ECLI:NL:RBAMS:2023:2037

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
13/286168-20 (ISD-toetsing)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de ISD-maatregel en beoordeling van recidiverisico

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde beoordeeld. De ISD-maatregel was eerder opgelegd op 24 februari 2021 voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder eerdere vonnissen en verzoeken tot tussentijdse toetsing. De veroordeelde heeft zich in het verleden onttrokken aan de ISD-maatregel en is gerecidiveerd, wat heeft geleid tot een herstart van de maatregel op 27 september 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidiverisico hoog is, mede door het nieuwe delict dat is gepleegd na de onttrekking. De deskundige heeft geadviseerd de maatregel voort te zetten, en de officier van justitie heeft dit verzoek ondersteund. De verdediging heeft echter betoogd dat er geen noodzaak is voor voortzetting, gezien het gedrag van de veroordeelde en de mogelijkheid van alternatieve trajecten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij en om de veroordeelde te helpen bij gedragsverandering. De rechtbank heeft daarom besloten de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten, met de nadruk op het belang van behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13/286168-20 (
tussentijdse toetsing ISD-maatregel)
BESLISSING
Deze rechtbank heeft op 24 februari 2021 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in [detentieplaats] .

Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 24 februari 2021;
  • de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2022, waarbij na een tussentijdse toetsing is beslist dat de ISD-maatregel dient te worden voorgezet;
  • het verzoek ex artikel 6:6:14 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge,
  • een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 17 februari 2023;
  • de stand van uitvoering van het verblijfsplan opgemaakt ten behoeve van de terechtzitting van 23 maart 2023, ondertekend door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur.
De rechtbank heeft op 23 maart 2023 de officier van justitie mr. M. Braber, veroordeelde, zijn raadsman, mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam, alsmede de deskundige, [naam] , verbonden aan [detentieplaats] , op de openbare terechtzitting gehoord.

Beoordeling

Verloop van het ISD-traject
Uit voornoemde stand van uitvoering van het verblijfsplan blijkt onder meer het volgende. Veroordeelde heeft zich eerder aan de ISD-maatregel onttrokken in de extramurale fase, toen hij in het kader van begeleid wonen verbleef bij [locatie] . Veroordeelde is hierna gerecidiveerd, waarna de ISD-maatregel on-hold is gezet omdat verdachte in deze nieuwe strafzaak zijn straf moest uitzitten. De ISD-maatregel is op 27 september 2022 weer gaan lopen. De maatregel loopt vooralsnog af op 16 november 2023. Momenteel wordt er gekeken of het lukt om vanuit de gesloten setting met hulpverlening in de extramurale fase een positieve wending te geven aan het leven van veroordeelde.
Na de herplaatsing in [detentieplaats] , is veroordeelde besproken op het trajectbepalingsoverleg van 22 november 2022. Veroordeelde is aangemeld voor de training ‘Jij aan het roer’. Voorgesteld wordt dat het ambulante traject wordt voortgezet en dat er behandelingen en trainingen zullen plaatsvinden met betrekking tot financiën. Veroordeelde is hiervoor aangemeld en staat op de wachtlijst.
Geadviseerd wordt dat de ISD-maatregel wordt voortgezet. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, mede gelet op het nieuwe delict dat door veroordeelde is gepleegd nadat hij zich had onttrokken tijdens de extramurale fase. Voortzetting van de maatregel is noodzakelijk ter bescherming van de maatschappij en zodat aan veroordeelde hulp kan worden geboden op diverse leefgebieden, met name om het delictpatroon te doorbreken.
Advies van de deskundige
De deskundige heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Het delictgedrag van veroordeelde dient op de voorgrond te staan bij de beoogde ambulante behandeling. Veroordeelde is opnieuw aangemeld bij [ambulante GGZ instelling] , waar hij op de wachtlijst is geplaatst. Het is nog niet duidelijk of veroordeelde daar weer behandeld kan worden. Er moet nog een intakegesprek plaatsvinden. Daarna moet worden besproken waar de ambulante behandeling van veroordeelde uit moet bestaan. In het geval veroordeelde niet wordt aangenomen bij [ambulante GGZ instelling] , is Inforsa mogelijk een alternatief.
Voordat veroordeelde opnieuw extramuraal geplaatst kan worden, dient hij eerst intramuraal volledige medewerking te verlenen. Momenteel verloopt de dagbesteding/arbeid nog niet goed. Dat moet wel het geval zijn om verloven te kunnen verlenen en de verdere uitstroom te realiseren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. Getoetst moet worden of beëindiging van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, (drugs)overlast en verloedering van het publieke domein, én of er sprake is van een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt, waardoor voortzetting van de ISD-maatregel niet zinvol meer is. Veroordeelde heeft zich tijdens de onttrekking van de maatregel aan nieuwe strafbare feiten schuldig gemaakt. Het recidiverisico staat hiermee vast. Opheffing van de ISD-maatregel kan leiden tot onveiligheid en overlast. Dat de behandeling van veroordeelde vanwege de lange wachtlijst nog niet is gestart, maakt niet dat de maatregel dient te worden opgeheven. Voortzetting van de maatregel is zinvol omdat er nog steeds inspanningen worden geleverd om de behandeling op te zetten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat in het voortgangsverslag enkel oude informatie is opgenomen. Er lijkt niets te gebeuren ter invulling van de ISD-maatregel. Hierover zijn – naast het toetsingsverzoek – verschillende klachten ingediend. Sinds de ISD-maatregel is hervat heeft veroordeelde zich voorbeeldig gedragen. Dat hij momenteel niet aan arbeid deelneemt is niet aan hem te wijten. Daarnaast is er geen noodzaak voor behandeling. Deze is meestal gericht op verslavingsproblematiek, waar veroordeelde niet mee kampt. Veroordeelde past niet binnen de doelgroep van de ISD-maatregel; in het kader van detentiefasering of voorwaardelijke invrijheidstelling had hem een passender traject kunnen worden geboden. Voortzetting van de ISD-maatregel betekent dat veroordeelde een kale gevangenisstraf uitzit. Bij opheffing van de ISD-maatregel kan hij bij zijn moeder terecht. Daarnaast kan er via het netwerk van de raadsman passend werk worden gevonden. Er is daarmee een passend alternatief voor de ISD-maatregel voorhanden, wat maakt dat voortzetting niet noodzakelijk is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m lid 2 Sr is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde op de openbare terechtzitting stelt de rechtbank vast dat veroordeelde zich in een eerder stadium aan de ISD-maatregel heeft onttrokken en daarna is gerecidiveerd. In het verblijfsplan wordt het recidiverisico nog altijd als hoog ingeschat.
Dat maakt dat beëindiging van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid.
De vervolgvraag is of er omstandigheden zijn die buiten de macht van veroordeelde liggen op grond waarvan voortzetting van de maatregel niet meer zinvol is.
Sinds de maatregel is hervat, zijn er behalve de training ‘Jij aan het roer’ geen echt concrete stappen gezet om het recidiverisico verder terug te dringen. Veroordeelde is aangemeld bij [ambulante GGZ instelling] , maar er heeft nog geen intakegesprek plaatsgevonden.
Het is echter niet zo dat hiermee kan worden gezegd dat voortzetting niet meer zinvol is.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat in het resterende deel van de ISD-maatregel wordt ingezet op behandeling, teneinde het recidiverisico terug te dringen. Het is van belang dat veroordeelde handvatten krijgt om gedragsverandering te realiseren en te voorkomen dat hij opnieuw delicten pleegt. Dit is noodzakelijk ter bescherming van de maatschappij.
Om het resterende deel van de ISD-maatregel effectief te kunnen invullen en tot die gedragsverandering te komen, is het van belang dat er op korte termijn duidelijkheid komt over de plaatsing bij [ambulante GGZ instelling] of een andere kliniek. Om ervoor te zorgen dat veroordeelde gemotiveerd wordt om de ISD-maatregel succesvol af te ronden, verzoekt de rechtbank de instelling hem van alle vorderingen op de hoogte te houden.
Daarom wordt als volgt beslist.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en M. van der Horst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2023.