ECLI:NL:RBAMS:2023:2053

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
22/1722
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bewonersvergunning door gemeente Amsterdam wegens stallingsplaatsen

Op 30 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser uit Amsterdam en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De zaak betreft de weigering van een aanvraag voor een bewonersparkeervergunning door de gemeente. Eiser woont met zijn vrouw en drie volwassen kinderen op een adres in stadsdeel Nieuw-West, waar een maximum van twee bewonersvergunningen per adres geldt. Eiser en zijn gezin zijn eigenaar van drie stallingsplaatsen in het vergunningengebied, die volgens de gemeente moeten worden afgetrokken van het aantal te verlenen vergunningen. Eiser betoogde dat zijn kinderen nog thuis wonen en dat de stallingsplaatsen niet als zodanig moeten worden beschouwd, omdat ze voornamelijk voor opslag van spullen dienen. Hij stelde ook dat er geen parkeerdrukte in de buurt is en dat de afwijzing van de vergunning onterecht is.

De rechtbank oordeelde dat de Parkeerverordening dwingendrechtelijk is en dat de gemeente geen beleids- of beoordelingsvrijheid heeft bij de afwijzing van de vergunning op basis van de aanwezigheid van stallingsplaatsen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente de regels correct heeft toegepast en dat er geen sprake is van bijzondere hardheid die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde dat de aanvraag voor de bewonersvergunning terecht was afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M.H.W. Franssen, in aanwezigheid van griffier P. Tanis.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1722

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van30 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: [gem. eiser] )
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. D.R. de Vries).

Zitting

1.1.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 10 februari 2021 op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Aan deze zitting hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van eiser en verweerder.
1.2.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hieronder is de motivering van de beslissing vermeld. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Overwegingen

3.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de aanvraag voor een bewonersparkeervergunning kon afwijzen.
3.2.
Eiser woont met zijn vrouw en hun drie volwassen kinderen op het [adres] te Amsterdam. Dit adres ligt in stadsdeel Nieuw-West en kent een maximum van twee bewonersvergunningen per adres. De bewoners zijn eigenaar van drie stallingsplaatsen in het vergunningengebied. Uit het bestemmingsplan volgt dat deze bestemd zijn voor stalling van auto’s. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat deze stallingen dienen te worden afgetrokken van het aantal te verlenen vergunningen.
3.3.
Eiser heeft aangevoerd dat de kinderen nog thuis wonen omdat het onmogelijk is voor hen om een eigen huis te krijgen. Zij hebben stallingen om hun spullen op te slaan. Het is niet eerlijk dat deze stallingen van het aantal bewonersvergunningen wordt afgetrokken. Eiser moet nu veel kosten maken wanneer hij en zijn vrouw met de auto in hun buurt willen parkeren. Verder is het zo dat er geen sprake is van parkeerdrukte in dit gebied. De rechtbank overweegt dat de Parkeerverordening het toetsingskader vormt. Artikel 32, eerste lid, van de Parkeerverordening is dwingendrechtelijk geformuleerd. Dit betekent dat verweerder bij weigering van een bewonersvergunning wegens het kunnen beschikken over een stallingsplaats geen beleids- of beoordelingsvrijheid heeft. Er is daarom geen ruimte voor verweerder om de door eiser aangevoerde omstandigheden mee te wegen. Het is nu eenmaal zo dat er drie stallingsplaatsen zijn waar de bewoners van het adres van eiser over kan beschikken en deze dienen te worden afgetrokken van de twee vergunningen die verleend zouden kunnen worden. Verweerder heeft deze regel goed toegepast.
3.4.
Eiser heeft nog aangevoerd dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel omdat andere bewoners in de straat met een stalling wel een bewonersvergunning hebben ontvangen. De rechtbank volgt eiser niet in deze stelling omdat hij niet heeft onderbouwd dat het daadwerkelijk om gelijke gevallen gaat.
3.5.
De door eiser aangevoerde omstandigheden zal de rechtbank ook nog opvatten als een beroep op de hardheidsclausule en als zodanig beoordelen. Dit dient de rechtbank terughoudend te toetsen, omdat verweerder bij de beoordeling daarvan beslissingsruimte toekomt. De hardheidsclausule wordt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen toegepast, aldus de gemeente. Het moet gaan om schrijnende gevallen. [1] De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de aangevoerde omstandigheden met betrekking tot de drie stallingsplaatsen en het feit dat zij nu hogere parkeerkosten hebben in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om toepassing aan de hardheidsclausule te geven.

Conclusie

4. Verweerder heeft daarom terecht de aanvraag voor een bewonersvergunning afgewezen. Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2023 door mr. M.H.W. Franssen, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
hh. stallingsplaats: plaats, juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld om motorvoertuigen te stallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand of toegankelijk, waarbij voor een solitaire inpandige stallingsplaats of garagebox geldt dat deze tenminste 2,35 meter breed en ten minste 4,00 meter lang is, en een toegangsdeur heeft van ten minste 2,00 meter breed;
Artikel 9 De bewonersvergunning
1. Het college kan een bewonersvergunning verlenen aan de houder van een motorvoertuig die bewoner is van een adres, gelegen in een vergunninggebied en een bewoner van dat adres niet beschikt of niet kan beschikken over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats binnen de gemeente Amsterdam.
2. Het college kan in nadere regels bepalen dat per adres nul, één of twee bewonersvergunningen kunnen worden verleend. Op de adressen waar twee bewonersvergunningen kunnen worden verleend, geldt als voorwaarde voor het verlenen van een tweede bewonersvergunning dat de bewoner of bewoners van dat adres houder zijn van ten minste twee motorvoertuigen.
4. Indien binnen een vergunninggebied twee bewonersvergunningen per adres kunnen worden verleend, wordt het aantal stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen waar bewoners of een bewoner van dat adres over beschikken of kunnen beschikken afgetrokken van het maximum aantal te verlenen bewonersvergunningen per adres.
Artikel 32 Weigeringsgronden
1.Een vergunning wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening.
Artikel 40 Hardheidsclausule
Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van het bepaalde in deze verordening.

Voetnoten

1.Vgl uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 14 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2749