraak mondeling zal worden gedaan.
De rechter doet de volgende uitspraak.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[eiseressen] heeft in deze zaak, samengevat, doorhaling gevorderd van het hypotheekrecht op zijn woonhuis met schadevergoeding ter hoogte van het bedrag van de ten onrechte voldane rentebetalingen, vermeerderd met het nog openstaande bedrag van zijn privélening onder de hypotheek. Hij heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de in 2007 tussen zijn vennootschap Ruben Amsterdam B.V. (hierna: Ruben) en ING overeengekomen regeling (inhoudende gedeeltelijke kwijtschelding en royement van de hypotheek) ook betrekking heeft op zijn in persoon afgesloten hypothecaire geldlening en dat deze regeling moet worden nagekomen. (Meer) subsidiair beroept [eiseressen] zich op onrechtmatige daad danwel onverschuldigde betaling. De vorderingen worden afgewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
klachtplicht
1.2.
Allereerst heeft ING een beroep gedaan op schending van de in de algemene voorwaarden en artikel 6:89 BW neergelegde klachtplicht. Dat beroep slaagt. [eiseressen] heeft zich van 2007 tot en met 2019, ruim twaalf jaar, gedragen als schuldenaar die een hypothecaire schuld betaalde aan ING door rentebetalingen te doen, door te reageren op een verzoek om een betalingsachterstand aan te zuiveren en door een nieuwe rentevast periode overeen te komen met ING. Als een schuldenaar dat twaalf jaar lang doet, heeft hij in beginsel, behoudens – hier niet gestelde of gebleken - bijzondere omstandigheden het recht verwerkt om zich erop te beroepen dat die betalingen onverplicht zijn geschied. [eiseressen] zegt dat er een overeenkomst bestaat tussen hem en ING, waarin was afgesproken dat ING zijn schulden (gedeeltelijk) zou kwijtschelden en dat ING de hypothecaire inschrijving zou doorhalen voor zowel de zakelijke als de privéschulden, maar [eiseressen] heeft zich daar niet naar gedragen. Hij heeft maandelijks rentebetalingen gedaan die betrekking hadden op zijn in privé gesloten hypothecaire lening, grotendeels via automatische incasso maar ook handmatig, en hij heeft andere handelingen verricht waardoor ING er niet bedacht op hoefde te zijn dat [eiseressen] zich later op het standpunt zou stellen dat ING hem ook gekweten zou hebben ten aanzien van de hypothecaire privéschuld en dus ook in zoverre gehouden zou zijn tot royement.
partijen bij overeenkomst
1.3.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog als volgt. Er is in 2001 door [eiseressen] zowel een zakelijke als een een privé lening afgesloten bij ING. De privé lening is weliswaar via [eiseressen] doorgeleend aan Ruben om HTT aan te kopen, maar [eiseressen] is daarmee nog altijd de debiteur van de lening. Hij noemt dat een zakelijke kredietfaciliteit maar feit blijft dat hij de debiteur van die privélening is en dat hij daar zekerheid in de vorm van een hypotheek op het woonhuis voor heeft verstrekt.
1.4.
Er is in 2007 overleg gevoerd tussen de heer [naam 3] en ING toen het financieel slecht ging met (onder andere) Ruben. Daaruit is een overeenkomst tot stand gekomen, maar uit de correspondentie in het dossier, met name productie 11 bij dagvaarding, valt niet te concluderen dat de heer [naam 3] of mr. Van der Kroef ook namens [eiseressen] aan het onderhandelen was, of dat een kwijting van de privéschuld bij ING ook deel uitmaakte van de onderhandelingen of de uiteindelijke overeenkomst. De heer [naam 3] heeft dus alleen ten aanzien van de zakelijke lening een akkoord gesloten met ING en dus ook alleen voor zover de zekerheid in de vorm van hypotheekstelling op het woonhuis betrekking had op de zakelijke lening (en niet voor zover deze betrekking had op de privé lening).
1.5.
Het voorgaande betekent dat de verklaring voor recht dat de hypotheekinschrijving waardeloos is geworden en de nakomingsvordering dat de hypotheek moet worden doorgehaald worden afgewezen nu [eiseressen] geen partij is bij de overeenkomst waarvan hij nakoming vordert en de overeenkomst (ook overigens) geen rechtens afdwingbare verplichting van ING jegens [eiseressen] heeft gecreëerd.
onrechtmatig
1.6.
Meer subsidiair heeft [eiseressen] schadevergoeding wegens onrechtmatige daad gevorderd, maar er nu aan de betalingen van [eiseressen] een overeenkomst ten grondslag ligt is er geen sprake van onrechtmatig handelen. Voor zover [eiseressen] aanvoert dat de weigering van ING om de hypotheek door te halen als onrechtmatig bestempeld moet worden, faalt dat standpunt. Er is immers geen grond voor doorhaling.
onverschuldigde betaling
1.7.
De betalingen door [eiseressen] zijn ook niet onverschuldigd verricht. Er was immers een rechtsgrond voor de betalingen, te weten de overeenkomst die [eiseressen] is aangegaan toen hij in persoon de hypothecaire lening aanging.
kosten
1.8.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen worden afgewezen en dat [eiseressen] in de kosten van de procedure wordt veroordeeld. Deze worden aan de kant van ING als volgt begroot:
  • griffierecht € 2.837,00
  • salaris advocaat € 3.760,00 (twee punten x tarief V € 1.880,00)
Totaal € 6.597,00
1.9.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als hierna onder de beslissing is vermeld.

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
wijst de vorderingen af,
2.2.
veroordeelt [eiseressen] in de kosten van de procedure, aan de zijde van ING begroot op € 6.597,00, vermeerderd met wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele betaling,
2.3.
veroordeelt [eiseressen] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele betaling, en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseressen] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
2.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.