ECLI:NL:RBAMS:2023:2052

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
13.324982.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor diefstal van politie geldbedrag tijdens een (pseudo)koop van een wapen

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige man, die op 11 december 2022 in Amsterdam betrokken was bij de diefstal van € 2.000,- van de politie tijdens een (pseudo)koop van een wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen het geld heeft gestolen, waarbij geweld is gebruikt in de vorm van pepperspray tegen verbalisanten. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, namelijk het voorhanden hebben van een wapen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van het wapen in de auto. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, maar verbond hier geen gevolgen aan vanwege de beperkte ernst van het verzuim. De rechtbank achtte de diefstal bewezen, maar niet het medeplegen van de geweldpleging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hefte de voorlopige hechtenis op, aangezien de verdachte het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf al in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.324982.22
Parketnummer vordering tul: 13.314509.20
Datum uitspraak: 4 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.S. van Haeringen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. W.P.A. Vos naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij op 11 december 2022 in Amsterdam
1: samen met anderen € 2.000,- heeft gestolen van de politie, terwijl bij die diefstal geweld is gebruikt, namelijk het spuiten van pepperspray naar twee verbalisanten;
2: samen met anderen een (half geladen) getransformeerd gas-/alarmpistool (Zoraki) met munitie voorhanden heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van feit 2.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat sprake is van een vormverzuim omdat de schriftelijke bevestiging van het mondeling gegeven bevel pseudokoop niet binnen de wettelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat daarom bewijsuitsluiting van wel strafmatiging moet plaatsvinden.
Ten aanzien van feit 1 kan enkel diefstal bewezen worden verklaard. Er was geen vooropgezet plan ten aanzien van de diefstal en verdachte wist niet dat één van de andere verdachten pepperspray bij zich had. De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 2 bepleit.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte wist of kon weten dat het wapen in de auto lag en dat hij daarover kon beschikken. De Toyota waarin het wapen is aangetroffen was sinds enige dagen gehuurd door een ander en volgens de huurder van de auto hebben meerdere personen toen in die auto gereden. Er zijn geen dactyloscopische of DNA-sporen van verdachte op het wapen aangetroffen en het wapen lag ook niet voor eenieder zichtbaar in de auto. Het lag bovendien achter onder de bestuurdersstoel, terwijl verdachte op de bijrijdersstoel heeft gezeten. In het dossier blijkt niet dat verdachte het wapen in de auto heeft gelegd of wist dat het er lag, zodat de rechtbank hem voor dit feit zal vrijspreken.
3.3.2.
Het oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is het met de verdediging eens dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek omdat het mondeling bevel tot pseudokoop niet binnen de wettelijk vereiste drie dagen op schrift is gesteld, maar binnen zes dagen nadat het mondelinge bevel was gegeven. De rechtbank zal echter volstaan met het constateren van dat verzuim en er geen consequenties aan verbinden vanwege de beperkte ernst van het verzuim.
Verbalisanten hadden contact met ene “ [nickname] ” die een vuurwapen te koop aanbood en zij hebben toen een afspraak gemaakt voor een (pseudo)koop. Verdachte is op 11 december 2022 met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de J.M. van der Meylaan gereden. Verdachte is met [medeverdachte 2] naar de (onopvallende) dienstauto van de verbalisanten, die bij het Hildo Kropplein stond, gelopen. Verdachte is achter in de auto gaan zitten en [medeverdachte 2] voorin. Verdachte heeft in die auto tijdens de afwikkeling van de koop geld van een verbalisant gepakt, is daarmee weggerend en naar de auto gerend waar [medeverdachte 1] in zat. [medeverdachte 2] heeft in de auto van de verbalisanten pepperspray naar de verbalisanten gespoten.
Verdachte heeft verklaard dat hij is weggerend met geld in zijn handen. Eén van de verbalisanten heeft verklaard dat verdachte met het geld wegrende nadat de verbalisant tegen zijn collega zei dat hij het geld terug moest pakken. Door op dat moment weg te rennen met het geld heeft verdachte het geld van de politie weggenomen met het doel daar zelf over te kunnen beschikken. De rechtbank acht bewezen dat verdachte het geld heeft gestolen. De verklaring van verdachte dat hij uit paniek handelde, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
De politie heeft in de aangifte aangegeven dat het ging om € 2.000,-. Een deel van het geld dat de verbalisanten naar de pseudokoop hadden meegenomen is bij verdachte in zijn zak aangetroffen toen hij werd gefouilleerd. Op de vloer aan de bijrijderszijde van de Toyota waarmee verdachte en de medeverdachten na de diefstal zijn weggereden, zijn ook nog biljetten van 50 euro aangetroffen. Op deze plek heeft verdachte gezeten.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte enig aandeel heeft gehad in het door [medeverdachte 2] uitgeoefende geweld, namelijk het gebruik van de pepperspray. Uit het dossier blijkt niet dat hij wist dat [medeverdachte 2] de pepperspray bij zich droeg. Ook is niet gebleken dat vooraf afspraken zijn gemaakt dat er geweld gebruikt zou worden of dat hij er rekening mee moest houden dat er geweld zou worden gebruikt. De rechtbank zal daarom alleen diefstal bewezen verklaren. De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het bestanddeel ‘medeplegen’ omdat uit het dossier niet blijkt dat er vooraf is afgesproken dat verdachte het geld zou wegnemen of dat er daarbij anderszins sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1:
op 11 december 2022 te Amsterdam een contant geldbedrag van in totaal ongeveer 2.000 euro, dat aan de Nationale Politie Nederland toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte het bewezen geachte feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt daar onderdeel van uit.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsrapport.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat zij de eis van de officier van justitie te hoog vindt en heeft verzocht een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met de door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden, wellicht met uitzondering van de behandelverplichting omdat er geen diagnose gesteld is. Zij heeft verder verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen dan wel te schorsen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een geldbedrag gestolen van personen die dachten dat er een koop zou plaatsvinden. Dit vond plaats terwijl hij zich bevond in een auto die op de openbare weg stond. De diefstal was mogelijk zichtbaar voor omstanders. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straffen in gelijke zaken en gaat in deze zaak uit van de oriëntatiepunten voor een tasjesroof met een ruk. Deze strafmaat past het beste bij de feitelijke gang van zaken en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 21 februari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, onder meer voor het plegen van vermogensdelicten. Verdachte heeft het huidige feit gepleegd tijdens een lopende proeftijd. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
De reclassering heeft in haar rapport van 19 maart 2023 geschreven dat zij het risico op recidive als gemiddeld-hoog inschat. Risicofactoren zijn dat verdachte deel uitmaakt van een negatief sociaal netwerk, geen structurele, zinvolle dagbesteding heeft en het strafbare feit deels gepleegd heeft vanuit financiële motieven. Het contact met Inforsa in het kader van het lopende reclasseringstoezicht bevond zich nog in de diagnostische fase. De behandelaar van destijds zag wel ingangen voor behandeling. Verdachte was er niet altijd maar eenmaal in gesprek toonde hij wel openheid. De reclassering heeft geadviseerd om bij een gevangenisstraf van minder dan een jaar een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen en om daar bijzondere voorwaarden aan te verbinden.
Verdachte lijkt zich te realiseren dat het tijd wordt om een andere wending te geven aan zijn leven. Hij zegt weg te willen uit de buurt en er te willen zijn voor zijn moeder, die graag wil dat hij een man wordt en een gewoon leven gaat leiden. Het is aan verdachte om te laten zien dat hij dit echt kan en wil. Hulp van de reclassering daarbij acht de rechtbank wel geboden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, onder meer omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden, waarvan één maand voorwaardelijk. De rechtbank zal daaraan een proeftijd van twee jaar verbinden en de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden opleggen. De rechtbank vindt het noodzakelijk dat middels de bijzondere voorwaarden geprobeerd wordt verdachte in de goede richting te houden.
Omdat verdachte het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf al in voorarrest heeft doorgebracht heft de rechtbank de voorlopige hechtenis op met ingang van de datum van de uitspraak.

7.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 21 maart 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-314509-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 16 juni 2021 van de Rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot vier maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen. De verdediging heeft verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de vordering pas op de dag van de zitting aan verdachte is betekend en dat te laat is. Verdachte wist niet waar hij voor tekende. De verdediging is door de vordering tenuitvoerlegging overvallen, terwijl de vordering al ruime tijd van te voren bij verdachte in de penitentiaire inrichting betekend had kunnen worden.
De rechtbank verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vordering. Verdachte wist dat hij in een proeftijd liep en de betekening heeft conform de wettelijke voorschriften plaatsgevonden. Verdachte heeft ingestemd met de verkorte betekeningstermijn. Verdachte is zelf verantwoordelijk voor wat hij tekent. De rechtbank meent dat er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart
bewezendat verdachte het
onder 1ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 1 (één) maand, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12 in Amsterdam, meldt zich binnen 5 werkdagen na afloop van zijn detentie en vervolgens zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd onder behandeling stellen van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de hele proeftijd en zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- Veroordeelde moet gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast. Veroordeelde moet meewerken aan de elektronische controle op dit locatiegebod. Het verwachte verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De aansluiting van het elektronische controlemiddel vindt zo spoedig mogelijk plaats;
- Veroordeelde moet zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur;
- Veroordeelde moet gedurende de proeftijd verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk en duurt de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan het de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 16 juni 2021, namelijk een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis. Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en A. Briejer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2023.