ECLI:NL:RBAMS:2023:2051

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
13.329055.22 en 99.000820.37 (vordering herroeping V.I.)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot zware mishandeling, gevaarlijk rijgedrag en drugshandel

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man, die op 11 december 2022 in Amsterdam verschillende strafbare feiten heeft gepleegd. De man werd veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, voor onder andere poging tot zware mishandeling, gevaarlijk rijgedrag en het bezit van harddrugs. Tijdens de zitting op 21 maart 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. L.S. van Haeringen, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.S. Gerson, gehoord. De verdachte was beschuldigd van het stelen van € 2.000,- van de politie met geweld, het in bezit hebben van een vuurwapen, het negeren van stoptekens en het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de eerste twee beschuldigingen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de diefstal of het wapen. Echter, de rechtbank achtte de feiten 3, 4, 5 en 6 wel bewezen. De verdachte had met hoge snelheid op verbalisanten ingereden, gevaarlijk rijgedrag vertoond en was zonder rijbewijs in een auto gereden. Daarnaast was er een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in zijn woning aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 9 maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en begeleiding, en een geldboete van € 1.000,- voor het gevaarlijk rijgedrag. Tevens werd de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte herroepen, omdat hij zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13.329055.22 en 99.000820.37 (vordering herroeping V.I.)
Datum uitspraak: 4 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam PI]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.S. van Haeringen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.S. Gerson naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij in Amsterdam
1: op 11 december 2022 samen met anderen € 2.000,- heeft gestolen van de politie, terwijl
bij die diefstal geweld is gebruikt, namelijk het spuiten van pepperspray naar twee
verbalisanten;
2: op 11 december 2022 samen met anderen een (half geladen) getransformeerd
gas-/alarmpistool (Zoraki) met munitie voorhanden heeft gehad;
3: op 11 december 2022 heeft geprobeerd twee verbalisanten zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen door rijdend met een personenauto stoptekens te negeren en met hoge snelheid
op deze verbalisanten af te rijden en/of tegen hun motor/auto aan te rijden. Subsidiair is
dit als mishandeling ten laste gelegd;
4: op 11 december 2022 als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg heeft
veroorzaakt of heeft kunnen veroorzaken door op de openbare weg hard achteruit te
rijden, stoptekens te negeren, in de richting van verbalisanten te rijden, tegen een
politiemotor aan te rijden terwijl daar verbalisanten op zaten en hard achteruit over een
voet- en fietspad te rijden op het moment dat zich daar voetgangers en fietsers bevonden;
5: op 11 december 2022 zonder geldig rijbewijs op de openbare weg in een personenauto
heeft gereden;
6: op 16 december 2022 opzettelijk cocaïne en/of MDMA heeft bereid, bewerkt, verkocht,
afgeleverd, verstrekt, vervoerd of in elk geval aanwezig heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat alle feiten bewezen kunnen worden, waarbij zij ten aanzien van feit 3 een veroordeling voor het primair ten laste gelegde heeft gevorderd en ten aanzien van feit 6 voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feiten 1, 2 en 3. Verdachte heeft enkel gewacht in de auto en wist niet en/of kon niet weten dat er een diefstal met geweld gepleegd zou gaan worden. Hij wist verder niet dat er een wapen in de auto lag en kan dus ook geen beschikkingsmacht daarover hebben gehad. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad -ook niet in voorwaardelijke zin- op het toebrengen van zwaar letsel (primair) en letsel (subsidiair).
Ten aanzien van de feiten 4, 5 en 6 heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Feit 1:
Verbalisanten hadden contact met ene “ [nickname] ” die een vuurwapen te koop aanbood en zij hebben toen een afspraak gemaakt voor een (pseudo)koop. Verdachte is met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de J.M. van der Meylaan gereden. De koop zou vlakbij deze locatie, bij het Hildo Kropplein, plaatsvinden. De medeverdachten zijn naar de (onopvallende) dienstauto van de verbalisanten gegaan. [medeverdachte 1] heeft in die auto tijdens de afwikkeling van de koop geld van de verbalisanten gepakt en is daarmee weggerend en naar de auto gerend waar [verdachte] in zat. [medeverdachte 2] heeft in de auto van de verbalisanten met pepperspray naar de verbalisanten gespoten.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte wist of had moeten weten dat [medeverdachte 1] geld zou wegnemen of dat [medeverdachte 2] met pepperspray zou spuiten. Nu verdachte zelf geen van de bovengenoemde strafbare handelingen heeft verricht en er geen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten kan worden vastgesteld, kan het aan verdachte tenlastegelegde feit niet bewezen worden. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 2:
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte wist of kon weten dat het wapen in de Toyota lag waarin hij reed en ook niet of hij daarover kon beschikken. De Toyota waarin het wapen is aangetroffen was een huurauto van Diks en sinds enige dagen gehuurd door een ander. Deze huurder heeft verklaard dat meerdere personen in die auto hebben gereden. Er zijn geen dactyloscopische of DNA-sporen van verdachte op het wapen aangetroffen en het
wapen lag ook niet zichtbaar in de auto. Het werd achter onder de bestuurdersstoel aangetroffen. Er is ook geen bewijs dat verdachte het wapen in de auto heeft gelegd of dat hij wist dat het er lag, zodat de rechtbank hem voor dit feit zal vrijspreken.
3.3.2.
Het oordeel over het onder 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde
De rechtbank vindt deze feiten bewezen.
Feit 3
Verdachte heeft erkend dat hij op 11 december 2022 de bestuurder van de auto is geweest. Uit het proces-verbaal van de verbalisanten AD332 en AD214 blijkt dat de bestuurder van de auto met aanzienlijke snelheid op hen af is gereden en tegen hen is aangereden. Hij rijdt op dat moment ook achteruit, hetgeen een bewuste handeling is geweest.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van mening dat dit gekwalificeerd dient te worden als een poging zware mishandeling. Voor beantwoording van de vraag of daarvan sprake is dient te worden beoordeeld of sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de zware mishandeling, in die zin dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg (zwaar lichamelijk letsel) zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten waaronder dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in een personenauto op verbalisanten, die op een motor zaten, is ingereden. Personen die op een motor zitten zijn erg kwetsbaar. De verbalisant verklaart dat zijn been klem kwam te zitten tussen het voertuig en de motor. Dit ondersteunt deze kwetsbaarheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat indien motorrijders door een rijdende personenauto worden geraakt en ten val kunnen komen, de kans op zwaar lichamelijk letsel groot is en daarom aanmerkelijk te noemen is. Van verdachte mag worden verlangd dat hij ook wetenschap had van die aanmerkelijke kans. Het handelen van verdachte, in een personenauto met aanzienlijke snelheid op de verbalisanten af rijden, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisanten, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard. De rechtbank vindt het primair ten laste gelegde bewezen.
Feit 4
Op basis van hetgeen is beschreven in de processen-verbaal van de verbalisanten ter plaatse stelt de rechtbank vast dat de bestuurder van de auto door zijn rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt zoals in de tenlastelegging omschreven. Verdachte heeft erkend dat hij de bestuurder van de auto is geweest en dat hij is gaan racen. De rechtbank zal ook dit feit bewezen verklaren.
Feit 5
Verdachte heeft erkend dat hij op 11 december 2022 een auto heeft bestuurd terwijl hij wist dat hij geen rijbewijs had. Uit de informatie die een verbalisant van de RDW heeft gekregen blijkt ook dat aan verdachte geen rijbewijs is afgegeven.
Feit 6
In de woning aan de [adres] heeft de politie verdovende middelen aangetroffen. Uit laboratoriumonderzoek is gebleken dat het gaat om 5,28 gram cocaïne en 137 gram tabletten met MDMA. Verdachte is in de woning aangehouden en hij heeft bekend dat hij de harddrugs voorhanden heeft gehad.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
3.
op 11 december 2022 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan opsporingsambtenaren AD332 en/of AD214 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een personenauto met een aanzienlijke snelheid in de richting van die opsporingsambtenaren AD332 en AD214 is gereden en is blijven rijden en vervolgens met die personenauto tegen een politiemotor is aangereden, terwijl opsporingsambtenaren AD332 en AD214 op voornoemd voertuig zaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op 11 december 2022 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar verkeer openbare wegen, waaronder in de richting van de Funenkade en de Zeeburgerstraat en de Mauritskade, rijdende met een hoge snelheid, met dat voertuig achteruit in de richting van de Zeeburgerstraat heeft gereden en vervolgens meermalen stoptekens gegeven door opsporingsambtenaren AD332 en AD214 heeft genegeerd en in de richting van die opsporingsambtenaren AD332 en AD214 is gereden en is blijven rijden zonder voldoende zijn snelheid te minderen en vervolgens met dat voertuig tegen een politiemotor is aangereden, terwijl opsporingsambtenaren AD332 en AD214 op voornoemde politiemotor zaten en vervolgens met een hoge snelheid met dat voertuig achteruit over een trottoir en een fietspad in de richting van de Zeeburgerstraat is gereden op een moment dat zich daar meerdere voetgangers/fietsers bevonden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
5.
op 11 december 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op voor het openbaar verkeer openbare wegen, waaronder op of in de richting van de Funenkade en de Zeeburgerstraat en de Mauritskade, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
6.
op 16 december 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,28 gram cocaïne en 137 gram MDMA (306 MDMA tabletten), in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt daar onderdeel van uit.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten 1, 2, 3 en 6 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, voor feit 4 tot een geldboete van € 1.000,- en voor feit 5 tot twee weken hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat zij de eis te hoog vindt nu het niet gaat om een overval maar hoogstens om het wegnemen van geld. Verdachte staat open voor begeleiding van reclassering en Exodus.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een personenauto gereden terwijl hij niet beschikte over het daarvoor vereiste rijbewijs. Hij heeft verder op zodanige wijze gereden dat hij andere personen in gevaar kon brengen en ook heeft gebracht. Het was midden op de dag en er waren andere weggebruikers op de door hem afgelegde route, waaronder voetgangers en fietsers. Hij is ook daadwerkelijk tegen twee verbalisanten en hun motor aangereden. Zij hadden daardoor ernstig gewond kunnen raken. Verder is bij verdachte een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs aangetroffen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straffen in gelijke zaken.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 2 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld en dat hij de onderhavige feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee. Ook blijkt uit zijn strafblad dat aan verdachte op 9 februari 2023 een strafbeschikking is opgelegd, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De reclassering heeft in haar rapport van 16 maart 2023 geschreven dat zij het risico op recidive als hoog inschat. Verdachte heeft geen stabiliteit op diverse leefgebieden en
interventies zijn nodig om de kans op recidive te verlagen. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, onder meer omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
De rechtbank vindt voor de bewezen verklaarde misdrijven onder feit 3 en feit 6 een gevangenisstraf van negen maanden passend en geboden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank zal daaraan een proeftijd van twee jaar verbinden en de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden opleggen. De rechtbank vindt het noodzakelijk dat middels de bijzondere voorwaarden geprobeerd gaat worden het recidiverisico te verkleinen.
Voor de overtreding van feit 4 legt de rechtbank een geldboete van € 1.000,- op en voor feit 5 een week hechtenis.

7.Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Rotterdam van 10 juli 2020, onder parketnummer 10-754530-19 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
Verdachte is bij besluit van 3 november 2021 op grond van artikel 6:2:10 Sv met ingang van 20 december 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt (artikel 6:2:11 lid 1 onder a Sv). De rechtbank Rotterdam heeft de proeftijd op 22 december 2022 met een jaar verlengd.
Bij de stukken bevindt zich de op 20 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 10-754530-19, met v.i.-zaaknummer 99/000820-37.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 180 dagen.
De officier van justitie heeft op zitting gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen. Het belang dat verdachte heeft bij het voortzetten van de begeleiding na detentie is groter dan het belang van de maatschappij om de v.i. te herroepen. Ook maakt een dreigende situatie de detentie zwaar voor verdachte.
Zoals naar voren is gekomen in dit vonnis, is gebleken dat verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde strafbare feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. Verdachte wist dat hij op zijn tellen moest passen en is desondanks tot het
plegen van deze feiten over gegaan. Dat kan niet zonder consequenties blijven, ondanks dat de rechtbank ziet dat verdachte een strak begeleidingskader nodig heeft. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen en gelasten dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd een deel, te weten 180 dagen, alsnog moet worden ondergaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 45, 57, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 5, 107 en 177 en van de Wegenverkeerswet en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder
3 primair, 4, 5 en 6ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 3 primair:
Poging tot zware mishandeling
Feit 4:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Feit 5:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Feit 6:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet zich na oproep melden bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 in Amsterdam. Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd blijven melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- Veroordeelde moet gedurende de proeftijd meewerken aan begeleid wonen of verblijf in een maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan het de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- Veroordeelde moet zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk of een dagbesteding met een vaste structuur;
- Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- Veroordeelde werkt mee aan begeleiding door een persoonlijk begeleider van Exodus.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde feit tot
hechtenis van 1 (één) week.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde feit tot een
geldboete van € 1.000,-(duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen.
Wijst toede vordering strekkende tot
herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelast dat een gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 180 (honderdtachtig) dagen, alsnog wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en A. Briejer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2023.