ECLI:NL:RBAMS:2023:2039

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
13/337885-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een bakfiets met vrijspraak voor medeplegen en oplegging van ISD-maatregel

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een bakfiets op 10 november 2022 in Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, waarbij de officier van justitie, mr. M. Braber, de vordering heeft ingediend. De verdachte, geboren in 1988 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van medeplegen van diefstal, maar de rechtbank heeft hem vrijgesproken van deze beschuldiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van de bakfiets, die toebehoorde aan de aangever, en dat dit wettig en overtuigend bewezen was op basis van de beschikbare bewijsmiddelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de bakfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, en de verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen deze maatregel. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en heeft besloten de ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank heeft ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen afgewezen, omdat de ISD-maatregel prioriteit heeft.

De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/337885.22
Parketnummers vorderingen TUL: 13/123115-22 en 23/001472-21
Datum uitspraak: 23 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Braber, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E. M. Steller, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
medeplegen van diefstal van een bakfiets, op 10 november 2022 in Amsterdam, subsidiair ten laste gelegd als schuldheling.
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het primair tenlastegelegde feit kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden verklaard op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, op grond van de bewijsmiddelen in bijlage 2, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een bakfiets in Amsterdam en overweegt daarover het volgende.
Door [naam aangever] (hierna: aangever) is aangifte gedaan van diefstal van zijn bakfiets van het merk Urban Arrow in de nacht van 10 november 2022. Die nacht ging omstreeks 00:45 uur het GPS-alarm van zijn fiets op zijn telefoon af. Toen hij zag dat zijn fiets er niet meer stond is hij met de auto via de GPS-tracer de fiets gaan volgen. Aangever heeft de locatie van de fiets aan de politie doorgegeven en naar aanleiding daarvan heeft de politie twee verdachten met een bakfiets aangetroffen in de buurt van het Muzenplein. Het hoefijzerslot van de fiets was doorgeslepen en naast de fiets lag een schoudertas met daarin een slijptol. Toen aangever ter plaatse arriveerde herkende hij de bakfiets als de zijne.
Eén van de twee verdachten is weggerend en wist aan de politie te ontkomen. De andere verdachte, [medeverdachte 1] , is aangehouden. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die avond was benaderd door medeverdachte ‘ [alias] ’ om een fiets te gaan verkopen. Hij is met [alias] meegegaan en heeft gehoord dat [alias] met behulp van een elektrisch apparaat een fiets heeft opengemaakt. Toen kwam [alias] met de bakfiets aan. [medeverdachte 1] is in de bak van de fiets gaan zitten en samen zijn ze weggefietst naar het Amstelstation. Bij het Muzenplein zijn ze tegengehouden door de politie en toen is [alias] weggerend. [alias] wilde de fiets verkopen. [medeverdachte 1] verklaarde dat hij € 50,- zou krijgen als hij mee zou gaan.
[medeverdachte 1] verklaarde ook dat hij een tas met daarin een mobiele telefoon van [alias] heeft gekregen. De politie heeft deze telefoon in beslag genomen en onderzocht. Op basis van foto’s in de telefoon en het e-mailadres dat aan het profiel van de telefoon gekoppeld was, heeft de politie de vermoedelijke eigenaar van de telefoon en de tweede verdachte herkend, te weten [verdachte] . Het vermoeden dat [verdachte] de eigenaar is van de telefoon is vervolgens bevestigd door getuige [getuige] die verklaarde [verdachte] te kennen en vervolgens het telefoonnummer van [verdachte] aan de politie heeft gegeven. Toen de politie dit nummer belde ging de telefoon af die in beslag genomen was.
Op basis van deze feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [verdachte] dezelfde persoon is als ‘ [alias] ’ over wie medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde en dat wettig en overtuigend is bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de bakfiets van aangever op 10 november 2022 in Amsterdam.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage 2vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 10 november 2022 te Amsterdam, een bakfiets (merk Urban Arrow), die geheel of ten dele aan [naam aangever] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen bakfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1.
De eis van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonde aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, geen verweer gevoerd tegen de oplegging van de ISD-maatregel
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een fietsendiefstal. Dit is een vervelend feit, dat overlast veroorzaakt bij slachtoffers. Verdachte heeft met zijn handelen aangegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam, van 9 maart 2023, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
‘De heer [verdachte] komt reeds langdurig in aanraking met justitie wegens het plegen van vermogensdelicten, voornamelijk fietsendiefstal. Zijn delictgedrag is gerelateerd aan zijn financiële situatie, middelengebruik, houding en psychosociaal functioneren. Hij doorliep van 2016 tot en met 2018 de maatregel Inrichting Stelselmatige Daders (ISD) en voldoet wederom aan de criteria van deze maatregel.
De heer [verdachte] is langdurig bekend bij de reclassering. Eerdere trajecten werden voornamelijk negatief geretourneerd. Betrokkene kwam afspraken niet na en werkte niet mee aan de geïndiceerde hulpverlening. Zowel ambulant als klinische behandeltrajecten werden voortijdig negatief beëindigd. Betrokkene kreeg in 2019 en 2020 een kans om zichzelf te bewijzen binnen een schorsingstoezicht en een voorwaardelijke veroordeling met een klinische opname. Hij hield zich bij beide toezichten niet aan de afspraken en verliet de kliniek in maart 2020 tegen advies in.
Betrokkene beschikt niet over een vast woon- of verblijfadres en staat al enkele jaren nergens ingeschreven. Daarbij ontving betrokkene de afgelopen jaren geen inkomen en is het niet duidelijk hoe hij in zijn levensonderhoud voorzag of waar hij verbleef.
De heer [verdachte] beschikt niet over zinvolle dagbesteding en heeft een zeer beperkt steunend sociaal netwerk. Er is sprake van langdurige verslavingsproblematiek die in directe relatie staat tot zijn delictgedrag. Er is sprake van een ADHD diagnose en problemen op het gebied van psychosociaal functioneren.
Na de ISD maatregel van 2018 werd de heer [verdachte] al vier keer eerder op een ISD zitting geplaatst, omdat hij voldeed aan de harde en zachte criteria. In alle gevallen werd geadviseerd de maatregel opnieuw op te leggen, betrokkene is er destijds echter niet toe veroordeeld. Het feit dat betrokkene ondanks een eerdere oplegging van de ISD maatregel blijft recidiveren en het recidive risico derhalve hoog moet worden geschat, vormt een reden de ISD maatregel te adviseren.
Reclassering Inforsa ziet geen mogelijkheden om betrokkene te begeleiden binnen een drangkader, gelet op zijn voorgeschiedenis, houding en aanwezige problematiek. Een langdurig, intensief traject is geïndiceerd om gedragsverandering teweeg te brengen en het risico op recidive te verminderen. Enerzijds biedt de ISD maatregel een strak kader waarbij betrokkene kan werken aan gedragsverandering. Anderzijds kan betrokkene binnen de ISD maatregel teruggeplaatst worden naar de intramurale fase, ter bescherming van de maatschappij, mocht betrokkene zich in het kader van dwang blijven onttrekken aan zorg en begeleiding in de extramurale fase.
Advies over maatregelen en verboden:
Bij een veroordeling adviseren wij een onvoorwaardelijke ISD maatregel voor de duur van twee jaren. Reclassering Inforsa meent dat de maatregel zo lang mogelijk bescherming tegen terugval moet bieden, waarbij wordt beoogd om binnen een zo lang mogelijk termijn in de extramurale fase, betrokkene te binden aan zorg. Daarmee wordt het onttrekkingsrisico, na het wegvallen van het kader van de maatregel ISD, zoveel mogelijk ingeperkt.
Voor wat betreft de invulling van de maatregel ISD suggereert Reclassering Inforsa:
- In de intramurale fase actuele diagnostiek uit te voeren voor wat betreft de IQ-bepaling omdat het voortdurende middelengebruik en de gemiste maatschappelijke aansluiting sinds de IQ-bepaling van 2016, kan hebben geleid tot cognitieve achteruitgang. Eventueel kan daarbij ook de actuele impact van de persoonlijkheidsproblematiek worden onderzocht. Eveneens in de intramurale fase kan de in JCS geïndiceerde EMDR-behandeling worden uitgevoerd en kan betrokkene gebruik maken van het intramurale zorgaanbod van de ISD, zoals diverse trainingen en verslavingsbehandeling.
- In de extramurale fase kan de effectieve zorgtoeleiding buiten de detentiemuren plaatsvinden. Indien een klinische setting geïndiceerd wordt, meent rapporteur dat een hoge mate van beveiliging is aangewezen, omdat gelet op de ervaring met de heer [verdachte] , het risico op weglopen aanwezig is. Een beschermd wonen locatie waar de mogelijkheid is om na de maatregel ISD te blijven wonen (onder WMO of WLZ) is wenselijk om betrokkene blijvend te ondersteunen bij sociaal-maatschappelijke zaken.
Bij het opleggen van de maatregel houdt de rechtbank rekening met de positieve houding van verdachte. Hoewel hij er niet naar uitkijkt om vast te zitten, heeft hij ter terechtzitting laten blijken dat hij gemotiveerd is om zijn levensomstandigheden te verbeteren. Hij ziet in dat de ISD-maatregel een kans biedt om zijn leven een positieve wending te geven. Daarbij heeft verdachte aangegeven dat hij in de toekomst gebaat zou zijn bij begeleid wonen en eventueel een klinische opname als dat nodig is in plaats van ambulante hulpverlening bij zijn verslavingsproblematiek.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 23 maart 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 10 november 2022 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 23 maart 2023 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte [verdachte] en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Vorderingen tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

9.1.
De vorderingen van de officier van justitie
Door de officier van justitie zijn twee vorderingen tenuitvoerlegging gedaan in de zaken met de parketnummers 13/123115-22 en 23/001472-21. Vanwege de vordering ISD acht de officier van justitie het echter niet langer opportuun om deze toe te wijzen.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van parketnummer 23/001472-21 toe te wijzen en te verrekenen met de voorlopige hechtenis in de huidige strafzaak. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van parketnummer 13/123115-22 heeft de raadsman verzocht deze af te wijzen, en het verzoek gedaan de bijzondere voorwaarde van opname in een zorginstelling, die aan het voorwaardelijk deel van deze straf is gekoppeld, te laten vervallen. Het is niet de bedoeling dat verdachte na de ISD-maatregel alsnog wordt opgenomen, maar verdachte zou wel graag een vangnet willen hebben na de ISD voor het geval hij weer tegen de verslavingsproblematiek aanloopt waar hij mee te kampen heeft. De overige bijzondere voorwaarden die bij deze straf horen kunnen daar aan bijdragen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging met de parketnummers 13/123115-22 en 23/001472-21 afwijzen omdat verdachte de ISD-maatregel opgelegd krijgt. Het ISD-traject moet, gelet op de problematiek van verdachte, zo snel mogelijk van start gaan. De tenuitvoerlegging van de twee voorwaardelijke veroordelingen zou een snelle start in de weg staan en dat vindt de rechtbank niet wenselijk. Het voorstel van de raadsman om één van de straffen te verrekenen met het in de huidige strafzaak ondergane voorarrest, kan de rechtbank niet overnemen omdat de rechtbank niet de instantie is die over de executie van de straf gaat. Ten aanzien van het laten vervallen van één van de bijzondere voorwaarden van de zaak met parketnummer 13/123115-22 is de rechtbank van oordeel dat deze voorwaarde niet behoeft te vervallen omdat deze alleen zal worden ingezet door de reclassering indien zij dat noodzakelijk acht. Als verdachte in de extramurale fase van de ISD-maatregel reeds een succesvolle opname in een kliniek of zorginstelling heeft afgerond, zal er geen reden zijn om deze bijzondere voorwaarde in te zetten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
Wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 13/123115-22 en 23/001472-21 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en M. van der Horst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2023.
[...]