ECLI:NL:RBAMS:2023:2057

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
C/13/716084 / HA ZA 22-298
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat en schadevergoeding voor gemiste uitkering en loonsuppletie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J. Kerver, een vordering ingesteld tegen gedaagden, waaronder een advocaat en een maatschap, wegens beroepsaansprakelijkheid. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 28 december 2022 geoordeeld dat gedaagde 1, als advocaat, beroepsfouten heeft gemaakt en tekort is geschoten in de nakoming van de opdrachtovereenkomst met eiseres. Dit heeft geleid tot schade voor eiseres, die bestaat uit een gemiste WIA-uitkering en loonsuppletie over een bepaalde periode. Eiseres heeft in haar akte na het tussenvonnis een bedrag van € 61.566,88 aan misgelopen netto WIA-uitkering en loonsuppletie gevorderd, na aftrek van een eerder ontvangen bedrag van haar werkgever.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot schadevergoeding van € 61.566,88 toewijsbaar is, evenals de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de respectievelijke vervaldata. Gedaagden zijn als in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 6.933,17. De rechtbank heeft verder bepaald dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van het toegewezen bedrag en de proceskosten, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/716084 / HA ZA 22-298
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] (Schotland/Verenigd Koninkrijk)
eiseres,
advocaat mr. G.J. Kerver te 's-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2. de maatschap
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. M.J.G. Boender-Lamers te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden. Gedaagden worden gezamenlijk aangeduid als [gedaagden]

1.Verder verloop procedure

1.1.
Het verder verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 december 2022 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen;
- de akte uitlaten na tussenvonnis, tevens akte overleggen producties van [eiseres] ;
- de antwoordakte van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is beslist dat [gedaagde 1] als advocaat (een) beroepsfout(en) heeft gemaakt en dat zij dus is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen die voortvloeien uit de opdrachtovereenkomst tussen haar als advocaat en [eiseres] als cliënt. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn dus aansprakelijk voor de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden. De door [eiseres] als gevolg van de beroepsfout gemiste WIA-uitkering en loonsuppletie over de periode 26 oktober 2018 – 14 januari 2019 zijn in tussenvonnis niet toewijsbaar geoordeeld, net als de door [eiseres] gevorderde juridische kosten. [eiseres] is in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het (netto) bedrag dat zij aan WIA-uitkering en loonsuppletie gemist heeft over de periode 14 januari 2019 – 14 januari 2020. Daarbij dient blijkens het tussenvonnis in aanmerking genomen te worden dat [eiseres] daarop al een bedrag heeft ontvangen gelijk aan een bedrag van 1,5 maand gemiste WIA-uitkering en loonsuppletie als onderdeel van de met haar werkgever gesloten vaststellingsovereenkomst.
2.2.
[eiseres] heeft in haar akte na het tussenvonnis de volgende becijfering gegeven:
€ 67.556,88 Totale misgelopen netto WIA-uitkering en loonsuppletie over de
periode 14 januari 2019 – 14 januari 2020
€ 5.990,- Netto ontvangen van de werkgever
--------------
€ 61.566,88 Misgelopen netto WIA-uitkering en loonsuppletie, met aftrek van
de eenmalige uitkering door de werkgever
2.3.
[gedaagden] hebben uitsluitend naar voren gebracht dat niet inzichtelijk is of de gehanteerde belastingpercentages juist zijn maar dat zij daaraan evenwel geen gevolgen verbinden.
2.4.
Gelet daarop wordt aan schadevergoeding € 61.566,88 in hoofdsom toewijsbaar geoordeeld.
2.5.
[eiseres] vordert vergoeding van de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening.
2.6.
Volgens [gedaagden] is onvoldoende duidelijk wat [eiseres] bedoelt met “respectievelijke vervaldata”. Die vordering is volgens [gedaagden] te onbepaald en kan bij toewijzing aanleiding geven tot executiegeschillen. Daarom is die vordering niet toewijsbaar, althans eerst toewijsbaar vanaf de dag van dagvaarding, aldus [gedaagden]
2.7.
[gedaagden] worden daarin niet gevolgd. [eiseres] heeft recht op vergoeding van haar schade (bestaande uit wettelijke rente) die zij geleden heeft doordat haar WIA-uitkering en loonsuppletie, door toedoen/nalaten van [gedaagde 1] , in de periode 14 januari 2019 – 14 januari 2020 niet periodiek, iedere maand, aan haar werd betaald, maar pas nu. Vastgesteld zal dienen worden wanneer die WIA-uitkering en loonsuppletie maandelijks aan [eiseres] betaald zou zijn als [gedaagde 1] geen beroepsfout(en) zou hebben gemaakt. Dat is wat bedoeld wordt met “respectievelijke vervaldata” en dat is niet onduidelijk of zodanig onbepaald dat die vordering daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. Of desondanks een executiegeschil gaat ontstaan, hangt vooral af van de vraag of behoefte bestaat aan het zoeken naar spijkers op laag water.
2.8.
[gedaagden] zullen als in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten van [eiseres] worden veroordeeld. Daarbij zal, zoals [gedaagden] ook nog hebben aangevoerd, geen vergoeding worden toegekend voor de akte uitlaten na tussenvonnis, tevens akte overleggen producties omdat het nemen van die akte bij in achtneming van artikel 21 Rv. onnodig zou zijn geweest en de kosten van die akte dus als nodeloos moeten worden aangemerkt. De proceskosten van [eiseres] bedragen: € 129,74 en € 131,18 aan explootkosten, € 2.277,- aan griffierecht,
€ 635,25 aan tolkkosten, € 3.760,- aan salaris advocaat (2 punten x € 1.880,-, tarief V), vermeerderd met wettelijke rente.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van € 61.566,88 aan [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke maandelijkse vervaldata van de WIA-uitkering en loonsuppletie tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 6.933,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling
3.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagden] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.